[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32165 Tijdelijke regels voor een pilot ter bevordering van de participatie van personen met een arbeidsbeperking met behulp van loondispensatie (Tijdelijke wet pilot loondispensatie)

Tijdelijke regels voor een pilot ter bevordering van de participatie van personen met een arbeidsbeperking met behulp van loondispensatie (Tijdelijke wet pilot loondispensatie)

Eindtekst

Nummer: 2010D10514, datum: 2010-01-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z18715:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

19 januari 2010



Tijdelijke regels voor een pilot ter bevordering van de participatie van
personen met een arbeidsbeperking met behulp van loondispensatie
(Tijdelijke wet pilot loondispensatie)



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een
pilot mogelijk te maken met het oog op het onderzoeken van de
mogelijkheid om met behulp van het instrument loondispensatie de
participatie te bevorderen van personen met een arbeidsbeperking, die
daardoor niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen;

	Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:

Artikel 1 Begripsbepalingen

	In deze wet wordt verstaan onder:

	a. arbeidsbeperking: het vanwege structurele lichamelijke,
verstandelijke, psychische of psychosociale beperkingen niet in staat
zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel tot
tenminste 20% daarvan;

	b. college: het college van burgemeester en wethouders van een aan de
pilot deelnemende gemeente;

	c. kring: inwoners van een aan de pilot deelnemende gemeente, die ten
minste 23 jaar oud zijn en algemene bijstand ontvangen op grond van de
Wet werk en bijstand, dan wel een inkomensvoorziening op grond van de
Wet investeren in jongeren of een uitkering op grond van een bij
algemene maatregel van bestuur aangewezen socialezekerheidswet;

	d. dienstbetrekking: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke
dienstbetrekking;

	e. doelgroep: personen uit de kring, die blijkens een
indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking behoren tot de doelgroep
van de Wet sociale werkvoorziening en die niet werkzaam zijn in een
dienstbetrekking als bedoeld in de artikelen 2 en 7 van die wet, alsmede
personen uit de kring van wie met toepassing van artikel 4, eerste lid,
is vastgesteld dat zij een arbeidsbeperking hebben;

	f. loonwaarde: door het college vastgesteld percentage van het rechtens
geldende loon voor de door een persoon met een arbeidsbeperking
verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de
arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een
soortgelijke opleiding en ervaring, die geen arbeidsbeperking heeft;

	g. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

	h. werknemer: persoon uit de doelgroep, die een dienstbetrekking is
aangegaan onder toepassing van artikel 7.

Artikel 2 Doel pilot

	In de periode vanaf de inwerkingtreding van deze wet tot de datum
waarop deze vervalt, vindt, met het oog op het nemen van een gefundeerde
beslissing over het al dan niet landelijk invoeren van het instrument
loondispensatie voor mensen met een arbeidsbeperking, een pilot plaats
waarmee wordt beoogd inzicht te verkrijgen in de mate waarin de inzet
van het instrument, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en de wijze waarop
dit instrument wordt ingezet in combinatie met een aanvulling op de
inkomsten uit arbeid in dienstbetrekking de arbeidsinschakeling van
personen uit de doelgroep in een dienstbetrekking verhoogt, alsmede in
daarmee samenhangende vraagstukken en eventuele onvoorziene
neveneffecten.

Artikel 3 Deelname gemeenten

	Onze Minister kan op hun verzoek gemeenten aanwijzen, die deelnemen aan
de pilot.

Artikel 4 Toegangstoets

	1. Het college kan met het oog op de toepassing van deze wet inwoners,
die behoren tot de kring en die niet blijkens een indicatiebeschikking
of herindicatiebeschikking behoren tot de doelgroep van de Wet sociale
werkvoorziening, verplichten mee te werken aan een onderzoek naar het al
dan niet bestaan van een arbeidsbeperking.

	2. Indien op grond van het eerste lid wordt vastgesteld dat de inwoner
een arbeidsbeperking heeft, heeft het college een
inspanningsverplichting om met behulp van de toepassing van de
instrumenten, die hem ter beschikking staan, ervoor zorg te dragen dat
aan die inwoner een dienstbetrekking wordt aangeboden.

Artikel 5 Re-integratieplicht Wsw-geïndiceerde

	Artikel 9, vijfde lid, van de Wet werk en bijstand en overeenkomstige
bepalingen uit een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen wet als
bedoeld in artikel 1, onderdeel c, zijn niet van toepassing op personen
uit de doelgroep.

Artikel 6 Werkzaamheden met behoud van uitkering

	Het college kan zijn inwoner, die behoort tot de doelgroep, gedurende
maximaal drie maanden bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden laten
verrichten met het oog op een reële vaststelling van de
arbeidsprestatie, indien de werkgever voor wie de werkzaamheden worden
verricht een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve
van die inwoner heeft afgesloten.

