32339 NR Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PbEU L 133/66)
Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PbEU L 133/66)
Nader rapport
Nummer: 2010D13458, datum: 2010-03-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie ()
- Mede ondertekenaar: J.C. de Jager, minister van Financiën (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2010Z04792:
- Indiener: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Medeindiener: J.C. de Jager, minister van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2010-03-23 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-03-31 14:30: Procedurevergadering commissie Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-04-22 14:00: Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PbEU L 133/66) (32339) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-05-19 14:30: Procedurevergadering commissie Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-06-30 14:15: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden. (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-11-16 20:15: Wijz. van Boek 7 BW; kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (32339) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2010-11-23 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Datum 9 maart 2010 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende de wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PbEU L 133/66) Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 oktober 2009, nr. 09.002949, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 18 december 2009, nr. W03.09.0419/II, bied ik U hierbij aan. Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van een aantal opmerkingen. 1a. In zijn advies wijst de Raad erop dat in de toelichting bij artikel 7:58 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is opgemerkt dat de in artikel 2 lid 2, onderdeel h, van de richtlijn uitgezonderde overeenkomsten betreffende effectenkrediet onder het toepassingsbereik van titel 7.2A worden gebracht, zij het onder een aangepast regime. Voorts constateert de Raad dat de definitie van overeenkomsten betreffende effectenkrediet in artikel 7:57 BW op twee onderdelen afwijkt van de uitzondering van artikel 2 lid 2, onderdeel h, van de richtlijn en dat daardoor sprake is van verschillen in het bereik van de bepalingen. De Raad beveelt aan hierop in de toelichting in te gaan en zo nodig de definitie aan te passen. In de toelichting is nader toegelicht dat in artikel 2 lid 2 van de richtlijn een aantal categorieën kredietovereenkomsten van het toepassingsbereik van de richtlijn wordt uitgesloten. Artikel 2 lid 2 van de richtlijn laat de mogelijkheid open dat de lidstaten in de nationale wet bepalen dat de bepalingen van de richtlijn toch op die kredietovereenkomsten van toepassing zijn (overweging 10 van de preambule). Vanuit de optiek van consumentenbescherming vinden de Minister van Financiën en ik het ten aanzien van een aantal van deze categorieën kredietovereenkomsten wenselijk als de consument daarbij de in de richtlijn voorziene aanvullende bescherming wordt geboden. Dat geldt onder meer voor de overeenkomsten die vallen onder het bereik van artikel 2 lid 2, onderdeel h, van de richtlijn, waarbij sprake is van een consument die met geleend geld transacties verricht met betrekking tot financiële instrumenten. De kredietgever is ook bij die transacties betrokken. Bij dergelijke kredietovereenkomsten spelen voor de consument meerdere financiële risico’s. De Minister van Financiën en ik hechten er aan dat deze kredietverlening met waarborgen wordt omkleed. Daarom stellen wij voor de uitsluiting van artikel 2 lid 2, onderdeel h, van de richtlijn niet over te nemen, zodat het deel van de richtlijn dat in titel 7.2A BW is opgenomen volledig van toepassing is op deze categorie kredietovereenkomsten. Onder het bereik van de uitsluiting van artikel 2 lid 2, onderdeel h, van de richtlijn vallen ook overeenkomsten betreffende effectenkrediet. Voor deze kredietovereenkomsten geldt eveneens dat de Minister van Financiën en ik het wenselijk achten als belangrijke beschermingsaspecten uit de richtlijn ook hiervoor zouden gelden. Tegelijkertijd dient echter rekening te worden gehouden met de specifieke kenmerken van dit financiële product waardoor volledige toepassing van de in de richtlijn opgenomen regeling niet mogelijk is. Tegen deze achtergrond hebben wij in de artikelen 7:59 lid 2, 60 lid 2, 61 lid 7, 64, 66 lid 7 en 67 lid 4 BW voor overeenkomsten betreffende effectenkrediet een aangepaste regeling getroffen. De richtlijn staat hieraan niet in de weg. De opmerkingen van de Raad van State hebben aanleiding gegeven om artikel 7:57, onderdeel o, BW en de toelichting daarop aan te passen. Verduidelijkt is dat in het kader van titel 7.2A BW onder overeenkomsten betreffende effectenkrediet alleen kredietovereenkomsten worden verstaan waarbij aan de consument tegen onderpand van een effectenportefeuille een doorlopende kredietfaciliteit wordt verleend die hij kan gebruiken bij de financiering van transacties met betrekking tot financiële instrumenten waarbij de kredietgever betrokken is. Ook is artikel 7:57 lid 1 BW aangevuld met definitiebepalingen voor de begrippen «effectenportefeuille», «dekkingspercentage» en «spreidingseis». Deze bepalingen zijn relevant bij de toepassing van de regeling inzake overeenkomsten betreffende effectenkrediet. 