[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32250, bijgewerkt t/m nr. 8 (2e nota van wijziging d.d. 16 september 2010)

Wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2010D16080, datum: 2010-09-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z23365:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 8 (2e nota van wijziging d.d. 16 september 2010)



32 250	Wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de
evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in
die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en
van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet
op het notarisambt te wijzigen naar aanleiding van de evaluatie van die
wet, waaronder de invoering van een nieuwe vorm van algemeen toezicht en
andere maatregelen ter bevordering van de integriteit en kwaliteit van
het notariaat, en in verband met het van toepassing verklaren van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op het Bureau Financieel Toezicht,
om de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme te
wijzigen in verband met de introductie van een wettelijke uitzondering
op het notarieel ambtsgeheim ten behoeve van het toezicht op de naleving
van die wet, alsmede om de Wet op het centraal testamentenregister te
wijzigen in verband met de overdracht van het testamentenregister en om
enkele andere onderwerpen in verband met de Wet op het notarisambt te
regelen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op het notarisambt wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Na onderdeel a wordt, onder verlettering van de onderdelen b tot en
met l tot onderdelen c tot en met m, een onderdeel ingevoegd, luidende:

	b. toegevoegd notaris: de toegevoegd notaris, bedoeld in artikel 30b;

	2. In onderdeel c (nieuw) wordt na “degene” ingevoegd “, niet
zijnde toegevoegd notaris,”.

	3. Onderdeel h komt te luiden:

	h. deeltijd: de werktijd die korter is dan de volledige arbeidsduur als
bedoeld in artikel 2 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke
Rijksambtenaren 1984;

B

	Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid, wordt de zinsnede “de rechtbank in het
arrondissement, waarin zijn plaats van vestiging is gelegen” vervangen
door: de rechtbank in de hoofdplaats van het ressort waarin zijn plaats
van vestiging is gelegen.

	2. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. De notaris laat zich terstond na de eedsaflegging inschrijven in het
register voor het notariaat, bedoeld in artikel 5, onder overlegging van
het proces-verbaal van de eedsaflegging en onder deponering van zijn
handtekening en paraaf.

C

	Artikel 4 vervalt.

D

	Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

	1. Er is een register voor het notariaat, dat wordt bijgehouden door de
KNB.

	2. In het register wordt iedere notaris, toegevoegd notaris en
kandidaat-notaris opgenomen, onder vermelding van naam en plaats en
datum van geboorte. In het register worden ten aanzien van hen, voor
zover van toepassing, tevens gegevens opgenomen betreffende: 

	a. de benoeming van de notaris, zijn ontslag of overlijden;

	b. de plaats van vestiging van de notaris;

	c. het nummer als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het
centraal testamentenregister;

	d. een aanwijzing tot overname van een protocol als bedoeld in artikel
15;

	e. toevoeging als bedoeld in artikel 30b;

	f. waarneming als bedoeld in artikel 28;

	g. de eedsaflegging, bedoeld in artikel 3, met opname in het register
van handtekening en paraaf;

	h. een nevenbetrekking als bedoeld in artikel 11;

	i. de onherroepelijke oplegging van een tuchtmaatregel als bedoeld in
artikel 103, eerste, derde en vierde lid;

	j. de bij onherroepelijke uitspraak gegrond verklaarde bedenking zonder
oplegging van een tuchtmaatregel, bedoeld in artikel 103, tweede lid;

	k. de oplegging van een ordemaatregel als bedoeld in de artikelen 25b,
26, 27 en 106, eerste en vijfde lid;

	l. de onherroepelijke oplegging van een bestuurlijke boete of een last
onder dwangsom als bedoeld in artikel 111b, tweede lid.

	3. Het register ligt voor een ieder ter inzage. De KNB verstrekt op
verzoek een gewaarmerkt afschrift of uittreksel tegen kostprijs.

	4. De registratie van de oplegging van de ordemaatregel, bedoeld in
artikel 25b, van een bij onherroepelijke uitspraak gegrond verklaarde
bedenking zonder oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 103,
tweede lid, of van de onherroepelijke oplegging van een bestuurlijke
boete of last onder dwangsom als bedoeld in artikel 111b, tweede lid, is
niet openbaar. De registratie van de oplegging van de ordemaatregelen,
bedoeld in de artikelen 26, 27 en 106, eerste en vijfde lid, is openbaar
zolang deze maatregelen van kracht zijn. De registratie van de
onherroepelijke oplegging van een waarschuwing of berisping als bedoeld
in artikel 103, eerste lid, is niet openbaar, tenzij toepassing is
gegeven aan artikel 103, vijfde lid. Ditzelfde geldt voor de
onherroepelijke oplegging van een geldboete als bedoeld in artikel 103,
eerste lid, onderdeel c, tenzij deze gelijktijdig is opgelegd met een
tuchtmaatregel ten aanzien waarvan de openbaarheid niet is beperkt.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld betreffende de toepassing van het tweede en derde lid, de
inrichting van het register, de wijze waarop het wordt bijgehouden, de
inzage in het register en het verstrekken van gegevens uit het register
door de KNB.

E

	Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt “EG-verklaring in de
Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties” vervangen door:
erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de
Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

	2. Het tweede lid, onderdeel b, onder 3°, komt te luiden:

	3°. als toegevoegd notaris of kandidaat-notaris gedurende een al dan
niet aaneengesloten periode van twee jaren binnen het tijdsbestek van
drie jaren voorafgaande aan zijn verzoek om benoeming, in het Koninkrijk
in Europa onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer
werkzaam is geweest of het notarisambt heeft waargenomen, dan wel als
notaris gedurende die periode het notarisambt heeft vervuld, met dien
verstande dat, in geval van werkzaamheid in deeltijd, deze termijnen
naar evenredigheid worden verlengd;

	3. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

	c. dat hij in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag,
afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

Ea

	In artikel 7, tweede lid, komt de tweede volzin te luiden: De KNB en
het Bureau verstrekken de Commissie desgevraagd de door haar in het
verband met het onderzoek van het ondernemingsplan benodigde
inlichtingen.

