[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31875, bijgewerkt t/m nr. 8 (nota van wijziging d.d. 10 maart 2010)

Wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2010D12583, datum: 2010-03-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z03577:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 8 (nota van wijziging d.d. 10 maart 2010)



31 875	Wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering
van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal
Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door
verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329)



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is in
verband met de bekrachtiging van het op 23 maart 2001 te Londen tot
stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke
aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001
(Trb. 2005, 329) regelen vast te stellen tot uitvoering van dat Verdrag,
alsmede Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek daaraan aan te passen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

	Aan artikel 541 wordt na de zinsnede “Onder voorbehoud van de Wet
aansprakelijkheid olietankschepen” toegevoegd: “en afdeling 5 van
deze titel”.

B

	Aan artikel 621 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

	“5. Deze afdeling is niet van toepassing op schade door
verontreiniging door bunkerolie zoals bedoeld in afdeling 5 van deze
titel.”

C

	Aan titel 6 wordt een afdeling toegevoegd, luidende:

AFDELING 5

Aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie

Paragraaf 1 algemene bepalingen en toepassingsgebied

Artikel 639

	In deze afdeling wordt verstaan onder:

	a. “Verdrag”: het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen
Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor
schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329);

	b. “Aansprakelijkheidsverdrag”: het op 27 november 1992 te Londen
tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke
aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1992 (Trb.
1994, 229);

	c. “Onze Minister”: de Minister van Verkeer en Waterstaat;

	d. “schip”, “persoon, “bunkerolie”, “preventieve
maatregelen”, “voorval”, “schade door verontreiniging”,
“Staat waar het schip is geregistreerd”, “brutotonnage”,
“organisatie” en “Secretaris-Generaal”: hetgeen daaronder wordt
verstaan in artikel 1 van het Verdrag;

	e. “scheepseigenaar”: de eigenaar van het schip, hieronder begrepen
de geregistreerde eigenaar, rompbevrachter, beheerder of degene in wiens
handen de exploitatie van het schip is gelegd;

	f. “geregistreerde eigenaar”: de persoon of personen die als
eigenaar van het schip zijn geregistreerd of, indien er geen registratie
heeft plaatsgevonden, de persoon of personen die het schip in eigendom
hebben. Indien evenwel een schip eigendom is van een Staat en
geëxploiteerd wordt door een maatschappij die in die Staat
geregistreerd staat als de exploitant van het schip, betekent
“geregistreerde eigenaar” een zodanige maatschappij.

Artikel 640

	1. Deze afdeling is van toepassing op:

	a. schade door verontreiniging door bunkerolie veroorzaakt in
Nederland, de territoriale zee daaronder begrepen;

	b. schade door verontreiniging door bunkerolie veroorzaakt binnen de
Exclusieve Economische Zone (EEZ) van Nederland;

	c. preventieve maatregelen, waar ook genomen, ter voorkoming of
beperking van zodanige schade.

	2. Deze afdeling is niet van toepassing:

	a. op schade door verontreiniging zoals omschreven in het
Aansprakelijkheidsverdrag, ongeacht of ten aanzien van die schade wel of
geen schadevergoeding verschuldigd is ingevolge dat verdrag; en

	b. op oorlogsschepen, ondersteuningsschepen van de marine of andere
schepen die toebehoren aan of geëxploiteerd worden door een Staat en
die in de betrokken periode uitsluitend worden gebruikt in
overheidsdienst voor niet-commerciële doeleinden, behoudens voor zover
de desbetreffende Staat anders heeft beslist en daaraan op de voet van
artikel 4, derde lid, van het Verdrag genoegzaam uitvoering heeft
gegeven.

Paragraaf 2 aansprakelijkheid van de scheepseigenaar

Artikel 641

	1. De scheepseigenaar op het tijdstip van het voorval is, behoudens het
bepaalde in het derde en vierde lid, aansprakelijk voor schade door
verontreiniging veroorzaakt door bunkerolie aan boord of afkomstig van
het schip, met dien verstande dat indien het voorval bestaat uit een
opeenvolging van feiten met dezelfde oorsprong, de aansprakelijkheid
rust op degene die ten tijde van het eerste feit de scheepseigenaar was.

	2. Indien meer dan een persoon aansprakelijk is op grond van het eerste
lid, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk.

	3. De scheepseigenaar is niet aansprakelijk indien hij bewijst dat:

	a. de schade het gevolg is van een oorlogshandeling, vijandelijkheden,
burgeroorlog, opstand of natuurverschijnsel van uitzonderlijke,
onvermijdelijke en onweerstaanbare aard;

	b. de schade geheel en al werd veroorzaakt door een handelen of nalaten
van een derde met het opzet schade te veroorzaken; of

	c. de schade geheel en al werd veroorzaakt door onzorgvuldigheid of een
andere onrechtmatige handeling van een overheid of andere autoriteit
verantwoordelijk voor het onderhoud van vuurtorens of andere
hulpmiddelen bij de navigatie, in de uitoefening van die functie.