1b. Conform het advies van de Raad van State is de toelichting bij artikel 7:58 lid 2, onderdeel a, BW aldus uitgebreid dat daarin beter tot uitdrukking is gebracht dat van het toepassingsbereik van titel 7.2A BW zijn uitgezonderd kredietovereenkomsten die gewaarborgd worden door een hypotheek of door een andere vergelijkbare zekerheid op een registergoed, dan wel een recht op een registergoed tegen voor hypothecaire financiering door de betrokken kredietgever gebruikelijke voorwaarden. De uitzondering heeft hiermee een iets beperkter bereik dan de uitzondering die is opgenomen in artikel 2 lid 2, onderdeel a, van de richtlijn. Een soortgelijke regeling geldt nu al op basis van artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op het consumentenkrediet. In de praktijk is gebleken dat deze regeling goed werkt en de consument voldoende bescherming biedt. Er is dan ook geen reden om dit te veranderen. 2. Overeenkomstig het advies van de Raad is artikel 7:72 lid 2 BW, dat uitvoering geeft aan artikel 22 lid 2 en 3 van de richtlijn, in lijn gebracht met de tekst van de richtlijn door de woorden “tenzij in de wet anders is bepaald” te schrappen. 3a. De Raad adviseert in de toelichting duidelijk te maken hoe de geschillencommissies zullen worden aangespoord om samen te werken om ook grensoverschrijdende geschillen over kredietovereenkomsten op te lossen. Naar aanleiding hiervan is in paragraaf 3 van de memorie van toelichting een passage opgenomen waarin is toegelicht dat de grensoverschrijdende samenwerking tussen buitengerechtelijke geschilleninstanties is gewaarborgd doordat deze instanties zijn aangesloten bij FIN-NET, het Europese samenwerkingsnetwerk voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting met betrekking tot financiële diensten. Daarnaast is ook kort uiteengezet op welke wijze de samenwerkingsprocedure binnen FIN-NET eraan bijdraagt dat beslechting van grensoverschrijdende geschillen over kredietovereenkomsten wordt vergemakkelijkt. 3b. De Raad beveelt aan in de toelichting nader in te gaan op de onderdelen van het wetsvoorstel waarbij ervoor gekozen is een regeling te treffen die verder gaat dan de richtlijn vereist. In paragraaf 2 van de memorie van toelichting is aangegeven dat de richtlijn beoogt een volledige harmonisatie tot stand te brengen op het terrein waarop zij van toepassing is, maar dat dit niet wegneemt dat de lidstaten ten aanzien van een aantal onderdelen van de richtlijn een zekere ruimte wordt gelaten om een hoger beschermingsniveau te handhaven of om bepaalde bepalingen van de richtlijn niet toe te passen. Het betreft hier een uitdrukkelijk in de richtlijn toegestane beleidsruimte. Indien daarvan gebruik wordt gemaakt, is geen sprake van een “nationale kop”. Een nationale kop is namelijk alleen aan de orde wanneer bij de implementatie van een richtlijn een beleidsmatige toevoeging of uitbreiding is opgenomen, die niet direct voortvloeit uit de richtlijn. In navolging van het advies van de Raad van State is in de artikelsgewijze toelichting meer tot uitdrukking gebracht in welke gevallen ervoor is gekozen om van deze beleidsruimte gebruik te maken. Zo is in de toelichting bij artikel 7:58 BW – mede naar aanleiding de eerder genoemde opmerkingen van de Raad – nader ingegaan op de redenen waarom bepaalde kredietovereenkomsten die in artikel 2 lid 2 van de richtlijn zijn uitgesloten, wel onder het toepassingsbereik van titel 7.2A BW zijn gebracht. Ook is bijvoorbeeld toegelicht waarom bij de implementatie van artikel 16 van de richtlijn in artikel 7:68 BW gebruik is gemaakt van de daarbij geboden beleidskeuze. Het betreft hier de bevoegdheid van de lidstaten – ingevolge artikel 16 lid 4 van de richtlijn – om kredietgevers onder bepaalde voorwaarden toe te staan de consument bij vervroegde aflossing een hogere vergoeding in rekening te brengen voor de daarmee rechtstreeks verbandhoudende kosten, dan de in artikel 16 lid 2 van de richtlijn bepaalde vergoeding. 4. Met de redactionele kanttekeningen van de Raad is rekening gehouden. Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het voorstel van wet en de toelichting bij het wetsvoorstel op een aantal punten te verduidelijken en te actualiseren. Ik moge U, mede namens de Minister van Financiën, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Minister van Justitie, IF REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT = " " " " " REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Test " Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving sector privaatrecht Datum 9 maart 2010 REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 2 Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving sector privaatrecht Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Contactpersoon mr A.M. Wolffram-van Doorn wetgevingsjurist T 070 370 68 27 F 070 370 7910 Ons kenmerk 5643180/10/6 IF SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 1 > 1"Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 3 " " " Aan de Koningin