F

	Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

	1. Degene die voor benoeming tot notaris in aanmerking wenst te komen
dient bij de KNB een daartoe strekkend verzoek in, met opgave van de
gemeente waarin hij voornemens is zich als notaris te vestigen. Bij het
verzoek legt hij bewijsstukken over waaruit blijkt dat hij voldoet aan
de voorwaarden van artikel 6. De overlegging van bewijsstukken met
betrekking tot de voorwaarden als bedoeld in artikel 6, tweede lid,
onderdelen a en b, onder 1° en 2°, is niet vereist indien die reeds
bij een eerder verzoek zijn overgelegd. In het verzoek doet hij tevens
opgave van de werkgever of werkgevers bij wie hij als kandidaat-notaris
of toegevoegd notaris in dienst is geweest. Bij indiening van het
verzoek is voor de behandeling ervan door de verzoeker een vergoeding
verschuldigd. De KNB geleidt het verzoek met de bewijsstukken door naar
Onze Minister en doet afschriften toekomen aan de Commissie toegang
notariaat en het Bureau.

	2. Onze Minister wint advies in omtrent de persoonlijke geschiktheid
van de verzoeker voor het notarisambt bij de door hem benoemde Commissie
toegang notariaat. Een beschikking tot weigering van de benoeming wordt
gegeven door Onze Minister.

	3. Ten behoeve van haar advies stelt de Commissie ten aanzien van de
verzoeker een onderzoek in.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld betreffende de Commissie en haar werkzaamheden. Bij
regeling van Onze Minister wordt de hoogte vastgesteld van de
vergoeding, bedoeld in het eerste lid.

	5. Op het verzoek wordt beslist binnen vijf maanden na ontvangst ervan.

	6. De KNB en het Bureau kunnen met betrekking tot het verzoek advies
uitbrengen aan Onze Minister.

G

	De laatste volzin van artikel 9 komt te luiden: Hetzelfde geldt voor
een toegevoegd notaris of een kandidaat-notaris.

H

	Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid wordt “de kamer van toezicht in het
arrondissement waar de verzoeker zich wenst te vestigen” vervangen
door: het Bureau.

	2. Het zevende lid vervalt.

I

	Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De notaris doet opgave aan de KNB en aan de kamer voor het notariaat
van het aanvaarden en beëindigen van een al dan niet bezoldigde
nevenbetrekking.

	2. In het tweede lid wordt in de tweede volzin na “aan de notaris”
ingevoegd “, de KNB en het Bureau” en wordt in de derde volzin
“hij” vervangen door: de notaris.

	3. In het vijfde lid wordt “kamer van toezicht” vervangen door:
kamer voor het notariaat.

	4. Het zesde lid komt te luiden:

	6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd
notaris en de kandidaat-notaris.

J

	Artikel 12a vervalt.

K

	Artikel 14, derde lid, wordt vervangen door:

	3. Op voordracht van Onze Minister kan aan de notaris bij koninklijk
besluit ontslag worden verleend, indien hij:

	a. geen gevolg heeft gegeven aan de verplichting, bedoeld in artikel
11, vierde lid, om een ongewenst verklaarde nevenbetrekking te
beëindigen;

	b. bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf
is veroordeeld dan wel aan hem bij een dergelijke rechterlijke uitspraak
een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft. 

	4. Op voordracht van Onze Minister wordt aan de notaris bij koninklijk
besluit ontslag verleend, indien hij:

	a. het Nederlanderschap verliest; 

	b. een ambt of betrekking heeft aanvaard dat, onderscheidenlijk die, op
grond van artikel 9 onverenigbaar is met het notarisambt.

	5. De griffiers der gerechten doen aan Onze Minister, de kamer voor het
notariaat, de KNB en het Bureau mededeling van rechterlijke beslissingen
als bedoeld in het derde lid, onderdeel b.

	6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd
notaris, met dien verstande dat zijn toevoeging door Onze Minister wordt
ingetrokken dan wel kan worden ingetrokken. 

	7. In geval van waarneming door de notaris of toegevoegd notaris is bij
zijn ontslag, respectievelijk de intrekking van zijn toevoeging, tevens
zijn benoeming als waarnemer van rechtswege ingetrokken.

L

	In artikel 15 komt de eerste volzin te luiden: Indien de notaris
overlijdt, defungeert of zich vestigt buiten het arrondissement waarin
zijn plaats van vestiging is gelegen zonder medeneming van zijn
protocol, wijst Onze Minister, gehoord de KNB, een notaris aan om het
protocol en eventueel de overige notariële bescheiden over te nemen. 

M

	In artikel 16a wordt “hoofdstukken 3 en 4” vervangen door:
hoofdstukken 3, 4, en 9.

Ma

	In artikel 18 wordt “artikel 112, eerste lid,” vervangen door:
artikel 24, vierde lid,.

N

	Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “het tweede lid” vervangen door: het
tweede, derde, en vierde lid.

	2. In het tweede lid wordt na “overtuiging” ingevoegd: of
vermoeden.

	3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende: 

	3. De notaris kan een verzoek van een partij tot het verrichten van
werkzaamheden doorverwijzen naar een andere notaris binnen dezelfde
onderneming of binnen het samenwerkingsverband waarvan hij deel
uitmaakt, mits die het verzoek aanvaardt.

	4. De notaris kan een verzoek van een partij tot het verrichten van
werkzaamheden doorverwijzen naar een andere notaris, mits die het
verzoek aanvaardt en de werkzaamheden niet algemeen gebruikelijk en van
een zodanige aard zijn dat het belang van de verzoekende partij met de
doorverwijzing wordt gediend.

	5. Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende de
toepassing van het tweede tot en met het vierde lid.

Na

	Aan artikel 23, tweede lid, onder c, wordt, onder de vervanging van de
punt door een komma, toegevoegd: behoudens voor zover dit redelijkerwijs
nodig is voor de uitoefening van het ambt of voor persoonlijke
doeleinden.

O

	Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het vierde lid komt te luiden:

	4. De notaris dient binnen vier maanden na afloop van elk boekjaar een
verslag in bij het Bureau ten aanzien van zowel het kantoorvermogen als
ten aanzien van zijn privé-vermogen. Voor wat betreft de
kantoorwerkzaamheden bevat het verslag een winst- en verliesrekening.
Het verslag gaat vergezeld van een verklaring danwel mededeling die is
afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid,
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De termijn voor indiening van het
verslag kan op verzoek van de notaris door het Bureau op grond van
bijzondere omstandigheden worden verlengd met ten hoogste twee maanden.
Op het verzoek wordt beslist binnen vier weken na ontvangst ervan.

