[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31907 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de invoering van een nieuwe regeling voor de plaats van dienst voor de heffing van omzetbelasting, alsmede een nieuwe regeling voor de teruggaaf van omzetbelasting aan in een andere lidstaat gevestigde ondernemers (implementatie richtlijnen BTW-pakket)

Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de invoering van een nieuwe regeling voor de plaats van dienst voor de heffing van omzetbelasting, alsmede een nieuwe regeling voor de teruggaaf van omzetbelasting aan in een andere lidstaat gevestigde ondernemers (implementatie richtlijnen BTW-pakket)

Eindtekst

Nummer: 2010D10308, datum: 2009-09-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z05886:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

29 september 2009



Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de
invoering van een nieuwe regeling voor de plaats van dienst voor de
heffing van omzetbelasting, alsmede een nieuwe regeling voor de
teruggaaf van omzetbelasting aan in een andere lidstaat gevestigde
ondernemers (implementatie richtlijnen BTW-pakket)



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de
wetgeving inzake omzetbelasting aan te passen overeenkomstig richtlijn
2008/8/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn
2006/112/EG wat betreft de plaats van een dienst (PbEU L 44),
overeenkomstig Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot
vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG
vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan
belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een
andere lidstaat gevestigd zijn (PbEU L 44) en overeenkomstig Richtlijn
2008/117/EG van de Raad van 16 december 2008 tot wijziging van de
Richtlijn 2006/112/EG wat betreft fraudebestrijding in het
intracommunautaire verkeer (PbEU L 14);

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 2a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel h komt te luiden:

	h. intracommunautair goederenvervoer: het vervoer van goederen waarvan
de plaats van vertrek en de plaats van aankomst op het grondgebied van
twee verschillende lidstaten zijn gelegen:

	2. In onderdeel q wordt “onder andere” vervangen door: met name.

B

	Na artikel 4 wordt ingevoegd:

AFDELING 1A  PLAATS VAN LEVERING

C

	De artikelen 6, 6a en 6b worden vervangen door:

AFDELING 1B  PLAATS VAN EEN DIENST

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 6

	1. De plaats van een dienst, verricht voor een als zodanig handelende
ondernemer, is de plaats waar die ondernemer de zetel van zijn
bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel
verricht voor een vaste inrichting van de ondernemer op een andere
plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft
gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste
inrichting zich bevindt. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste
inrichting, geldt als plaats van de dienst de woonplaats of
gebruikelijke verblijfplaats van de ondernemer die deze diensten
afneemt.

	2. De plaats van een dienst, verricht voor een andere dan ondernemer,
is de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn
bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel
verricht vanuit een vaste inrichting van de dienstverrichter, op een
andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening
heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze
vaste inrichting zich bevindt. Bij gebreke van een dergelijke zetel of
vaste inrichting, geldt als plaats van de diensten de woonplaats of de
gebruikelijke verblijfplaats van de dienstverrichter.

Paragraaf 2. Bijzondere bepalingen

Artikel 6a

	De plaats van een dienst die voor andere dan ondernemers wordt verricht
door een tussenpersoon die in naam en voor rekening van derden handelt,
is de plaats waar de onderliggende handeling overeenkomstig de
bepalingen van deze wet wordt verricht.

Artikel 6b

	De plaats van een dienst die betrekking heeft op een onroerende zaak,
met inbegrip van diensten van experts en makelaars in onroerende zaken,
het verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met
een soortgelijke functie, zoals vakantiekampen of locaties die zijn
ontwikkeld voor gebruik als kampeerterreinen, het verlenen van
gebruiksrechten op een onroerende zaak, alsmede van diensten die erop
gericht zijn de uitvoering van bouwwerken voor te bereiden of te
coördineren, zoals de diensten verricht door architecten en door
bureaus die toezicht houden op de uitvoering van het werk, is de plaats
waar de onroerende zaak is gelegen.

Artikel 6c

	1. De plaats van personenvervoerdiensten is de plaats waar het vervoer
plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden.

	2. De plaats van andere goederenvervoerdiensten voor andere dan
ondernemers dan het intracommunautaire goederenvervoer, is de plaats
waar het vervoer plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde
afstanden.

	3. De plaats van intracommunautaire goederenvervoerdiensten voor andere
dan ondernemers, is de plaats van vertrek.

Artikel 6d

	De plaats van een dienst en van daarmee samenhangende diensten, in
verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke,
educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteiten, zoals
beurzen en tentoonstellingen, inclusief de diensten van de organisatoren
van dergelijke activiteiten, is de plaats waar die activiteiten
daadwerkelijk plaatsvinden.

Artikel 6e

	De plaats van de volgende diensten die voor andere dan ondernemers
worden verricht, is de plaats waar die diensten daadwerkelijk worden
verricht:

	a. activiteiten die met vervoer samenhangen, zoals laden, lossen,
intern vervoer en soortgelijke activiteiten;

	b. deskundigenonderzoeken en werkzaamheden met betrekking tot roerende
lichamelijke zaken.

Artikel 6f

	1. De plaats van restaurant- en cateringdiensten is de plaats waar die
diensten materieel worden verricht.

	2. De plaats van restaurant- en cateringdiensten die materieel worden
verricht aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens het in de
Gemeenschap verrichte gedeelte van een passagiersvervoer, is de plaats
van vertrek van het passagiersvervoer.

Artikel 6g

	1. De plaats van dienst van kortdurende verhuur van een vervoermiddel
is de plaats waar dat vervoermiddel daadwerkelijk ter beschikking van de
afnemer wordt gesteld.

	2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder "kortdurende
verhuur" verstaan: het ononderbroken bezit of gebruik van het
vervoermiddel gedurende een periode van ten hoogste dertig dagen, en
voor schepen ten hoogste negentig dagen.

Artikel 6h

	1. De plaats van elektronische diensten, die worden verricht voor een
andere dan ondernemer die in een lidstaat gevestigd is of daar zijn
woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, door een ondernemer
die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening buiten de Gemeenschap heeft
gevestigd of daar over een vaste inrichting beschikt van waaruit de
dienst wordt verricht, of, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste
inrichting, zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten de
Gemeenschap heeft, is de plaats waar de andere dan ondernemer gevestigd
is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

	2. Het feit dat de dienstverrichter en de afnemer langs elektronische
weg berichten uitwisselen, betekent op zich niet dat de verrichte dienst
een elektronische dienst is.

Artikel 6i

	1. De plaats van de volgende diensten, verricht voor een andere dan
ondernemer die buiten de Gemeenschap gevestigd is of aldaar zijn
woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, is de plaats waar deze
persoon gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats
heeft:

	a. de overdracht en het verlenen van auteursrechten, octrooien,
licentierechten, handelsmerken en soortgelijke rechten;

	b. diensten op het gebied van de reclame;

	c. diensten verricht door raadgevende personen, ingenieurs,
adviesbureaus, advocaten, accountants en andere soortgelijke diensten,
alsmede gegevensverwerking en informatieverschaffing;

	d. de verplichting om een beroepsactiviteit of een in dit artikel
vermeld recht geheel of gedeeltelijk niet uit te oefenen;

	e. bank-, financiële en verzekeringsverrichtingen met inbegrip van
herverzekeringsverrichtingen en met uitzondering van de verhuur van
safeloketten;

	f. het beschikbaar stellen van personeel;

	g. de verhuur van roerende lichamelijke zaken, met uitzondering van
alle vervoermiddelen;

	h. het bieden van toegang tot aardgas- en
elektriciteitsdistributiesystemen alsmede het verrichten van transport-
en transmissiediensten via deze systemen en het verrichten van andere
daarmee rechtstreeks verbonden diensten;

	i. telecommunicatiediensten;

	j. radio- en televisieomroepdiensten;

	k. elektronische diensten.