	4. Indien de scheepseigenaar bewijst dat de schade door verontreiniging
geheel of gedeeltelijk het gevolg is van een handelen of nalaten van de
persoon die de schade heeft geleden, met het opzet de schade te
veroorzaken, of van de schuld van die persoon, kan hij geheel of
gedeeltelijk worden ontheven van de aansprakelijkheid tegenover die
persoon.

	5. Geen vordering tot vergoeding van schade door verontreiniging kan
tegen de scheepseigenaar worden ingesteld anders dan in overeenstemming
met deze afdeling.

	6. De scheepseigenaar heeft het recht van verhaal op derden die voor de
schade uit anderen hoofde, anders dan uit overeenkomst, jegens de
benadeelden aansprakelijk zijn.

Artikel 642

	Wanneer zich een voorval voordoet waarbij twee of meer schepen zijn
betrokken en er ten gevolge daarvan schade door verontreiniging is
ontstaan, zijn de eigenaren van alle daarbij betrokken schepen, tenzij
deze ingevolge artikel 641 van aansprakelijkheid zijn ontheven,
hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die redelijkerwijs niet te
scheiden is. Op de onderlinge verhouding van de eigenaren van de
betrokken schepen is artikel 545, derde lid, laatste volzin, van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 643

	De scheepseigenaar en de persoon of de personen die verzekeren of een
andere financiële zekerheid stellen, kunnen hun aansprakelijkheid per
voorval beperken uit hoofde van titel 7.

Artikel 644

	1. Vorderingen tot vergoeding van schade door verontreiniging kunnen
rechtstreeks worden ingesteld tegen de verzekeraar of andere persoon die
financiële zekerheid heeft gesteld ter dekking van de aansprakelijkheid
van de geregistreerde eigenaar wegens schade door verontreiniging. In
dit geval kan de verweerder, zelfs indien de scheepseigenaar op grond
van artikel 643 niet gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken,
zijn aansprakelijkheid beperken tot het bedrag gelijk aan het verzekerde
bedrag of het bedrag van de andere financiële zekerheid als bedoeld in
artikel 645.

	2. De verweerder komen alle verweermiddelen toe welke de
scheepseigenaar tegen de vorderingen zou hebben kunnen aanvoeren, doch
hij kan geen beroep doen op de omstandigheid dat de scheepseigenaar
surséance van betaling is verleend, dat ten aanzien van de
scheepseigenaar de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van
toepassing is, of dat de scheepseigenaar zich in staat van faillissement
of vereffening bevindt. Hij kan zich voorts verweren met een beroep op
het feit dat de schade is veroorzaakt door opzettelijk wangedrag van de
scheepseigenaar zelf, doch andere verweermiddelen welke hij zou hebben
kunnen aanvoeren tegen een door de scheepseigenaar tegen hem ingestelde
vordering komen hem niet toe.

	3. De verweerder kan de scheepseigenaar steeds in het geding roepen.

Paragraaf 3 verplichte verzekering

Artikel 645

	1. De geregistreerde eigenaar van een in Nederland teboekstaand schip
met een brutotonnage van meer dan 1000 is verplicht een verzekering of
andere financiële zekerheid, zoals een bankgarantie, in stand te houden
voor het bedrag waartoe zijn aansprakelijkheid is beperkt berekend
overeenkomstig titel 7, ter dekking van zijn aansprakelijkheid
overeenkomstig het bepaalde in deze afdeling en artikel 7 van het
Verdrag.

	2. De geregistreerde eigenaar van een schip met een brutotonnage van
meer dan 1000 dat teboekstaat buiten Nederland of een andere dan de
Nederlandse vlag voert, is verplicht om, indien het schip een haven of
laad- of losplaats in Nederland aanloopt of verlaat, of een Nederlands
binnenwater bevaart, een verzekering of andere financiële zekerheid,
zoals een bankgarantie, in stand te houden voor het bedrag waartoe zijn
aansprakelijkheid is beperkt berekend overeenkomstig titel 7, ter
dekking van zijn aansprakelijkheid overeenkomstig het bepaalde in deze
afdeling en artikel 7 van het Verdrag.