	2. Na het vierde lid wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot
zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

	5. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld betreffende de
inhoud van het verslag en van de verklaring respectievelijk mededeling,
bedoeld in het vierde lid.

Oa

	In artikel 25, zevende lid, wordt voor de huidige tekst ingevoegd: Bij
verordening kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de
bijzondere rekening en het beheer van de gelden, bedoeld in het eerste
lid.

P

	Na artikel 25 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 25a

	Bij regeling van Onze Minister kan aan notarissen de plicht worden
opgelegd tot het doen van een melding aan het Bureau indien er zich, in
de regeling nader aan te duiden, gebeurtenissen voordoen die
aanmerkelijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor de financiële
positie van een notaris.

Artikel 25b

	1. Indien de continuĂŻteit van de praktijk van een notaris vanwege de
wijze van bedrijfsvoering in gevaar dreigt te komen, kan door de
voorzitter van de kamer voor het notariaat, ambtshalve naar aanleiding
van een klacht dan wel op verzoek van de KNB of het Bureau, na verhoor
en behoorlijke oproeping van de notaris, voor een periode van maximaal
een jaar een stille bewindvoerder worden benoemd. Artikel 27, eerste
lid, tweede tot en met vierde volzin, tweede lid en derde lid, is van
overeenkomstige toepassing.

	2. De stille bewindvoerder geeft de notaris advies en begeleiding bij
zijn bedrijfsvoering en is tevens bevoegd om daaromtrent bindende
aanwijzingen aan de notaris te geven.

	3. Bij de benoeming wordt een honorarium vastgesteld dat ten laste komt
van de notaris. 

	4. De kamer voor het notariaat of zijn voorzitter kan instructies geven
aan de bewindvoerder met betrekking tot de bewindvoering.

	5. De kamer voor het notariaat of zijn voorzitter kan de bewindvoering
te allen tijde opschorten of beëindigen.

Q

	Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26

	1. Een notaris wordt door de voorzitter van de kamer voor het notariaat
geschorst in de uitoefening van zijn ambt indien hij:

	a. zich in voorlopige hechtenis bevindt;

	b. tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van een misdrijf
is ingesteld;

	c. bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
wegens misdrijf is veroordeeld dan wel aan hem bij een dergelijke
rechterlijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming
tot gevolg heeft;

	d. bij rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van
faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is
verklaard, hij surséance van betaling heeft gekregen, dan wel wegens
schulden is gegijzeld, voor de duur van die maatregel.

	2. Artikel 27, eerste lid, tweede tot en met vijfde volzin, tweede lid
en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

	3. De griffiers der gerechten doen aan de kamer voor het notariaat, de
KNB en het Bureau mededeling van rechterlijke beslissingen als bedoeld
in het eerste lid.

	4. In een geval als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, eindigt de
schorsing na drie maanden. De kamer voor het notariaat kan de schorsing
telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.

	5. In geval van waarneming door de notaris wordt hij tevens voor de
duur van zijn schorsing geschorst als waarnemer in de uitoefening van
het ambt, onverminderd de bevoegdheid van de kamer voor het notariaat
tot intrekking van de benoeming tot waarnemer, bedoeld in artikel 29,
eerste lid.

	6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd
notaris, met dien verstande dat zijn toevoeging door de voorzitter van
de kamer voor het notariaat wordt opgeschort.

Qa

	In artikel 27, eerste lid, wordt voor de laatste volzin ingevoegd: Op
de beslissingen van de voorzitter en de kamer voor het notariaat is
artikel 104, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

R

	In artikel 27, eerste, derde en vierde lid, artikel 71, tweede lid,
artikel 95, eerste en derde lid, artikel 100, artikel 101, eerste en
derde lid, artikel 102, eerste lid, en artikel 105 wordt “kamer van
toezicht” telkens vervangen door: kamer voor het notariaat.

S

	In artikel 28 wordt, onder verlettering van de onderdelen d en e tot
onderdelen  e en f, na onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende:

	d. in geval van ontzetting uit zijn ambt;.

T

	Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het achtste lid vervalt en onder vernummering van het derde tot en
met het zevende lid tot vierde tot en met achtste lid, komen het eerste
tot en met het derde lid te luiden:

	1. Tot waarnemer is benoembaar een notaris of een toegevoegd notaris.
Een kandidaat-notaris is tot waarnemer benoembaar indien hij voldoet aan
het vereisten van artikel 6, eerste en tweede lid, onderdelen b, onder
1° en 2°, en c, en een al dan niet aaneengesloten periode van twee
jaren binnen het tijdsbestek van drie jaren voorafgaande aan de
benoeming tot waarnemer onder verantwoordelijkheid van een notaris of
van een waarnemer werkzaam is geweest of als notaris het notarisambt
heeft vervuld. In afwijking van het vorenstaande kan een
kandidaat-notaris tot waarnemer worden benoemd in de gevallen van
artikel 28, onderdelen a en b, indien hij ten minste drie jaar heeft
afgerond van de stage, bedoeld in artikel 31, en een al dan niet
aaneengesloten periode van een jaar binnen het tijdsbestek van drie
jaren voorafgaande aan de benoeming tot waarnemer onder
verantwoordelijkheid van een notaris of van een waarnemer werkzaam is
geweest of als notaris het notarisambt heeft vervuld. In geval van
werkzaamheid in deeltijd, worden voorgenoemde termijnen naar
evenredigheid verlengd. De kandidaat-notaris die reeds op grond van het
tweede lid als waarnemer is benoemd, behoeft in geval van benoeming als
waarnemer voor een andere notaris niet opnieuw te voldoen aan het
vereiste van artikel 6, tweede lid, onderdeel c. Het notarisambt kan
slechts worden waargenomen door degene die de zeventigjarige leeftijd
nog niet heeft bereikt.

	2. Op verzoek van een notaris benoemt de voorzitter van de kamer voor
het notariaat een of meer notarissen, toegevoegd notarissen of
kandidaat-notarissen die zich daartoe bereid hebben verklaard, tot vaste
waarnemer teneinde de notaris in de in artikel 28, onderdelen a en b,
bedoelde gevallen te vervangen. Telkens wanneer zich een geval als
bedoeld in artikel 28 voordoet benoemt de voorzitter ambtshalve Ă©Ă©n of
meer waarnemers, tenzij het een geval als bedoeld in artikel 28,
onderdelen a of b, betreft en er een vaste waarnemer is. Alvorens tot
benoeming van een waarnemer over te gaan wint de voorzitter advies in
bij de KNB. In het geval van ambtshalve benoeming tot waarnemer treft
hij zo nodig een regeling omtrent het honorarium. 