Artikel 7 Loondispensatie

	1. Indien een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan
met een persoon uit de doelgroep teneinde werkzaamheden in een bepaalde
functie te verrichten en door het college van de gemeente waarvan die
persoon inwoner is, is vastgesteld dat de arbeidsprestatie van die
persoon in die functie ten gevolge van zijn arbeidsbeperking minder zal
zijn dan de arbeidsprestatie, die een geldelijke beloning van het voor
hem geldende wettelijk minimumloon rechtvaardigt, vermindert dat college
de hoogte van de aanspraak van die persoon op een geldelijke beloning
voor de verrichte arbeid tot de loonwaarde, in afwijking van hetgeen bij
en krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is bepaald.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing indien:

	a. de arbeid wordt verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in de
artikelen 2 en 7 van de Wet sociale werkvoorziening; of

	b. met betrekking tot de dienstbetrekking een proeftijd geldt.

	3. Het college, bedoeld in het eerste lid, stelt na aanvang van de
dienstbetrekking telkens binnen een bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur te bepalen periode vast of nog sprake is van een
arbeidsprestatie als bedoeld in het eerste lid alsmede wat de loonwaarde
is.

	4. Vanaf het moment dat de op grond van het eerste of derde lid
vastgestelde loonwaarde van een persoon meer bedraagt dan het wettelijk
minimumloon, dan wel minder bedraagt dan 20% van het wettelijk
minimumloon, zijn de artikelen 4, tweede lid, en 6 alsmede het eerste
tot en met derde lid niet langer op hem van toepassing.

	5. De verlaging van de loonwaarde, die voortvloeit uit een door de
werkgever ingesteld bezwaar of beroep, vindt niet eerder plaats dan de
dag volgend op die waarop tegen de beslissing op bezwaar geen
rechtsmiddelen meer openstaan of de uitspraak in kracht van gewijsde is
gegaan. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing in geval van
intrekking van het bezwaar of beroep omdat het college geheel of
gedeeltelijk is tegemoet gekomen aan het bezwaar of beroep van de
werkgever.

	6. Het college vergoedt aan de werkgever het verschil tussen de
loonkosten, die hij als gevolg van de toepassing van het vijfde lid
heeft gehad en de loonkosten, die hij zou hebben gehad als de verlaging
van de loonwaarde plaats zou hebben gevonden met ingang van de eerste
dag waarop de vernietigde of ingetrokken beschikking ziet.

Artikel 8 Aanvullende uitkering

	1. Zolang de hoogte van de aanspraak op een geldelijke beloning voor de
verrichte arbeid onder toepassing van artikel 7 eerste lid is
verminderd, verstrekt het college aan de werknemer een aanvullende
uitkering.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld met betrekking tot de berekening van de hoogte van de
aanvullende uitkering.

	3. Voor de toepassing van andere wetten en de daarop berustende
bepalingen, wordt een aanvullende uitkering op grond van deze wet
aangemerkt als een uitkering op grond van de wet krachtens welke
betrokkene onmiddellijk voor aanvang van zijn dienstbetrekking een
uitkering, dan wel een inkomensvoorziening ontving.

Artikel 9 Voorzieningen

	1. Het college verstrekt de persoon, die onder toepassing van artikel 6
onbeloonde werkzaamheden verricht of gaat verrichten respectievelijk
onder toepassing van artikel 7, eerste of derde lid, arbeid in een
dienstbetrekking verricht of gaat verrichten, de voorzieningen, die
noodzakelijk zijn voor het verrichten van die arbeid.

	2. Op de persoon, bedoeld in het eerste lid, is artikel 35 van de Wet
werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet van toepassing.

	3. Op de werkgever van de persoon, bedoeld in het eerste lid, is
artikel 36 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet van
toepassing.

Artikel 10 Behoud indicatie en inspanningsverplichting op grond van de
Wsw

	1. In afwijking van artikel 12, vierde lid, onderdeel a, van de Wet
sociale werkvoorziening behoudt een persoon, die onder toepassing van
artikel 7, eerste lid, arbeid in een dienstbetrekking aanvaardt, zijn
indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking in de zin van die wet
gedurende de periode dat de hoogte van de aanspraak op een geldelijke
beloning voor de verrichte arbeid naar evenredigheid is verminderd.