	2. Het feit dat de dienstverrichter en de afnemer langs elektronische
weg berichten uitwisselen, betekent op zich niet dat de verrichte dienst
een elektronische dienst is.

Paragraaf 3. Voorkoming van niet-heffing

Artikel 6j

	De hierna genoemde diensten die worden verricht door ondernemers die
buiten de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste
inrichting hebben van waaruit de dienst wordt verricht, of die, bij
gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, hun woonplaats of
gebruikelijke verblijfplaats buiten de Gemeenschap hebben, en de plaats
van die diensten buiten de Gemeenschap is gelegen worden aangemerkt als
worden zij in Nederland verricht, wanneer het werkelijke gebruik en de
werkelijke exploitatie in Nederland plaatsvinden:

	a. diensten, bestaande in de verhuur van vervoermiddelen, die worden
verricht voor andere dan ondernemers die in Nederland wonen of zijn
gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben waarvoor de
diensten worden verricht;

	b. diensten als bedoeld in artikel 6i, eerste lid, onderdelen a tot en
met g, die worden verricht voor in Nederland gevestigde lichamen in de
zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers;

	c. diensten als bedoeld in artikel 6i, eerste lid, onderdelen i en j,
die worden verricht voor andere dan ondernemers die in Nederland
gevestigd zijn of er hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats
hebben.

AFDELING 1C  ONDERNEMER

D

	Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

	Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd luidende:

	7. Voor de toepassing van de regels betreffende de plaats van dienst in
deze wet en in de daarop gebaseerde bepalingen wordt:

	a. een ondernemer die ook werkzaamheden of handelingen verricht die
niet als belastbare

goederenleveringen of diensten in de zin van artikel 2, lid 1, van
BTW-richtlijn 2006 worden beschouwd, met betrekking tot alle voor hem
verrichte diensten als ondernemer aangemerkt;

	b. een rechtspersoon, andere dan ondernemer, die voor btw-doeleinden is
geĂŻdentificeerd, als ondernemer aangemerkt;

E

	Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt “Ingeval de ondernemer die een levering
als bedoeld in artikel 5b of een dienst als bedoeld in artikel 6, tweede
lid, onderdeel d, 10Âș, artikel 6a of artikel 6b verricht” vervangen
door: Ingeval de ondernemer die een levering als bedoeld in artikel 5b
of een dienst als bedoeld in artikel 6, eerste lid, verricht.

	2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, wordt na het
derde lid een lid ingevoegd, luidende:

	4. Voor de toepassing van dit artikel wordt een ondernemer die een
vaste inrichting heeft in Nederland, geacht een niet in Nederland
gevestigde ondernemer te zijn wanneer aan de volgende voorwaarden is
voldaan:

	a. hij verricht in Nederland een belastbare goederenlevering of een
dienst;

	b. bij het verrichten van die goederenlevering of die dienst is de
vaste inrichting in Nederland niet betrokken.

F

	Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na “had moeten geschieden”
ingevoegd: tenzij sprake is van een dienst waarover de belasting op
grond van artikel 12, tweede lid, verschuldigd is door de afnemer van
deze dienst, in welk geval de belasting verschuldigd wordt op het
tijdstip waarop de dienst wordt verricht.

	2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, worden de
diensten waarvan de belasting op  grond van artikel 12, tweede lid,
verschuldigd is door de afnemer van deze diensten en die doorlopend
worden verricht gedurende een periode langer dan Ă©Ă©n jaar geacht bij
de afloop van elk kalenderjaar te zijn voltooid zolang de
dienstverrichting doorloopt en die geen aanleiding geven tot
afrekeningen of betalingen in die periode.

	Afdeling 7 van Hoofdstuk V, Bijzondere regelingen komt te luiden:

AFDELING 7  REGELING VOOR NIET IN DE GEMEENSCHAP GEVESTIGDE ONDERNEMERS
DIE ELEKTRONISCHE DIENSTEN VERRICHTEN AAN ANDERE DAN ONDERNEMERS

G

	Artikel 28q wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel c wordt “de lidstaat waar overeenkomstig artikel 6,
tweede lid, onderdeel f, elektronische diensten worden verricht”
vervangen door: de lidstaat waar overeenkomstig artikel 6h elektronische
diensten worden verricht.

H

	Van Hoofdstuk VI wordt het opschrift “Bijzondere bepalingen”
vervangen door: Diverse bepalingen. Voorts wordt na het opschrift
toegevoegd: AFDELING 1  TERUGGAAF VAN BELASTING.

I

	Onder vernummering van de artikelen 30a, 31 en 32 tot de artikelen 37c,
37d en 37e, wordt na artikel 30 ingevoegd:

Artikel 31

	1. Een verzoek om teruggaaf van belasting geschiedt bij de aangifte
over het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.

	2. In gevallen waarin geen aangifte op de voet van artikel 14 moet
worden ingediend, geschiedt een verzoek om teruggaaf door het doen van
aangifte.

	3. Indien een verzoek om teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, wordt
gedaan door een ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd
en aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit zakelijke handelingen
worden verricht, maar die is gevestigd in een andere lidstaat, is het
bepaalde in afdeling 2, paragrafen 1 en 2 mede van toepassing.

	4. Indien een verzoek om teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, wordt
ingediend door een ondernemer die niet in Nederland en niet in de
Gemeenschap woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft,
dient het verzoek betrekking te hebben op belasting waarvoor het recht
op teruggaaf is ontstaan in een tijdvak van ten minste drie maanden en
ten hoogste een kalenderjaar. Het tijdvak mag evenwel korter zijn dan
drie maanden indien deze periode het resterende deel van een
kalenderjaar betreft. De verzoeken kunnen mede belasting betreffen
waarvoor het recht op teruggaaf is ontstaan in een ander tijdvak van
hetzelfde kalenderjaar, maar waarvoor eerder geen verzoek om teruggaaf
werd ingediend. Het verzoek moet worden ingediend binnen zes maanden na
afloop van het kalenderjaar waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.

	5. Indien een verzoek om teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, wordt
ingediend door een ander dan een ondernemer genoemd in het derde lid of
vierde lid, dient het verzoek betrekking te hebben op belasting waarvoor
het recht op teruggaaf is ontstaan in een kwartaal en moet het verzoek
worden ingediend binnen drie maanden na afloop van dat kwartaal.

	6. In gevallen als bedoeld in het vierde lid, wordt in afwijking van
artikel 17 geen teruggaaf verleend indien het verzoek betrekking heeft
op een bedrag aan belasting van minder dan € 400. Betreft een verzoek
om teruggaaf als is bedoeld in het vierde lid evenwel een kalenderjaar
of het resterende gedeelte daarvan, dan moet het bedrag aan belasting
waarop het verzoek betrekking heeft ten minste € 50 belopen.