	3. De kamer voor het notariaat kan een benoeming tot waarnemer te allen
tijde intrekken. Van elke benoeming van een waarnemer en van elke
intrekking van een benoeming wordt onmiddellijk kennis gegeven aan de
betrokkenen, de KNB en het Bureau. Tegen een beslissing tot benoeming of
tot intrekking van een benoeming kan binnen dertig dagen na de dag van
verzending van de brief waarbij die beslissing aan betrokkenen wordt
meegedeeld beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Artikel 107, tweede tot en met vierde lid en zesde lid, is van
overeenkomstige toepassing.

	2. In het vierde lid (nieuw) wordt “kamer van toezicht” vervangen
door: kamer voor het notariaat.

	3. In het vijfde lid (nieuw) vervalt: een notaris of kandidaat-notaris.

	4. In het achtste lid (nieuw) wordt “de kamer van toezicht”
vervangen door: de KNB.

U

	Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30

	De kandidaat-notaris die tot waarnemer wordt benoemd, legt, indien dit
nog niet eerder heeft plaatsgevonden, in verband met de aanvaarding van
zijn benoeming de eed af voor de rechtbank in de hoofdplaats van het
ressort waarin de plaats van vestiging van de te vervangen notaris is
gelegen. Artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

V

	Artikel 30a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Hetzelfde
geldt voor de toegevoegd notaris, indien deze na de beëindiging van
zijn toevoeging niet werkzaam is geweest als kandidaat-notaris.

	2. In het derde lid wordt na “de gewezen” ingevoegd: toegevoegd
notaris of.

	3. In het vierde lid wordt na “de gewezen” ingevoegd “toegevoegd
notaris of” en komt de laatste volzin te luiden: De KNB zendt de
gedefungeerde notaris of de gewezen toegevoegd notaris of
kandidaat-notaris een bewijs van ontvangst van de kennisgeving.

W

	Na titel III wordt een titel ingevoegd, luidende:

TITEL IIIA. DE TOEGEVOEGD NOTARIS

Artikel 30b

	1. Een notaris kan, met goedkeuring van Onze Minister, een
kandidaat-notaris aanwijzen als een aan hem toegevoegd notaris. Het
aantal toegevoegd notarissen per notaris bedraagt ten hoogste drie.

	2. De toegevoegd notaris is bevoegd om namens, onder
verantwoordelijkheid en toezicht van de notaris handelingen te
verrichten als bedoeld in artikel 2, eerste lid. De notaris beschikt
over een exclusieve instructiebevoegdheid ten aanzien van de notariële
werkzaamheden van de toegevoegd notaris.

	3. De toegevoegd notaris is vaste waarnemer als bedoeld in artikel 29,
tweede lid, teneinde de notaris te vervangen in de in artikel 28,
onderdelen a en b, bedoelde gevallen.

	4. In geval van waarneming neemt de waarnemer de toevoeging waar,
tenzij de toegevoegd notaris zelf als waarnemer optreedt.

	5. De toegevoegd notaris gebruikt een zegel dat gelijk is aan het zegel
van de notaris, bedoeld in artikel 51, met dien verstande dat hierop
tevens zijn eigen naam en hoedanigheid zijn vermeld. De door de
toegevoegd notaris opgemaakte minuten behoren tot het protocol van de
notaris.  

	6. Tot het voeren van de titel toegevoegd notaris is uitsluitend
bevoegd hij die overeenkomstig het eerste lid als zodanig is aangewezen
en wiens toevoeging niet is beëindigd of opgeschort.

Artikel 30c

	1. Een kandidaat-notaris komt in aanmerking voor toevoeging aan een
notaris indien hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, met
uitzondering van het tweede lid, onderdeel b, onder 4°, en indien wordt
voldaan aan de voorwaarden die volgen uit artikel 30b, tweede lid.

	2. Het verzoek om goedkeuring van de toevoeging wordt ingediend door de
notaris en de kandidaat-notaris gezamenlijk. Artikel 8 is van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bij het verzoek
over te leggen bewijsstukken tevens betrekking hebben op de vervulling
van de voorwaarden die volgen uit artikel 30b, tweede lid, en dat het
advies van de Commissie toegang notariaat tevens ziet op de vraag of aan
deze voorwaarden wordt voldaan. Aan de goedkeuring kunnen nadere
voorwaarden worden verbonden.

	3. De toegevoegd notaris die aan een notaris wordt toegevoegd, legt,
indien dit nog niet eerder heeft plaatsgevonden, in verband met de
aanvaarding van zijn toevoeging de eed af voor de rechtbank in de
hoofdplaats van het ressort waarin de plaats van vestiging is gelegen
van de notaris aan wie hij wordt toegevoegd. Artikel 3, tweede tot en
met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30d

	1. De toevoeging eindigt van rechtswege door:

	a. opzegging dan wel het eindigen van de arbeidsovereenkomst van de
toegevoegd notaris of schorsing in zijn werkzaamheden door zijn
werkgever;

	b. ontzetting uit het ambt, ontslag of overlijden van de notaris;

	c. onherroepelijke oplegging aan de notaris van een ontzegging van de
bevoegdheid tot het aanwijzen van een toegevoegd notaris als bedoeld in
artikel 103, eerste lid, onderdeel d;

	d. onherroepelijke oplegging aan de toegevoegd notaris van een
ontzegging in de bevoegdheid om als toegevoegd notaris op te treden als
bedoeld in artikel 103, derde lid;

	e. benoeming van de toegevoegd notaris tot notaris.

	2. Indien de toevoeging op grond van het eerste lid, onderdelen b of c,
is geëindigd, kan de voorzitter van kamer voor het notariaat bij de
benoeming van een waarnemer als bedoeld in artikel 29, tweede lid, de
desbetreffende kandidaat-notaris met diens instemming aanwijzen als aan
de waarnemer toegevoegd notaris, voor de duur van de waarneming.

	3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, onderdeel c, wordt de
toevoeging opgeschort met het ingaan van de schorsing van de notaris in
de uitoefening van het ambt. De opschorting eindigt met de benoeming van
een waarnemer dan wel door beëindiging van de schorsing.