	2. Indien een dienstbetrekking is aangegaan onder toepassing van
artikel 7, eerste lid, en de werknemer met inachtneming van artikel 12
van de Wet sociale werkvoorziening en de daarop berustende bepalingen
recht heeft op aanbieding van een dienstbetrekking als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, van die wet spant het college zich in om de
bestaande dienstbetrekking om te zetten in een dienstbetrekking als
bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening. Indien het
college daar niet in slaagt, biedt het de werknemer een dienstbetrekking
aan als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet sociale
werkvoorziening. Indien de werknemer dat aanbod niet aanvaardt, vervalt,
in afwijking van het eerste lid, de indicatiebeschikking of
herindicatiebeschikking.

Artikel 11 Bekostiging pilot

	1. Onze Minister verstrekt aan het college een tegemoetkoming in de
kosten ter uitvoering van de pilot.

	2. Indien de deelname van een gemeente aan de pilot eindigt voor 31
december 2012 dan wel indien op grond van artikel 12, eerste lid, de
pilot eerder eindigt dan die datum, kan Onze Minister de tegemoetkoming,
bedoeld in het eerste lid, lager vaststellen en hetgeen onverschuldigd
is betaald terugvorderen of verrekenen.

Artikel 12 Beëindiging pilot of beëindiging deelname gemeente aan
pilot

	1. Indien de tussentijdse resultaten of de uitwerking in de praktijk
daartoe redelijkerwijs aanleiding geeft, kan Onze Minister besluiten de
pilot te beëindigen voor 31 december 2012.

	2. In geval van voortijdige beëindiging van de pilot op grond van het
eerste lid blijven de artikelen 7 tot en met 11 en 14 en de daarop
berustende bepalingen van toepassing tot en met 31 december 2012 met
betrekking tot degenen, die voor de datum van beëindiging onder
toepassing van artikel 7, eerste lid, een dienstbetrekking zijn
aangegaan.

	3. Indien de deelname van een gemeente eindigt voor de datum waarop
deze wet vervalt, blijven de artikelen 7 tot en met 11 en 14 en de
daarop berustende bepalingen van toepassing tot de datum waarop deze wet
vervalt met betrekking tot degenen uit de doelgroep van de
desbetreffende gemeente, die voor de datum van beëindiging onder
toepassing van artikel 7, eerste lid, een dienstbetrekking zijn
aangegaan.

Artikel 13 Evaluatiebepaling

	1. Onze Minister zendt uiterlijk 31 oktober 2012 aan de Staten-Generaal
een verslag over het inzicht dat de toepassing van deze wet heeft
verschaft in:

	a. de mate waarin de inzet van het instrument, bedoeld in artikel 7,
eerste lid, en de wijze waarop dit instrument wordt ingezet in
combinatie met een aanvulling op de inkomsten uit arbeid in
dienstbetrekking de arbeidsinschakeling van personen uit de doelgroep in
een dienstbetrekking verhoogt;

	b. de overige met onderdeel a samenhangende vraagstukken die zijn
onderzocht; en

	c. eventuele onvoorziene neveneffecten.

	2. Indien de pilot onder toepassing van artikel 12, eerste lid, eerder
wordt beëindigd dan 31 augustus 2012, zendt Onze Minister, in afwijking
van het eerste lid, uiterlijk twee maanden na de beëindiging van de
pilot het verslag, bedoeld in het eerste lid, aan de Staten-Generaal.

Artikel 14 Lagere regelgeving

	1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld ter uitvoering van deze wet.

	2. De regels, bedoeld in het eerste lid, betreffen in ieder geval
regels met betrekking tot de toepassing van de bevoegdheid, bedoeld in
artikel 3, het onderzoek, bedoeld in artikel 4, eerste lid, de
vaststelling van de loonwaarde, bedoeld in de artikelen 6 en 7, en de
berekening van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 11, eerste lid.

	3. Een voordracht voor een op grond van het eerste lid, artikel 1,
onderdeel c, artikel 7, derde lid, of artikel 8, tweede lid, vast te
stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan na
vier weken nadat het ontwerp daarvan aan beide kamers van de
Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 14a Wijziging van de Beroepswet

	Aan onderdeel C van de bijlage bij de Beroepswet wordt een subonderdeel
toegevoegd, luidende:

	37. Tijdelijke wet pilot loondispensatie.

Artikel 15 Citeertitel

	Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet pilot loondispensatie.

Artikel 16 Inwerkingtreding

	1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip en vervalt met ingang van 1 januari 2013.

	2. Indien voor 1 januari 2013 een voorstel van wet is ingediend bij de
Staten-Generaal om de pilot om te zetten in een structurele wettelijke
regeling vervalt, in afwijking van het eerste lid, deze wet met ingang
van de datum waarop dat voorstel van wet, nadat het tot wet is verheven,
in werking treedt.

	

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 PAGE    

 PAGE   6