	7. Een ondernemer die niet in de Gemeenschap woont of is gevestigd en
in Nederland geen vaste inrichting heeft, behoeft bij een verzoek om
teruggaaf, in afwijking van artikel 57 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, geen domicilie in Nederland te kiezen. Bij
ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de
wijze waarop deze ondernemers moeten aantonen, dat zij ondernemer zijn
in de zin van artikel 7.

	8. De inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar
vatbare beschikking.

AFDELING 2  TERUGGAAF AAN ONDERNEMERS DIE NIET IN DE LIDSTAAT VAN
TERUGGAAF MAAR IN EEN ANDERE LIDSTAAT GEVESTIGD ZIJN

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 32

	Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop gebaseerde bepalingen
wordt verstaan onder:

	a. niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer: iedere
ondernemer in de zin van artikel 7, eerste en tweede lid, die niet in de
lidstaat van teruggaaf, maar in een andere lidstaat gevestigd is;

	b. lidstaat van teruggaaf: de lidstaat waar de belasting aan de niet in
de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer in rekening werd
gebracht ter zake van de voor genoemde ondernemer door andere
ondernemers in deze lidstaat verrichte diensten of goederenleveringen,
dan wel ter zake van de invoer van goederen in deze lidstaat;

	c. teruggaaftijdvak: het tijdvak waarop het teruggaafverzoek betrekking
heeft;

	d. teruggaafverzoek: het verzoek om teruggaaf van de aan de niet in de
lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer in rekening gebrachte
belasting ter zake van de voor genoemde ondernemer door andere
ondernemers in deze lidstaat verrichte diensten of goederenleveringen,
of ter zake van de invoer van goederen in deze lidstaat;

	e. aanvrager: de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde
ondernemer die het teruggaafverzoek doet.

Artikel 32a

	1. Betreft het teruggaafverzoek een teruggaaftijdvak van minder dan
Ă©Ă©n kalenderjaar, doch van ten minste drie maanden, dan moet het
belastingbedrag waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft ten minste
400 euro of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid belopen.

	2. Betreft het teruggaafverzoek een teruggaaftijdvak van een
kalenderjaar of het resterende gedeelte van een kalenderjaar, dan moet
het belastingbedrag ten minste 50 euro of de tegenwaarde daarvan in de
nationale munteenheid belopen.

Paragraaf 2. Teruggaaf van in Nederland in rekening gebrachte belasting
aan ondernemers uit een andere lidstaat

Artikel 32b

	Een niet in Nederland gevestigde ondernemer kan een teruggaafverzoek
doen voor in Nederland in rekening gebrachte belasting ter zake van aan
hem door andere ondernemers in Nederland verrichte diensten of
goederenleveringen dan wel ter zake van de invoer, indien hij aan de
volgende voorwaarden voldoet:

	a. tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij in Nederland noch de
zetel van zijn bedrijfsuitoefening gehad, noch een vaste inrichting van
waaruit zakelijke handelingen werden verricht, noch, bij gebreke van een
dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn
gebruikelijke verblijfplaats;

	b. tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij geen goederenleveringen
of diensten verricht waarvan de plaats geacht wordt in Nederland te zijn
gelegen, met uitzondering van de volgende handelingen:

	1°. vervoerdiensten en daarmee samenhangende diensten die vrijgesteld
zijn krachtens artikel 39 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
dan wel vallen onder het tarief van nihil krachtens artikel 9, tweede
lid, onderdeel b, en de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel b,
post 1, 2, 4 of 54;

	2°. goederenleveringen of dienstverrichtingen waarvan de afnemer
krachtens artikel 12, tweede, derde of vierde lid, de belasting
verschuldigd is.

Artikel 32c

	Deze paragraaf is niet van toepassing ten aanzien van:

	a. ingevolge deze wet incorrect gefactureerde belastingbedragen;

	b. gefactureerde belastingbedragen voor goederenleveringen die
krachtens artikel 9, tweede lid, onderdeel b, en de bij deze wet
behorende tabel II, onderdeel a, post 6, onder het tarief van nihil
vallen;

	c. gefactureerde belastingbedragen voor leveringen van goederen die
door of voor rekening van een niet in Nederland gevestigde afnemer
worden verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de Gemeenschap,
welke leveringen krachtens artikel 9, tweede lid, onderdeel b, en de bij
deze wet behorende bijlage II, onderdeel a, post 2, onder het tarief van
nihil vallen.

Artikel 32d

	1. De niet in Nederland gevestigde ondernemer wordt op verzoek
teruggaaf verleend van de belasting die werd geheven ter zake van de aan
hem door andere ondernemers in Nederland verrichte goederenleveringen of
diensten, of ter zake van de invoer van goederen in Nederland, voor
zover deze goederen of diensten worden gebruikt voor de volgende
handelingen:

	a. de handelingen bedoeld in artikel 15, tweede lid, onderdelen a en b;

	b. handelingen, waarvan de afnemer overeenkomstig artikel 12, tweede,
derde en vierde lid, tot voldoening van de belasting is gehouden.

	2. Onverminderd het bepaalde in artikel 32e wordt voor de toepassing
van deze afdeling het recht op teruggaaf van voorbelasting bepaald
overeenkomstig de daarvoor geldende bepalingen van deze wet.

Artikel 32e

	1. Om in Nederland recht te hebben op teruggaaf verricht een niet in
Nederland gevestigde ondernemer handelingen die in de lidstaat van
vestiging een recht op aftrek doen ontstaan.

	2. Wanneer een niet in Nederland gevestigde ondernemer in de lidstaat
waar hij gevestigd is, zowel handelingen verricht die in die lidstaat
een recht op aftrek doen ontstaan, als handelingen die in die lidstaat
geen recht op aftrek doen ontstaan, kan van het overeenkomstig artikel
32d voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag slechts dat gedeelte van
de belasting door Nederland worden teruggegeven dat overeenkomstig
artikel 173 van BTW-richtlijn 2006, zoals toegepast door de lidstaat van
vestiging, aan eerstgenoemde handelingen kan worden toegerekend.

Artikel 32f

	1. Een niet in Nederland gevestigde ondernemer die in Nederland
teruggaaf van de belasting wenst te verkrijgen, richt langs
elektronische weg een teruggaafverzoek tot Nederland, dat hij indient
bij zijn lidstaat van vestiging, via de door deze lidstaat ingestelde
portaalsite.

	2. Het verzoek bevat alle informatie die daartoe bij ministeriële
regeling is voorgeschreven overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 8
en 9, lid 1, van Richtlijn 2008/9/EG.

	3. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aanvrager langs
elektronische weg aanvullende gegevens verstrekt met betrekking tot
iedere in artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2008/9/EG vermelde code, voor
zover die gegevens noodzakelijk zijn wegens in Nederland geldende
beperkingen van het recht op aftrek of voor de toepassing van een
krachtens artikel 395 of 396 van BTW-richtlijn 2006 aan Nederland
verleende, voor dit geval relevante afwijking.