	4. Onze minister kan de toevoeging intrekken:

	a. op verzoek van de toegevoegd notaris;

	b. indien er sprake is van andere omstandigheden dan bedoeld in het
eerste lid waardoor niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor
toevoeging die volgen uit artikel 30b, tweede lid, en aan de voorwaarden
als bedoeld in artikel 30c, tweede lid, laatste volzin.

	5. Indien er zich feiten of omstandigheden voordoen die ingevolge het
eerste lid leiden tot beëindiging van de toevoeging van rechtswege, of
ingevolge het vierde lid grond kunnen vormen voor intrekking van de
toevoeging, doen de notaris en de toegevoegd notaris daarvan onverwijld
mededeling aan de KNB en Onze Minister.

X

	Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid komt de tweede volzin te luiden: In geval van
werkzaamheid in deeltijd van minder dan een gemiddelde van 28 uur per
week wordt de vereiste duur van de stage naar evenredigheid verlengd,
met dien verstande dat bij een gemiddelde van ten minste 21 uur per week
de verlengde duur maximaal acht jaren bedraagt.

	2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	3. Op verzoek van een kandidaat-notaris kan de KNB besluiten tot
verkorting van de in het eerste lid bedoelde termijn indien bepaalde
werkzaamheden van de verzoeker, anders dan bedoeld in het eerste lid,
relevant zijn voor de voorbereiding op het notarisambt.

	4. Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende de
behandeling van het verzoek, bedoeld in het derde lid, en de waardering
van de werkzaamheden.

Y

	Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “een EG-verklaring over, als bedoeld in
artikel 6, eerste lid, onderdeel a.” vervangen door: een erkenning van
beroepskwalificaties over als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet
erkenning beroepskwalificaties.

	2. Het vierde en zevende lid vervallen, onder vernummering van het
vijfde en zesde lid tot vierde en vijfde lid

	3. In het vierde lid (nieuw) vervalt de tweede volzin.

Z

	Artikel 35 vervalt.

AA

	Artikel 40, eerste lid komt te luiden: 

	1. De akte vermeldt in ieder geval de naam, voornamen en de plaats van
vestiging van de notaris voor wie de akte wordt verleden. Indien de akte
wordt verleden voor een toegevoegd notaris of een waarnemer, worden
diens naam en voornamen vermeld, alsmede de voorgenoemde gegevens van de
notaris tot wiens protocol de akte behoort.

AAa

	Artikel 52, derde lid, komt te luiden:

	3. De handtekening wordt overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid
desgevraagd door het bestuur van de KNB gelegaliseerd tegen kostprijs.

BB

	Artikel 55, tweede lid, komt te luiden:

	2. Bij verordening worden regels gesteld betreffende de inrichting van
een algemene klachten- en geschillenregeling voor het notariaat,
waaronder de instelling van een geschillencommissie.

CC

	Artikel 56, eerste lid, komt te luiden:

	1. De voorzitter van de kamer voor het notariaat kan op verzoek van een
belanghebbende wiens financiële draagkracht de in artikel 34 van de Wet
op de rechtsbijstand genoemde bedragen niet overschrijdt, een in het
desbetreffende ressort gevestigde notaris opdragen de in het tweede lid
genoemde ambtelijke werkzaamheden te verrichten tegen een bedrag waarvan
de maximumhoogte het bedrag is van de ingevolge de algemene maatregel
van bestuur, bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de Wet op de
rechtsbijstand, hoogst mogelijke eigen bijdrage.

DD

	Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Er zijn Ă©Ă©n of meer door Onze Minister aan te wijzen algemene
bewaarplaatsen van protocollen.

	2. In het tweede lid wordt “De kamer van toezicht” vervangen door
“Het bestuur van de KNB” en wordt “het arrondissement” vervangen
door: het arrondissement waarbinnen zich de algemene bewaarplaats
bevindt.

	3. Er wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

	5. Bij verordening kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de
taken en bevoegdheden van de bewaarder en plaatsvervangend bewaarder.

EE

	In artikel 60 wordt “en de kandidaat-notarissen” vervangen door: en
werkzame toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen. 

FF

	Na artikel 61 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 61a

	1. De KNB is verantwoordelijk voor het uitvoeren van kwaliteitstoetsen
bij haar leden, die worden verricht door deskundigen die zijn aangewezen
door het bestuur van de KNB. 

	2. Op het verrichten van de kwaliteitstoetsen en de krachtens het
eerste lid aangewezen personen, zijn de artikelen 5:12, 5:13, 5:14,
5:15, eerste en derde lid, 5:16, 5:17, 5:18 en 5:20, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

	3. Ten behoeve van het verrichten van de kwaliteitstoetsen door de
aangewezen personen, bedoeld in het eerste lid, zijn de notaris en de
onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de
aangewezen personen niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld
in artikel 22.

	4. Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende het
verrichten van de kwaliteitstoetsen.

GG

	In artikel 64 wordt “aan haar in artikel 61 omschreven taken”
vervangen door: aan haar bij of krachtens deze wet of andere wetten
opgedragen taken.

HH

	Artikel 65, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het bestuur bestaat uit een oneven aantal van ten minste vijf leden.
De samenstelling van het bestuur geschiedt zoveel mogelijk op grondslag
van gelijkheid in aantal van de leden die notaris zijn en de leden die
toegevoegd notaris of kandidaat-notaris zijn.

II

	In artikel 67, eerste lid, wordt â€œĂ©Ă©n kandidaat-notaris”
vervangen door: Ă©Ă©n toegevoegd notaris of kandidaat-notaris.

JJ

	In artikel 82, eerste lid, wordt “notarissen en
kandidaat-notarissen” vervangen door: notarissen, toegevoegd
notarissen en kandidaat-notarissen.

KK

	In artikel 84, eerste lid, wordt “zijn leden-notarissen en
leden-kandidaat-notarissen.” vervangen door: de leden die notaris zijn
en de leden die toegevoegd notaris of kandidaat-notaris zijn.

LL

	In artikel 89, derde lid, wordt “de kamers van toezicht” vervangen
door “de kamers voor het notariaat” en komt de laatste volzin te
luiden: Over een ontwerp voor een verordening wint de KNB het advies in
van het Bureau.