Artikel 646

	De overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid ten aanzien
van een schip dat teboekstaat in Nederland of dat teboekstaat in een
Staat die niet partij is bij het Verdrag, of de vlag voert van zulk een
Staat, moet voldoen aan het volgende:

	a. de overeenkomst moet zijn aangegaan met een verzekeraar, een bank of
andere financiële instelling of een andere persoon, van wie Onze
Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, de financiële
draagkracht tot het geven van dekking voor de uit deze afdeling en het
Verdrag voortvloeiende aansprakelijkheid voldoende oordeelt;

	b. de gelden uit de overeenkomst moeten, indien de verstrekker van
financiële zekerheid buiten Nederland is gevestigd, ook werkelijk in
Nederland ter beschikking kunnen komen;

	c. uit de overeenkomst moet blijken dat de benadeelde, in
overeenstemming met artikel 644 en met artikel 7, tiende lid, van het
Verdrag, zijn vordering rechtstreeks tegen de verstrekker van
financiële zekerheid kan instellen. Indien de overeenkomst een beding
inhoudt dat de scheepseigenaar zelf voor een deel in de vergoeding van
de schade zal bijdragen, moet uit de overeenkomst blijken dat de
verstrekker van financiële zekerheid niettemin jegens de benadeelde
terzake van schade gehouden blijft tot betaling ook van dat deel van de
schadevergoeding;

	d. uit de overeenkomst moet blijken dat de verstrekker van financiële
zekerheid deze binnen de tijdsduur waarvoor het certificaat van artikel
647 is uitgegeven, niet eerder eerder kan schorsen of beëindigen of
zodanig wijzigen dat hij niet meer aan dit artikel voldoet, dan na
verloop van drie maanden na de datum van ontvangst van een mededeling
als bedoeld in artikel 649, eerste lid, tenzij het certificaat is
ingeleverd of een nieuw is afgegeven vóór het verstrijken van de
termijn.

Artikel 647

	1. Onze Minister geeft aan de geregistreerde eigenaar van een in
Nederland teboekstaand schip of van een schip dat niet is teboekgesteld
in een Staat die partij is, op diens verzoek een certificaat af als
omschreven in artikel 7, tweede lid, van het Verdrag, of waarmerkt als
certificaat een door de verstrekker van financiële zekerheid in deze
vorm ten behoeve van de geregistreerde eigenaar afgegeven document,
indien hem is gebleken dat de geregistreerde eigenaar aan zijn in
artikel 645 bedoelde verplichting voldoet.

	2. Bij het verzoek moet de geregistreerde eigenaar de volgende gegevens
en stukken overleggen:

	a. de naam en woonplaats van de geregistreerde eigenaar en de plaats
waar diens hoofdkantoor is gevestigd;

	b. een uittreksel uit de registratie voor schepen als bedoeld in
artikel 101, eerste lid, van de Kadasterwet, vermeldende ten minste de
gegevens bedoeld in artikel 85, tweede lid, onder a, c, d, e, f, g en j
van die wet, alsmede de gegevens omtrent niet doorgehaalde voorlopige
aantekeningen, met dien verstande dat ingeval dat uittreksel meer dan
twee dagen vóór de dag der overlegging is afgegeven, op dat uittreksel
een verklaring van de bewaarder van het Kadaster en de openbare
registers moet voorkomen, afgegeven binnen voornoemde termijn van twee
dagen, dat sedert de afgifte de op dat uittreksel vermelde gegevens geen
wijziging hebben ondergaan;

	c. een afschrift van de overeenkomst tot verstrekking van financiële
zekerheid;

	d. de naam van degene die de financiële zekerheid verstrekt en de
plaats waar diens hoofdkantoor is gevestigd, alsmede, zo nodig, het
kantoor waar deze zekerheid wordt verstrekt;

	e. het tijdstip waarop de financiële zekerheid ingaat en het tijdstip
waarop deze een einde neemt.

Artikel 648

	Onze Minister wijst een verzoek als bedoeld in artikel 647 af indien de
overgelegde gegevens of stukken onvoldoende of onjuist zijn, of indien
de overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid niet voldoet
aan de daaraan bij of krachtens deze afdeling gestelde eisen.

Artikel 649

	1. De geregistreerde eigenaar aan wie een certificaat is afgegeven, is
verplicht om onverwijld aan Onze Minister schriftelijk mededeling te
doen van het ongeldig worden, de schorsing of de beëindiging van de
overeenkomst tot verstrekking van financiële zekerheid binnen de
tijdsduur waarvoor het certificaat is afgegeven, alsmede van elke
wijziging welke zich gedurende die tijdsduur voordoet in de gegevens
welke bij het in artikel 647 bedoelde verzoek zijn overgelegd.