	4. Artikel 57 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is niet van
toepassing met betrekking tot ondernemers die een verzoek doen als
bedoeld in het eerste lid.

Artikel 32g

	Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aanvrager,
onverminderd de krachtens artikel 32n verlangde gegevens, tezamen met
het teruggaafverzoek langs elektronische weg een afschrift van de
factuur of het invoerdocument overlegt, wanneer de maatstaf van heffing
op de factuur of het invoerdocument 1000 euro of meer beloopt. Indien
de factuur betrekking heeft op brandstof, is dit drempelbedrag
250 euro.

Artikel 32h

	Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de aanvrager tezamen
met het teruggaafverzoek zijn beroepsactiviteit omschrijft aan de hand
van de geharmoniseerde codes die worden bepaald volgens
artikel 34 bis, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr.
1798/2003.

Artikel 32i

	Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke taal of talen de
aanvrager kan gebruiken voor het verstrekken van de gegevens in het
teruggaafverzoek of van mogelijke andere aanvullende gegevens die moeten
worden verstrekt.

Artikel 32j

	1. Indien het vermelde pro rata voor de toepassing van de aftrek
overeenkomstig artikel 175 van BTW-richtlijn 2006 na de indiening van
het teruggaafverzoek wordt aangepast, corrigeert de aanvrager het bedrag
dat wordt teruggevraagd of dat reeds is teruggegeven.

	2. De correctie vindt plaats in een teruggaafverzoek dat gedaan wordt
binnen het kalenderjaar volgend op het desbetreffende teruggaaftijdvak.
Mocht de aanvrager in dat kalenderjaar geen volgend teruggaafverzoek
indienen dan vindt de correctie plaats door toezending van een
afzonderlijke verklaring via de door de lidstaat van vestiging
ingestelde portaalsite.

Artikel 32k

	1. Het teruggaafverzoek heeft betrekking op:

	a. verwervingen van goederen of afnames van diensten die gedurende het
teruggaaftijdvak gefactureerd zijn, mits de belasting vóór of op het
tijdstip van facturatie verschuldigd geworden is, of ten aanzien waarvan
de belasting gedurende het teruggaaftijdvak verschuldigd geworden is,
mits de verwervingen of afnames gefactureerd zijn voordat de belasting
verschuldigd is geworden;

	b. de invoer van goederen die gedurende het teruggaaftijdvak heeft
plaatsgevonden.

	2. Naast de in het eerste lid bedoelde transacties kan het
teruggaafverzoek ook betrekking hebben op facturen of invoerdocumenten
die niet door eerdere teruggaafverzoeken werden bestreken en die
betrekking hebben op handelingen die tijdens het kalenderjaar in kwestie
werden verricht.

Artikel 32l

	Het teruggaafverzoek moet uiterlijk 30 september van het kalenderjaar
volgend op het teruggaaftijdvak bij de lidstaat van vestiging worden
ingediend.

Artikel 32m

	1. De inspecteur stelt de aanvrager onverwijld langs elektronische weg
in kennis van de datum van ontvangst van het verzoek.

	2. De inspecteur deelt zijn beslissing om het teruggaafverzoek in te
willigen of af te wijzen binnen vier maanden na ontvangst van het
verzoek aan de aanvrager mee bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 32n

	1. Ingeval de inspecteur meent niet alle dienstige informatie te hebben
ontvangen om met betrekking tot het geheel of een deel van het
teruggaafverzoek een beschikking te kunnen nemen, kan hij binnen de in
artikel 32m, tweede lid, genoemde termijn van vier maanden, langs
elektronische weg in het bijzonder de aanvrager of de lidstaat van
vestiging om aanvullende gegevens verzoeken.

	2. Indien de aanvullende gegevens worden opgevraagd bij een andere
persoon dan de aanvrager of de bevoegde autoriteiten van een lidstaat
kan de inspecteur alleen langs elektronische weg om gegevens verzoeken
indien de bestemmeling van het verzoek over de desbetreffende apparatuur
beschikt.

	3. Zo nodig kan de inspecteur om verdere aanvullende gegevens
verzoeken.

	4. De overeenkomstig de eerste tot en met vierde lid verlangde gegevens
kunnen het overleggen van het origineel of een afschrift van de factuur
of het invoerdocument omvatten wanneer de inspecteur op goede gronden
het bestaan van een bepaalde vordering betwijfelt. In dat geval zijn de
drempelnormen van artikel 32g niet van toepassing.

	5. De krachtens de vorige leden gevraagde gegevens moeten binnen een
maand na ontvangst van het verzoek om informatie door de bestemmeling
van het verzoek aan de inspecteur worden verstrekt.

Artikel 32o

	1. Indien de inspecteur om aanvullende gegevens heeft verzocht, deelt
hij zijn beslissing om het teruggaafverzoek in te willigen of af te
wijzen bij voor bezwaar vatbare beschikking mee aan de aanvrager binnen
twee maanden na ontvangst van de gevraagde gegevens of, indien niet op
zijn verzoek gereageerd is, binnen twee maanden na het verstrijken van
de in artikel 32n, vijfde lid, genoemde termijn. De termijn waarover de
inspecteur vanaf de ontvangst van het teruggaafverzoek beschikt om over
een volledige of gedeeltelijke teruggaaf een beslissing te nemen,
beloopt in ieder geval ten minste zes maanden.

	2. Wanneer de inspecteur verdere aanvullende gegevens verlangt, stelt
hij binnen acht maanden nadat het teruggaafverzoek door hem is
ontvangen, de aanvrager bij voor bezwaar vatbare beschikking in kennis
van zijn beslissing over een gehele of gedeeltelijke teruggaaf.

Artikel 32p

	1. Indien de inspecteur het teruggaafverzoek inwilligt, wordt het
goedgekeurde teruggaafbedrag betaald uiterlijk binnen tien werkdagen na
het verstrijken van de in artikel 32m, tweede lid, genoemde termijn,
of, indien om aanvullende of verdere aanvullende gegevens is verzocht,
na het verstrijken van de overeenkomstige termijnen in artikel 32o.

	2. De betaling vindt plaats in Nederland, of, indien de aanvrager
daarom verzoekt, in een andere lidstaat. In het laatste geval worden de
bankkosten voor het overmaken in mindering gebracht op het aan de
aanvrager te betalen bedrag.

Artikel 32q

	1. Indien de correctie, bedoeld in artikel 32j, tweede lid, eerste
volzin, na verrekening in het aldaar bedoelde nieuwe teruggaafverzoek
leidt tot:

	a. een bedrag van nihil of een teruggaaf, beslist de inspecteur bij een
voor bezwaar vatbare 

beschikking;

	b. een te betalen bedrag, legt de inspecteur hiervoor een
naheffingsaanslag op.

	2. Indien de correctie, bedoeld in artikel 32j, tweede lid, tweede
volzin, leidt tot:

	a. een teruggaaf, beslist de inspecteur bij een voor bezwaar vatbare
beschikking;

	b. een te betalen bedrag, legt de inspecteur hiervoor een
naheffingsaanslag op.