MM

	Het opschrift van titel IX komt te luiden:

TITEL IX. DE TUCHTRECHTSPRAAK EN HET TOEZICHT

NN

	Het opschrift van de eerste afdeling van titel IX komt te luiden:

AFDELING 1.  DE TUCHTRECHTSPRAAK

OO

	Artikel 93 komt te luiden:

Artikel 93

	1. Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan
tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd
met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met
de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris
behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij
optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris,
toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

	2. Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen die niet
meer als zodanig werkzaam zijn blijven aan de tuchtrechtspraak
onderworpen ter zake van enig in het eerste lid bedoeld handelen of
nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren.

PP

	Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het eerste tot en met het zevende lid tot
vierde tot en met tiende lid, worden voor de bestaande tekst drie leden
ingevoegd, luidende:

	1. De tuchtrechtspraak over de notarissen, toegevoegd notarissen en
kandidaat-notarissen wordt in eerste aanleg uitgeoefend door de kamers
voor het notariaat en in hoger beroep door het gerechtshof te Amsterdam.
Tegen beslissingen van het gerechtshof is geen hogere voorziening
toegelaten.

	2. Ten behoeve van de uitoefening van de tuchtrechtspraak door de
kamers voor het notariaat en het gerechtshof te Amsterdam zijn de
notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten
opzichte van de kamers en het gerechtshof niet gehouden aan de
geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22. 

	3. In de hoofdplaats van ieder ressort is een kamer voor het notariaat
gevestigd, waarvan het rechtsgebied samenvalt met het ressort. De kamers
zijn belast met de uitvoering van de hun in deze wet opgedragen taken.
De aan de werkzaamheden van de kamers verbonden kosten komen ten laste
van de Staat.

	2. In het vijfde lid (nieuw) komt de eerste volzin te luiden: De
president van de rechtbank waarvan de hoofdvestiging is gelegen in de
plaats waar de kamer voor het notariaat is gevestigd, is voorzitter van
deze kamer.

	3. In het zesde lid (nieuw) komt de tweede volzin te luiden: Een van
die leden wordt benoemd uit de leden van de rechtbanken die zijn gelegen
binnen het rechtsgebied van de desbetreffende kamer voor het notariaat.

	4. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

	7. De overige twee leden zijn notaris, toegevoegd notaris of
kandidaat-notaris. Deze leden worden voor de tijd van vier jaren door de
ledenraad van de KNB, op voordracht van de ringbesturen in het ressort
van de desbetreffende kamer voor het notariaat, uit de leden van die
ringen benoemd. Zij zijn bij hun aftreden eenmaal herbenoembaar. Op
eigen verzoek kan hun tussentijds door de ledenraad ontslag worden
verleend. De ledenraad wijst tevens uit de leden van de ringen twee of
meer plaatsvervangers aan die beide leden kunnen vervangen. Bij
verordening worden regels gesteld omtrent de wijze van voordracht en
benoeming van deze leden en hun plaatsvervangers.

	5. In het tiende lid (nieuw) wordt “reis- en verblijfkosten van de
leden” vervangen door: de vergoeding van de reis- en verblijfkosten
van de leden en andere vergoedingen.

QQ

	1. In artikel 95, eerste lid, wordt “noch kandidaat-notaris noch
notaris” vervangen door: noch kandidaat-notaris, noch toegevoegd
notaris, noch notaris. 

	2. In artikel 95, tweede lid, vervalt “46g, eerste en tweede lid,”
en wordt “46p, eerste tot en met vijfde lid,” vervangen door: 46p.

RR

	De artikelen 96, 97 en 98 vervallen.

SS

	Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Klachten tegen notarissen, toegevoegd notarissen en
kandidaat-notarissen kunnen, schriftelijk en met redenen omkleed, door
een ieder met enig redelijk belang worden ingediend bij de kamer voor
het notariaat waaronder de notaris, toegevoegd notaris of
kandidaat-notaris ressorteert. Indien de klager daarom verzoekt, is de
secretaris van de kamer hem behulpzaam bij het op schrift stellen van de
klacht. Van de klacht wordt een afschrift gezonden aan de KNB en het
Bureau.

	2. Na het eerste lid worden, onder vernummering van het tweede lid tot
en met het dertiende lid tot vijfde tot en met zestiende lid, drie leden
ingevoegd luidende:

	2. Indien een klacht is ingediend met betrekking tot de leden of
plaatsvervangende leden van de kamer voor het notariaat die notaris,
toegevoegd notaris of kandidaat-notaris zijn, verzoekt de voorzitter van
de kamer de president van het gerechtshof te Amsterdam om een andere
kamer aan te wijzen teneinde zich met de behandeling daarvan te
belasten. De president deelt de beslissing mee aan de aangewezen kamer,
aan de desbetreffende notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris,
aan de voorzitter van de kamer die het verzoek tot aanwijzing heeft
gedaan en aan de klager.

	3. Een klacht is niet ontvankelijk voorzover deze betrekking heeft op
een gedraging waarvoor een boete is opgelegd als bedoeld in artikel
111b.

	4. Indien de klacht zich naar het oordeel van de voorzitter daartoe
leent en uit de klacht blijkt dat de klacht nog niet is voorgelegd aan
de geschillencommissie, bedoeld in artikel 55, tweede lid, kan de
voorzitter besluiten de klacht ter behandeling neer te leggen bij de
geschillencommissie en hij stelt dan de op de zaak betrekking hebbende
stukken in handen van de commissie. De beslissing schorst de in het
vijftiende lid bedoelde termijn. Tegen de beslissing is geen voorziening
toegelaten.

	3. In het vijfde, zesde, en vijftiende lid (nieuw) wordt telkens na
“notaris” ingevoegd “, toegevoegd notaris”.

	4. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

	7. De voorzitter brengt klachten die niet zijn neergelegd bij de
geschillencommissie, niet in der minne zijn geschikt of zijn afgewezen,
ter kennis van de kamer.

	5. Aan het achtste lid (nieuw) wordt toegevoegd: Indien de voorzitter
toepassing geeft aan het vierde lid, vermeldt hij de bevoegdheid van de
klager om na ommekomst van de behandeling door de geschillencommissie de
kamer te verzoeken de klacht alsnog in behandeling te nemen.

	6. In het negende, elfde, twaalfde en zestiende lid (nieuw) wordt
telkens “kamer van toezicht” vervangen door: kamer voor het
notariaat.