	2. Onze Minister draagt zorg, dat van een mededeling als bedoeld in het
eerste lid ten aanzien van een overeenkomst tot verstrekking van
financiële zekerheid voor een in Nederland teboekstaand schip
schriftelijk kennis wordt gegeven aan het kantoor van de Dienst voor het
Kadaster en de openbare registers, waar de openbare registers waarin het
verzoek tot teboekstelling van het schip is ingeschreven, worden
gehouden, welke kennisgeving aldaar wordt bewaard.

	3. Het bestaan en de dagtekening van ontvangst van kennisgevingen als
bedoeld in het tweede lid worden onverwijld vermeld in de registratie
voor schepen, bedoeld in artikel 85 van de Kadasterwet. Kennisgevingen
als bedoeld in het tweede lid zijn openbaar.

	4. De in het eerste lid bedoelde mededeling kan behalve door de
geregistreerde eigenaar ook worden gedaan door degene die de financiële
zekerheid verstrekt.

Artikel 650

	1. Onze Minister kan, na overleg met Onze Minister van Financiën, een
certificaat intrekken indien door wijziging in de gegevens welke bij het
in artikel 647 bedoelde verzoek zijn overgelegd of doordat die gegevens
onvoldoende of onjuist blijken te zijn, het niet meer voldoet aan de bij
of krachtens deze afdeling gestelde eisen, of indien er goede gronden
zijn om aan te nemen dat de financiële draagkracht van de verstrekker
van de financiële zekerheid onvoldoende was, of is geworden of, indien
deze buiten Nederland is gevestigd, blijkt van een beletsel voor het
werkelijk in Nederland beschikbaar komen van die gelden.

	2. In de beschikking wordt een termijn gesteld voor de inlevering van
het certificaat.

	3. De werking van de beschikking wordt opgeschort totdat de
beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het
beroep is beslist.

Artikel 651

	1. De geregistreerde eigenaar is verplicht om het certificaat zo
spoedig mogelijk nadat overeenkomstig artikel 649, eerste lid,
mededeling is gedaan van het ongeldig worden, de schorsing of de
beëindiging van de overeenkomst tot verstrekking van financiële
zekerheid, of nadat de tijdsduur waarvoor het is afgegeven is
verstreken, bij Onze Minister in te leveren.

	2. De geregistreerde eigenaar is verplicht om het certificaat ingeval
van onherroepelijke intrekking bij Onze Minister in te leveren binnen de
termijn bedoeld in artikel 650, tweede lid.

Artikel 652

	1. Onze Minister zendt een afschrift van elk door hem ten aanzien van
een in Nederland teboekgesteld schip afgegeven certificaat, alsmede van
elke onherroepelijke beschikking tot intrekking van een ten aanzien van
een in Nederland teboekgesteld schip afgegeven certificaat, aan het
kantoor van de Dienst voor het Kadaster en de openbare registers, welke
kennisgeving aldaar wordt bewaard.

	2. Artikel 649, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 653

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
betreffende de voor de afgifte of waarmerking van een certificaat als
bedoeld in artikel 647 verschuldigde vergoedingen.

Paragraaf 4 beroep

Artikel 654

	In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor
beroepen tegen besluiten op grond van deze afdeling de rechtbank te
Rotterdam bevoegd.

D

	Aan afdeling 12 van titel 20 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 1833a

	Een rechtsvordering tot vergoeding van schade uit hoofde van afdeling 5
van titel 6 vervalt door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag
waarop de schade is ontstaan en in ieder geval door verloop van zes
jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is ontstaan. Indien de
gebeurtenis bestond uit een opeenvolging van feiten met dezelfde
oorzaak, loopt de termijn van zes jaren vanaf de dag waarop het eerste
van die feiten plaatsvond.

ARTIKEL II

	De Wet aansprakelijkheid olietankschepen wordt gewijzigd als volgt:

A

	In het opschrift van hoofdstuk 5 wordt na “strafbepalingen”
toegevoegd: ; beroep

B

	Aan hoofdstuk 5 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 27a

	In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor
beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam
bevoegd.

ARTIKEL III

	De Wet schadefonds olietankschepen wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1 vervalt onderdeel f en wordt onderdeel g geletterd als
onderdeel f.

B

	Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

	In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor
beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam
bevoegd.

ARTIKEL IV

	1. Aan de bijlage bij de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie
worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 18 door
een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd, luidende:

	19. de Wet aansprakelijkheid olietankschepen;

	20. de Wet schadefonds olietankschepen;

	21. afdeling 5 van titel 6 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.

	2. Ten aanzien van de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen een
besluit dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is
bekendgemaakt, blijft het recht zoals dat voor dat tijdstip gold van
toepassing.

ARTIKEL V

	Op de aansprakelijkheid voor een voorval dat heeft plaatsgevonden voor
de dag van inwerkingtreding van deze wet blijft het recht van toepassing
zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VI

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

 PAGE    

 PAGE   1