Artikel 32r

	1. Indien de betaling plaatsvindt na de laatste datum van betaling
overeenkomstig artikel 32p, eerste lid, wordt aan de aanvrager rente
betaald over het aan de aanvrager terug te geven bedrag. De bepalingen
van de artikelen 29 en 30 van de Invorderingswet 1990 zijn ter zake van
overeenkomstige toepassing als ware de rente invorderingsrente.

	2. Het eerste lid, eerste volzin, is niet van toepassing indien de
aanvrager de gevraagde aanvullende of verdere aanvullende gegevens niet
binnen de voorgeschreven termijn aan de inspecteur heeft verstrekt. Het
eerste lid, eerste volzin, is evenmin van toepassing zolang de
inspecteur de krachtens artikel 32g langs elektronische weg toe te
zenden documenten niet heeft ontvangen.

Artikel 32s

	De rente wordt berekend vanaf de dag volgende op de laatste dag waarop
de teruggaaf volgens artikel 32p, eerste lid, uiterlijk had moeten
plaatsvinden tot de dag waarop de teruggaaf daadwerkelijk plaatsvindt.

J

	Artikel 33 wordt onder vernummering van artikel 33a tot artikel 33g
vervangen door:

Paragraaf 3. Teruggaafverzoek voor in andere lidstaten aan Nederlandse
ondernemers in rekening gebrachte belasting

Artikel 33

	Een in Nederland gevestigde ondernemer kan een teruggaafverzoek doen
aan een lidstaat van teruggaaf indien hij aan de volgende voorwaarden
voldoet:

	a. tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij in de lidstaat van
teruggaaf noch de zetel van zijn bedrijfsuitoefening gehad, noch een
vaste inrichting van waaruit zakelijke handelingen werden verricht,
noch, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn
woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats;

	b. tijdens het tijdvak van teruggaaf heeft hij geen goederenleveringen
of diensten verricht waarvan de plaats geacht wordt in de lidstaat van
teruggaaf te zijn gelegen, met uitzondering van de volgende handelingen:

	1°. vervoerdiensten en daarmee samenhangende diensten die in die
lidstaat vrijgesteld zijn krachtens de artikelen 144, 146, 148, 149,
151, 153, 159 of 160 van BTW-richtlijn 2006;

	2°. goederenleveringen of dienstverrichtingen waarvan de afnemer
krachtens de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 199 van
BTW-richtlijn 2006 in die lidstaat de belasting verschuldigd is.

Artikel 33a

	Het teruggaafverzoek heeft betrekking op de belasting die werd geheven
ter zake van de voor de ondernemer door andere ondernemers in de
lidstaat van teruggaaf verrichte goederenleveringen of diensten, of ter
zake van de invoer van goederen in deze lidstaat voor zover deze
goederen of diensten worden gebruikt voor de volgende handelingen:

	a. de handelingen bedoeld in artikel 169, punten a) en b), van
BTW-richtlijn 2006;

	b. handelingen, waarvan de afnemer overeenkomstig de artikelen 194 tot
en met 197 en artikel 199 van BTW-richtlijn 2006, als toegepast in de
lidstaat van teruggaaf, tot voldoening van de belasting is gehouden.

Artikel 33b

	1. Om in de lidstaat van teruggaaf recht te hebben op teruggaaf
verricht de in Nederland gevestigde ondernemer handelingen die in
Nederland een recht op aftrek doen ontstaan.

	2. Wanneer de niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde ondernemer
in Nederland gevestigd is, en zowel handelingen verricht die in
Nederland een recht op aftrek doen ontstaan, als handelingen die in
Nederland geen recht op aftrek doen ontstaan, kan van het overeenkomstig
artikel 33a voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag slechts dat
gedeelte van de belasting door de lidstaat van teruggaaf in aanmerking
worden genomen dat overeenkomstig artikel 173 van BTW-richtlijn 2006,
zoals toegepast door Nederland, aan eerstgenoemde handelingen kan worden
toegerekend.

Artikel 33c

	1. De in Nederland gevestigde ondernemer die in de lidstaat van
teruggaaf de belasting terug wil verkrijgen, richt langs elektronische
weg een teruggaafverzoek tot die lidstaat, dat hij indient bij de
inspecteur via een daartoe ingestelde portaalsite.

	2. Het teruggaafverzoek bevat de volgende informatie:

	a. de naam en het volledige adres van de aanvrager;

	b. een elektronisch adres;

	c. een omschrijving van de beroepsactiviteit van de aanvrager waarvoor
de goederen of diensten worden afgenomen;

	d. het teruggaaftijdvak waarop het verzoek betrekking heeft;

	e. een verklaring van de aanvrager dat hij gedurende het
teruggaaftijdvak geen goederenleveringen of diensten heeft verricht
waarvan de plaats geacht wordt in de lidstaat van teruggaaf te zijn
gelegen, met uitzondering van de handelingen bedoeld in artikel 33,
onderdeel b, onder 1° en 2°;

	f. het btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer van de
aanvrager;

	g. zijn bankgegevens (inclusief IBAN en BIC).

	3. Naast de in het tweede lid bedoelde gegevens worden in het
teruggaafverzoek voor iedere lidstaat van teruggaaf en voor iedere
factuur en ieder invoerdocument de volgende gegevens vermeld:

	a. de naam en het volledige adres van de leverancier of
dienstverrichter;

	b. behalve in het geval van invoer, het btw-identificatienummer van de
leverancier of dienstverrichter of zijn fiscaal registratienummer,
toegekend door de lidstaat van teruggaaf overeenkomstig artikel 239
en 240 van BTW-richtlijn 2006;

	c. behalve in het geval van invoer, het landencodenummer van de
lidstaat van teruggaaf overeenkomstig artikel 215 van BTW-richtlijn
2006;

	d. de datum en het nummer van de factuur of het invoerdocument;

	e. de maatstaf van heffing en het bedrag aan btw, uitgedrukt in de
munteenheid van de lidstaat van teruggaaf;

	f. het overeenkomstig artikel 33a en artikel 33b, tweede alinea,
berekende bedrag van de aftrekbare belasting, uitgedrukt in de
munteenheid van de lidstaat van teruggaaf;

	g. indien van toepassing, het overeenkomstig artikel 33b berekende
pro rata, uitgedrukt in procenten;

	h. de aard van de afgenomen goederen en diensten, aangegeven door
middel van de codes als bepaald in artikel 33d.

Artikel 33d

	1. In het teruggaafverzoek moet de aard van de afgenomen goederen en
diensten door middel van de volgende codes worden aangegeven:

	1.	=	brandstof;

	2.	=	verhuur van vervoermiddelen;

	3.	=	uitgaven in verband met vervoermiddelen, andere dan die voor de
goederen en diensten waarnaar wordt verwezen met de codes 1 en 2;

	4.	=	wegentol en andere heffingen met betrekking tot het gebruik van de
weginfrastructuur;

	5.	=	reiskosten, zoals taxikosten, kosten van het openbaar vervoer;

	6.	=	logies;

	7.	=	spijzen, drank en restauratie;

	8.	=	toegang tot beurzen en tentoonstellingen;

	9.	=	weelde-uitgaven, en uitgaven voor ontspanning en representatie;

	10.	=	andere.

	Indien code 10 wordt gebruikt, moet de aard van de afgenomen goederen
en diensten worden aangegeven.