	7. In het tiende lid (nieuw) wordt “zesde lid” vervangen door:
negende lid.

	8. In het dertiende lid (nieuw) wordt “vijfde lid” vervangen door:
achtste lid.

TT

	Na artikel 99 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 99a

	1. De voorzitter van de kamer voor het notariaat kan naar aanleiding
van een klacht een vooronderzoek gelasten naar een notaris, toegevoegd
notaris of kandidaat-notaris, na afloop waarvan verslag wordt
uitgebracht aan de kamer. Het Bureau ontvangt een afschrift van het
verslag en alle daarbij behorende stukken.

	2. De voorzitter kan het verrichten van het vooronderzoek opdragen aan
een of meer leden of plaatsvervangende leden van de kamer, aan de
secretaris of plaatsvervangend secretaris, alsmede aan personen die
werkzaam zijn bij het Bureau of andere deskundigen.

	3. De voorzitter bepaalt de omvang van het vooronderzoek. Het
vooronderzoek kan zich mede uitstrekken tot andere dan de in de klacht
vermelde feiten. De voorzitter van de kamer kan de vooronderzoeker
aanwijzingen geven.

	4. Op het vooronderzoek en de in het tweede lid bedoelde personen zijn
artikel 111a, tweede lid, alsmede de artikelen 5:13 tot en met 5:18 en
5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige
toepassing.

	5. Ten behoeve van het verrichten van het vooronderzoek door de
aangewezen personen, bedoeld in het tweede lid, zijn de notaris en de
onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de
aangewezen personen niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld
in artikel 22.

	6. Bij het verrichten van vooronderzoek wordt een afschrift van de last
tot het verrichten van het onderzoek zo mogelijk aan de betrokken
notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris getoond.

	7. De vooronderzoeker stelt de klager en de betrokken notaris,
toegevoegd notaris of kandidaat-notaris in de gelegenheid te worden
gehoord.

	8. De betrokkene is niet verplicht ten behoeve van het vooronderzoek
verklaringen omtrent zijn onderzochte handelen of nalaten af te leggen.
Voor het horen wordt aan de betrokkene medegedeeld dat hij niet
verplicht is tot antwoorden.

	9. Indien de klacht is ingediend door het Bureau, wordt het
vooronderzoek niet opgedragen aan degenen die betrokken waren bij de
uitoefening van het toezicht dat aanleiding gaf tot de indiening van de
klacht.

	10. Een lid of plaatsvervangend lid van de kamer dat vooronderzoek in
een zaak heeft verricht, neemt op straffe van nietigheid van de
beslissing van de kamer geen deel aan de behandeling van die zaak door
de kamer.

	11. De voorzitter kan het vooronderzoek te allen tijde opschorten of
beëindigen.

UU

	In artikel 101, eerste en tweede lid, artikel 104, tweede lid,
onderdeel a, artikel 107, tweede lid, artikel 113a en artikel 125 wordt
telkens na “notaris”, onderscheidenlijk “notarissen” ingevoegd
“, toegevoegd notaris”, onderscheidenlijk “, toegevoegd
notarissen”.

VV

	Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De kamer voor het notariaat kan, indien zij oordeelt dat een tegen
een notaris gerezen bedenking gegrond is, de volgende tuchtmaatregelen
opleggen:

	a. een waarschuwing;

	b. een berisping;

	c. een geldboete;

	d. de ontzegging van de bevoegdheid tot het aanwijzen van een
toegevoegd notaris, voor bepaalde of onbepaalde duur;

	e. de schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van ten
hoogste zes maanden;

	f. de ontzetting uit het ambt.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de
toegevoegd notaris en de kandidaat-notaris, met dien verstande dat aan
hen de tuchtmaatregelen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b
en c, kunnen worden opgelegd, alsmede de tuchtmaatregel van ontzegging
van de bevoegdheid om waar te nemen en om als toegevoegd notaris op te
treden, voor bepaalde of onbepaalde duur.

	3. Het vierde lid komt te luiden:

	4. In geval van waarneming is het eerste tot en met het derde lid van
overeenkomstige toepassing op de waarnemer, met dien verstande dat hij
tevens kan worden geschorst als waarnemer in de uitoefening van het ambt
of dat zijn benoeming tot waarnemer kan worden ingetrokken.

	4. Onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot zesde
tot en met achtste lid, wordt na het vierde lid een lid ingevoegd,
luidende:

	5. De kamer kan bij het opleggen van een waarschuwing, berisping of
geldboete besluiten tot openbaarheid van de opgelegde maatregel.

	5. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

	6. Een waarschuwing of berisping wordt door de voorzitter uitgesproken
in een vergadering van de kamer, in aanwezigheid van de notaris,
toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, die daarvoor bij aangetekende
brief wordt opgeroepen. Daarvan wordt proces-verbaal opgemaakt. De
secretaris zendt een afschrift van het proces-verbaal bij aangetekende
brief aan de notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris. Indien
deze in de vergadering niet is verschenen, deelt de secretaris de inhoud
van de waarschuwing of berisping bij aangetekende brief met bericht van
ontvangst aan hem mee. De KNB ontvangt in beide gevallen een afschrift.

	6. Het achtste lid komt te luiden: 

	7. Een notaris die uit zijn ambt is ontzet kan niet meer tot waarnemer
worden benoemd of aan een notaris worden toegevoegd.

	7. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	9. Artikel 195 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.

WW

	Na artikel 103 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 103a

	1. De geldboete, bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdeel c,
bedraagt ten hoogste het bedrag van de vierde categorie, bedoeld in
artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

	2. De beslissing tot oplegging van de geldboete bevat de termijn
waarbinnen en de wijze waarop het bedrag moet worden betaald. Op verzoek
van de notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris kan de
voorzitter van de kamer voor het notariaat de termijn verlengen.

	3. Het bedrag van de opgelegde boete komt ten bate van de Staat. 

	4. Wordt de boete niet voldaan binnen de termijn, krachtens het tweede
lid gesteld, dan kan de kamer, na de betrokken notaris, toegevoegd
notaris of kandidaat-notaris in de gelegenheid te hebben gesteld
daarover te worden gehoord, ambtshalve beslissen een of meer
tuchtrechtelijke maatregelen op te leggen als bedoeld in artikel 103,
eerste lid, onderdelen c, e of f, de maatregel als bedoeld in artikel
103, derde lid, laatste deelzin.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de invordering van de geldboete.