	2. Op daartoe strekkend verzoek van de lidstaat van teruggaaf verstrekt
de aanvrager bij het verzoek langs elektronische weg aanvullende
gegevens met betrekking tot iedere in het eerste lid vermelde code, voor
zover die gegevens voor die lidstaat noodzakelijk zijn wegens
beperkingen van het recht op aftrek krachtens BTW-richtlijn 2006, als
toegepast in die lidstaat, of voor de toepassing van een krachtens
artikel 395 of 396 van die richtlijn aan de lidstaat van teruggaaf
verleende, voor dit geval relevante afwijking.

	3. Op daartoe strekkend verzoek van de lidstaat van teruggaaf
omschrijft de aanvrager voorts bij het verzoek zijn beroepsactiviteit
aan de hand van de geharmoniseerde codes die worden bepaald volgens
artikel 34bis, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1798/2003
van de Raad.

Artikel 33e

	1. Het teruggaafverzoek moet uiterlijk 30 september van het
kalenderjaar volgend op het teruggaaftijdvak bij de door de inspecteur
ingestelde portaalsite worden ingediend. Het teruggaafverzoek geldt
alleen als ingediend indien de aanvrager alle in de artikelen 33c en
33d verlangde gegevens verstrekt heeft.

	2. De inspecteur stuurt de aanvrager onverwijld langs elektronische weg
een bevestiging van ontvangst.

Artikel 33f

	1. De inspecteur stuurt het verzoek niet door aan de lidstaat van
teruggaaf wanneer de aanvrager in Nederland gedurende het
teruggaaftijdvak:

	a. niet aan belasting onderworpen is;

	b. slechts goederenleveringen of diensten verricht die uit hoofde van
artikel 11 van belasting vrijgesteld zijn;

	c. valt onder de in artikel 25  opgenomen regeling voor kleine
ondernemers;

	d. valt onder de in artikel 27, eerste en tweede lid, bedoelde
landbouwregeling.

	2. De inspecteur stelt de aanvrager langs elektronische weg in kennis
van zijn beslissing uit hoofde van het eerste lid bij voor bezwaar
vatbare beschikking.

AFDELING 3  FISCAAL VERTEGENWOORDIGER

K

	Na het tot artikel 33g vernummerde artikel 33a wordt ingevoegd:

AFDELING 4  ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN

L

	Artikel 37a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid wordt vervangen door:

	1. De ondernemer, uitgezonderd die bedoeld in het artikel 7, zesde lid,
is verplicht uiterlijk de laatste dag van de maand volgend op een
kalendermaand bij de inspecteur op de daartoe opengestelde wijze een
formulier langs elektronische weg in te dienen met een lijst voor dat
tijdvak waarop zijn vermeld de afnemers:

	a. aan wie goederen zijn geleverd met toepassing van de bij deze wet
behorende Tabel II, onderdeel a, post 6;

	b. aan wie in een andere lidstaat goederen zijn geleverd in aansluiting
op de in die lidstaat door de ondernemer verrichte intracommunautaire
verwervingen waarvoor tevens belasting is geheven met toepassing van
artikel 17b, tweede lid;

	c. voor wie hij diensten heeft verricht die met toepassing van artikel
6, eerste lid, niet belastbaar zijn in Nederland en waarover de
belasting ingevolge artikel 196 van BTW-richtlijn 2006 in de lidstaat
van de afnemer wordt geheven van de afnemer, tenzij het verrichten van
die dienst in die lidstaat is vrijgesteld.

	2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vijfde en
zesde lid, wordt na het tweede lid toegevoegd:

	3. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt als tijdvak in
plaats van een kalendermaand naar keus van de ondernemer een
kalenderkwartaal indien het totaalbedrag van de in het eerste lid, 
onderdelen a en b genoemde leveringen noch voor het desbetreffende
kalenderkwartaal, noch in Ă©Ă©n van de vier daaraan voorafgaande
kalenderkwartalen, hoger is dan € 100.000. Deze afwijking geldt niet
meer vanaf het einde van de maand waarin dit bedrag wordt overschreden,
in welk geval uiterlijk de volgende maand een lijst moet worden
opgesteld en ingediend voor alle maanden die sinds de aanvang van dat
kwartaal zijn verlopen.

	4. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt naar keus van de
ondernemer als tijdvak een kalenderkwartaal indien de ondernemer de
onder het eerste lid onderdeel c genoemde diensten verricht.

M

	Na artikel 37b wordt ingevoegd:

AFDELING 5  BIJZONDERE BEPALINGEN

ARTIKEL II

	Met ingang van 1 januari 2011 wordt de Wet op de omzetbelasting 1968
als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 6d komt te luiden:

Artikel 6d

	De plaats van een voor een ondernemer verrichte dienst bestaande in het
verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve,
wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke
evenementen, zoals beurzen en tentoonstellingen, en met de
toegangverlening samenhangende diensten, is de plaats waar deze
evenementen daadwerkelijk plaatsvinden.

B

	Artikel 6e komt te luiden:

Artikel 6e

	1. De plaats van voor een andere dan ondernemer verrichte diensten en
van daarmee samenhangende diensten, in verband met culturele,
artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids-
of soortgelijke activiteiten, zoals beurzen en tentoonstellingen,
inclusief de dienstverrichtingen van de organisatoren van dergelijke
activiteiten, is de plaats waar die activiteiten daadwerkelijk
plaatsvinden.

	2. De plaats van de volgende diensten die voor andere dan ondernemers
worden verricht, is de plaats waar die diensten daadwerkelijk worden
verricht:

	a. activiteiten die met vervoer samenhangen, zoals laden, lossen,
intern vervoer en soortgelijke activiteiten;

	b. deskundigenonderzoeken en werkzaamheden met betrekking tot roerende
lichamelijke zaken.

ARTIKEL III

	Met ingang van 1 januari 2013 wordt artikel 6g van de Wet op de
omzetbelasting 1968 als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid, worden na het
eerste lid twee leden ingevoegd, luidende:

	2. De plaats van andere dan kortdurende verhuur van een vervoermiddel
aan een andere dan ondernemer is de plaats waar de afnemer gevestigd is
of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

	3. In afwijking van het tweede lid is de plaats van andere dan
kortdurende verhuur van een pleziervaartuig aan een andere dan
ondernemer de plaats waar het pleziervaartuig effectief ter beschikking
van de afnemer wordt gesteld, indien deze dienst daadwerkelijk door de
dienstverrichter wordt verricht vanuit de zetel van zijn
bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting aldaar.

	2. In het vierde lid (nieuw) wordt “Voor de toepassing van het eerste
lid” vervangen door: Voor de toepassing van dit artikel.

ARTIKEL IV

	Met ingang van 1 januari 2015 wordt de Wet op de omzetbelasting 1968
als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 6h komt het eerste lid te luiden:

	1. De plaats van dienst van de volgende diensten, die worden verricht
voor een andere dan ondernemer, is de plaats waar deze persoon gevestigd
is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:

	a. telecommunicatiediensten;

	b. radio- en televisieomroepdiensten;

	c. elektronische diensten.

B

	In artikel 6i, eerste lid, vervallen de onderdelen i, j en k, onder
vervanging van de puntkomma door een punt aan het slot van onderdeel h.

C

	Artikel 6j komt te luiden:

Artikel 6j

	De hierna genoemde diensten die worden verricht door ondernemers die
buiten de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste
inrichting hebben van waaruit de dienst wordt verricht, of die, bij
gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, hun woonplaats of
gebruikelijke verblijfplaats buiten de Gemeenschap hebben, en de plaats
van die diensten buiten de Gemeenschap is gelegen worden aangemerkt als
worden zij in Nederland verricht, wanneer het werkelijke gebruik en de
werkelijke exploitatie in Nederland plaatsvinden:

	a. diensten, bestaande in de verhuur van vervoermiddelen, die worden
verricht voor andere dan ondernemers die in Nederland wonen of zijn
gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben waarvoor de
diensten wordt verricht;

	b. diensten als bedoeld in artikel 6i, eerste lid, onderdelen a tot en
met g, die worden verricht voor in Nederland gevestigde lichamen in de
zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers;

D

	Afdeling 7 van Hoofdstuk V, Bijzondere regelingen komt te luiden:

AFDELING 7  REGELING VOOR NIET IN DE GEMEENSCHAP GEVESTIGDE ONDERNEMERS
DIE TELECOMMUNICATIEDIENSTEN, OMROEPDIENSTEN OF ELEKTRONISCHE DIENSTEN
VERRICHTEN VOOR ANDERE DAN ONDERNEMERS

E

	Artikel 28q wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel c komt te luiden:

	c. lidstaat van verbruik: de lidstaat waar overeenkomstig artikel 6h
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten
worden verricht;

	2. Onderdeel d komt te luiden:

	d. melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische
diensten: het elektronische bericht waarin alle gegevens staan die nodig
zijn om het bedrag te bepalen van de in elke lidstaat van verbruik
verschuldigde belasting ter zake van telecommunicatiediensten,
omroepdiensten of elektronische diensten die zijn verricht aan andere
dan ondernemers die in de Gemeenschap wonen of zijn gevestigd alsmede
het bedrag van die belasting.

F

	Artikel 28r wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, wordt “elektronische diensten” vervangen
door: telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische
diensten.

	2. In het tweede lid wordt “elektronische diensten” vervangen door:
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten.

G

	Artikel 28s wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, wordt “een melding elektronische diensten”
vervangen door: een melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten. Voorts vervalt aan het slot de zinsnede “en
onder gelijktijdige betaling in euro aan de ontvanger, overeenkomstig de
bepalingen van dit artikel”.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2.  Het in het eerste lid bedoelde tijdvak is een kalenderkwartaal. De
melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische
diensten dient ook te worden ingediend indien in een tijdvak geen
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten zijn
verricht.

	3. Het derde lid komt te luiden:

	3. De in het eerste lid bedoelde melding telecommunicatiediensten,
omroepdiensten of elektronische diensten vindt plaats langs
elektronische weg en bevat ten aanzien van elke lidstaat van verbruik
waar belasting is verschuldigd, het totale bedrag dat ter zake van de
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten in
rekening is gebracht, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, alsmede
het totale bedrag van de daarover verschuldigde belasting. Voorts worden
de in de desbetreffende lid-staten geldende belastingtarieven en het
totale verschuldigde bedrag aan belasting vermeld.

	4. In het vierde lid wordt “melding elektronische diensten”
vervangen door: melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten. Voorts wordt toegevoegd: De ingevolge de melding
verschuldigde belasting wordt uiterlijk 20 dagen na het einde van het
tijdvak waarop de melding betrekking heeft in euro betaald aan de
ontvanger.

	5. In het vijfde lid wordt “verrichte elektronische diensten”
vervangen door: verrichte  telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten.

	6. In het zesde lid wordt “elektronische diensten” vervangen door:
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten.

	7. Het zevende lid komt te luiden:

	7. De bedragen in de melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten
of elektronische diensten worden uitgedrukt in eurobedragen. Indien de
vergoeding voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten is uitgedrukt in een andere munteenheid dan de
euro wordt, in afwijking van artikel 8, zesde lid, voor de bepaling van
de in het derde lid genoemde bedragen de wisselkoers gehanteerd die gold
op de laatste dag van de periode waarop de melding betrekking heeft. De
omrekening vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese
Centrale Bank voor de desbetreffende dag bekend heeft gemaakt of, als er
op de desbetreffende dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, volgens
de wisselkoersen op de eerstvolgende dag van bekendmaking.

H

	Artikel 28t wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “elektronische diensten” telkens
vervangen door: telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten.

	2. In het tweede lid wordt “betreffende elektronische diensten”
vervangen door: betreffende telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten.

I

	In Hoofdstuk V, Bijzondere regelingen, wordt na artikel 28t een nieuwe
afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 8  REGELING VOOR NIET IN DE LIDSTAAT VAN VERBRUIK GEVESTIGDE
ONDERNEMERS DIE TELECOMMUNICATIEDIENSTEN, OMROEPDIENSTEN OF
ELEKTRONISCHE DIENSTEN VERRICHTEN VOOR ANDERE DAN ONDERNEMERS.

Artikel 28u

	1. In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:

	a. lidstaat van verbruik: de lidstaat waar overeenkomstig artikel 6h
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten
worden verricht;

	b. niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemers: ondernemers
die de zetel van hun bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting op het
grondgebied van de Gemeenschap hebben gevestigd, maar in de lidstaat van
verbruik noch de zetel van hun bedrijfsuitoefening, noch een vaste
inrichting hebben;

	c. lidstaat van identificatie: de lidstaat waar de ondernemer de zetel
van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel
van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd, de
lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft;

	d. btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten: het elektronische bericht waarin alle gegevens
staan die nodig zijn om het bedrag te bepalen van de in elke lidstaat
van verbruik verschuldigde belasting ter zake van
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten die
door niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemers zijn
verricht aan andere dan ondernemers die in de Gemeenschap wonen of zijn
gevestigd.

	2. Indien de ondernemer niet in de Gemeenschap is gevestigd, maar
daarin meer dan Ă©Ă©n vaste inrichting heeft, dan is de lidstaat van
identificatie de lidstaat waar zich een vaste inrichting bevindt, waarin
die ondernemer meldt dat hij van deze regeling gebruik maakt. De
ondernemer is gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee
daaropvolgende kalenderjaren aan deze keuze gebonden.

Artikel 28v

	1. Een niet in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde
ondernemer die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische
diensten verricht aan andere dan ondernemers die in een lidstaat
gevestigd zijn of er hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats
hebben, kan gebruik maken van deze regeling. Deze regeling is van
toepassing op alle aldus in de Gemeenschap verrichte diensten.

	2. Ingeval de niet in de lidstaat van verbruik maar in Nederland
gevestigde ondernemer kiest voor deze regeling, dient hij onverwijld
opgave te doen van het begin of de beëindiging van het verrichten van
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten,
alsook van wijziging ervan in die mate dat hij niet langer aan de
voorwaarden voldoet om van deze regeling gebruik te mogen maken.

	3. De in het tweede lid bedoelde opgave vindt langs elektronische weg
bij de inspecteur plaats.

	4. De niet in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde
ondernemer wordt van deze regeling uitgesloten in elk van de volgende
gevallen:

	a. hij meldt dat hij niet langer telecommunicatiediensten,
omroepdiensten of elektronische diensten verricht;

	b. anderszins kan worden aangenomen dat zijn aan deze regeling
onderworpen belastbare activiteiten beëindigd zijn;

	c. hij vervult niet langer de voorwaarden om van de regeling gebruik te
mogen maken;

	d. hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de
bijzondere regeling.

	5. De in het vierde lid bedoelde uitsluiting van deze regeling
geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 28w

	1. In afwijking van artikel 14 is de niet in de lidstaat van verbruik
maar in Nederland gevestigde ondernemer, die met toepassing van artikel
28v heeft gekozen voor deze regeling, gehouden een btw-melding
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten bij
de inspecteur in te dienen, onder vermelding van het hem toegekende
btw-identificatienummer.

	2. Het in het eerste lid bedoelde tijdvak is een kalenderkwartaal. De
btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische
diensten dient ook te worden ingediend indien in een tijdvak geen
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten zijn
verricht.

	3. De in het eerste lid bedoelde btw-melding telecommunicatiediensten,
omroepdiensten of elektronische diensten vindt plaats langs
elektronische weg en bevat ten aanzien van elke lidstaat  van verbruik
waar belasting is verschuldigd, het totale bedrag dat ter zake van
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten in
rekening is gebracht, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, alsmede
het totale bedrag van de daarover verschuldigde belasting. Voorts worden
de in de desbetreffende lid-staten geldende belastingtarieven en het
totale verschuldigde bedrag aan belasting vermeld.

	4. Indien de niet in de lidstaat van verbruik maar in Nederland
gevestigde ondernemer behalve in Nederland in een andere lidstaat een of
meer vaste inrichtingen heeft van waaruit de diensten worden verricht,
bevat de btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten, per lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft
gevestigd en uitgesplitst naar lidstaat van verbruik, naast de in het
derde lid bedoelde gegevens, tevens het totale bedrag van de gedurende
het belastingtijdvak verrichte telecommunicatiediensten, omroepdiensten
of elektronische diensten die onder deze regeling vallen, alsmede het
hem toegekende btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer
van de vaste inrichting.

	5. De in het eerste lid bedoelde btw-melding telecommunicatiediensten,
omroepdiensten of elektronische diensten wordt gedaan uiterlijk 20 dagen
na het einde van het tijdvak waarop die melding betrekking heeft. De
ingevolge de btw-melding verschuldigde belasting wordt uiterlijk 20
dagen na het einde van het tijdvak waarop de melding betrekking heeft in
euro betaald aan de ontvanger.

	6. Indien de belasting die verschuldigd is over in Nederland verrichte
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten,
ongeacht de keuze van lidstaat van identificatie, geheel of gedeeltelijk
niet is betaald, kan de inspecteur met overeenkomstige toepassing van
artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de te weinig
geheven belasting naheffen. De artikelen 30f, 67c en 67f van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen zijn van overeenkomstige toepassing.

	7. De niet in de lidstaat van verbruik maar in Nederland gevestigde
ondernemer die van deze regeling gebruik maakt, past met betrekking tot
de voorbelasting die verband houdt met aan deze regeling onderworpen
activiteiten geen aftrek van belasting uit hoofde van artikel 2 toe.
Niettegenstaande artikel 2, lid 1, en artikel 3 van Richtlijn 2008/9/EG
kan deze ondernemer daarvoor teruggaaf worden verleend overeenkomstig
die richtlijn. Indien de niet in de lidstaat van verbruik gevestigde
ondernemer die van deze bijzondere regeling gebruik maakt, in de
lidstaat van verbruik ook niet aan deze regeling onderworpen
activiteiten verricht waarvoor hij voor btw-doeleinden geĂŻdentificeerd
moet zijn, kan hij de voorbelasting die verband houdt met de aan deze
bijzondere regeling onderworpen activiteiten bij de indiening van de in
artikel 14 bedoelde aangifte in aftrek brengen.

	8. De bedragen in de btw-melding telecommunicatiediensten,
omroepdiensten of elektronische diensten worden uitgedrukt in
eurobedragen. Indien de vergoeding voor telecommunicatiediensten,
omroepdiensten of elektronische diensten is uitgedrukt in een andere
munteenheid dan de euro wordt, in afwijking van artikel 8, zesde lid,
voor de bepaling van de in het derde lid en vierde lid genoemde bedragen
de wisselkoers gehanteerd die gold op de laatste dag van de periode
waarop de btw-melding telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten betrekking heeft. De omrekening vindt plaats
volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor de
desbetreffende dag bekend heeft gemaakt of, als er op de desbetreffende
dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, volgens de wisselkoersen op
de eerstvolgende dag van bekendmaking.

	9. Hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van
overeenkomstige toepassing als ware de betaalde belasting op aangifte
voldaan.

Artikel 28x

	1. Een niet in de lidstaat van verbruik gevestigde ondernemer die
telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten
verricht aan anderen dan ondernemers die in de Gemeenschap wonen of zijn
gevestigd, is gehouden aantekening te houden van alle handelingen die
betrekking hebben op telecommunicatiediensten, omroepdiensten of
elektronische diensten en waarvan de raadpleging van belang kan zijn
voor de vaststelling van feiten die van invloed kunnen zijn op de
heffing van belasting in Nederland en in andere lid-staten van verbruik.

	2. De in het eerste lid bedoelde ondernemer is verplicht boeken,
bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter
keuze van de inspecteur – betreffende telecommunicatiediensten,
omroepdiensten of elektronische diensten te bewaren gedurende tien jaren
na afloop van het jaar waarin de dienst is verricht.

	3. Desgevraagd dienen de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers
of de inhoud daarvan langs elektronische weg ter beschikking te worden
gesteld aan de inspecteur, aan de ontvanger, of aan de
belastingautoriteit van een andere lidstaat van verbruik.

ARTIKEL V

	In de Invorderingswet 1990 wordt artikel 42a vervangen door:

Artikel 42a

	Natuurlijke personen voor wie, anders dan als ondernemer in de zin van
de Wet op de omzetbelasting 1968, diensten worden verricht als bedoeld
in artikel 6j, aanhef en onderdeel a, van die wet, zijn hoofdelijk
aansprakelijk voor de omzetbelasting die verschuldigd is door de
ondernemer die de dienst verricht.

ARTIKEL VI

	Artikel 33 van de Wet op de omzetbelasting 1968 zoals dat luidde tot 1
januari 2010, blijft van toepassing met betrekking tot een verzoek om
teruggaaf van belasting dat tot die datum op grond van dat artikel is
gedaan door een ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd
en aldaar geen vaste inrichting heeft.

ARTIKEL VII

	1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

	2. De voordracht voor het koninklijk besluit bedoeld in het eerste lid
wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide
kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der
Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er
geen voordracht gedaan en kan niet eerder dan zes weken na het besluit
van die kamer der Staten-Generaal een nieuw ontwerp aan beide kamers der
Staten-Generaal worden overgelegd.  

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

 PAGE    

 PAGE   23