XX

	Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “kamer van toezicht” vervangen door:
kamer voor het notariaat.

	2. In het tweede lid, onderdelen b en c, vervalt telkens de zinsnede
“, indien het op grond van artikel 96, tweede lid, tweede volzin,
heeft verzocht een onderzoek in te stellen”.

	3. In het derde lid wordt “artikel 97” vervangen door: artikel
111c.

YY

	Artikel 105 komt te luiden:

Artikel 105

	In geval van oplegging van schorsing in de uitoefening van het ambt,
ontzetting uit het ambt, schorsing als waarnemer in de uitoefening van
het ambt of intrekking van de benoeming als waarnemer, deelt de kamer
voor het notariaat bij aangetekende brief aan de betrokken notaris,
nadat de beslissing onherroepelijk is geworden, de datum mee waarop de
maatregel van kracht wordt.

ZZ

	Artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de eerste tot en met het vierde lid wordt telkens “kamer van
toezicht vervangen door: kamer voor het notariaat.

	2. In het eerste lid wordt “tweede tot en met vierde volzin”
vervangen door: tweede tot en met vijfde volzin.

	3. Het vijfde lid, komt te luiden:

	5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd
notaris en de kandidaat-notaris, met dien verstande dat de voorzitter
van de kamer voor het notariaat hen bij wijze van ordemaatregel de
onmiddellijke ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen of
opschorting van de toevoeging kan gelasten, alsmede, in geval van
waarneming door de toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, de
onmiddellijke schorsing als waarnemer in de uitoefening van het ambt.

AAA

	Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “kamer van toezicht” vervangen door
“kamer voor het notariaat” en komt de tweede volzin te luiden: Voor
wat betreft de mogelijkheid tot het instellen van beroep worden in alle
gevallen de KNB en het Bureau als klager aangemerkt.

	2. In het tweede lid wordt “kamer van toezicht” vervangen door
“kamer voor het notariaat” en wordt “aan de klager en aan notaris
of kandidaat-notaris” vervangen door: aan de notaris, de toegevoegd
notaris of de kandidaat-notaris en aan de KNB en het Bureau.

	3. In het derde lid wordt “de artikelen 101 tot en met 104”
vervangen door: de artikelen 99a en 101 tot en met 104.

	4. In het zesde lid wordt “kamer van toezicht vervangen door: kamer
voor het notariaat.

BBB

	Artikel 108 vervalt.

CCC

	Artikel 109 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid, komt te luiden: 

	1. In gevallen waarin een van de in artikel 103, eerste lid, onder e en
f, omschreven maatregelen of de maatregel van ontzegging van de
bevoegdheid om waar te nemen en om als toegevoegd notaris op te treden,
voor bepaalde of onbepaalde duur, bedoeld in artikel 103, derde lid, is
opgelegd, kan, zo bijzondere omstandigheden zulks wettigen, bij
koninklijk besluit worden bepaald dat de schorsing wordt opgeheven, dat
de betrokken notaris in zijn ambt wordt hersteld of dat de toegevoegd
notaris of kandidaat-notaris in de hem ontzegde bevoegdheden wordt
hersteld.

	2. In het tweede lid wordt “kamer van toezicht” vervangen door:
kamer voor het notariaat.

DDD

	Het opschrift van de tweede afdeling van titel IX komt te luiden:

AFDELING 2.  HET TOEZICHT

EEE

	Artikel 110 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden: 

	1. Er is een Bureau Financieel Toezicht. Het Bureau bezit
rechtspersoonlijkheid. Het Bureau is verantwoordelijk voor het toezicht
op de naleving door notarissen, toegevoegd notarissen en
kandidaat-notarissen van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met
inbegrip van toezicht op de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris
of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te
wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat
een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet
betaamt. Het Bureau is tevens verantwoordelijk voor andere taken die het
bij of krachtens deze wet en andere wetten zijn opgedragen.

	2. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.

	3. Het vierde lid, eerste tot en met derde volzin, wordt vervangen
door: Het bestuur van het Bureau bestaat uit een voorzitter en uit
minimaal twee en maximaal vier leden. In het bestuursreglement wordt het
aantal leden vastgesteld. Het bestuur wijst uit zijn midden een
plaatsvervangend voorzitter aan. 

	4. Onder vernummering van het zesde, zevende, negende en tiende lid tot
vijfde, zesde, zevende en achtste lid vervallen het vijfde, achtste en
elfde lid.

	5. In het zevende lid (nieuw) vervalt de tweede volzin.

	6. In het achtste lid (nieuw) wordt “de rechtbank te Utrecht”
vervangen door: de rechtbank in het arrondissement waarin de plaats van
vestiging van het Bureau is gelegen.

	7. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	9. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van toepassing op het
Bureau.

EEEa

	Artikel 111, derde lid, tweede volzin, komt te luiden: Afdeling 4.2.8,
met uitzondering van de artikelen 4:71 en 4:72, eerste, tweede, vierde
en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is van toepassing, met
dien verstande dat: 

	a. de overeenkomstig artikel 26 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen toe te zenden begroting betrekking heeft op het boekjaar
en Onze Minister bij de ingevolge dat artikel vast te stellen datum
rekening houdt met de artikelen 4:60 en 4:61 van de Algemene wet
bestuursrecht;

	b. in afwijking van artikel 4:63 van de Algemene wet bestuursrecht op
de inhoud van de begroting de artikelen 27 en 28 van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen van toepassing zijn;

	c. het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 4:80 van de Algemene wet
bestuursrecht, wordt opgenomen in het jaarverslag, bedoeld in artikel 18
van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

FFF

	Na artikel 111 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 111a

	1. De bij besluit van het bestuur van het Bureau aangewezen personen
die werkzaam zijn bij het Bureau, zijn belast met het houden van
toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Van
dat besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

	2. In aanvulling op artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht is
een toezichthouder als bedoeld in het eerste lid, bevoegd om inzage te
vorderen in persoonlijke gegevens en bescheiden, voorzover deze
betrekking hebben op de persoonlijke financiële administratie van de
notaris.

	3. Ten behoeve van de uitoefening van het toezicht door de aangewezen
personen, bedoeld in het eerste lid, zijn de notaris en de onder zijn
verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de aangewezen
personen niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel
22.

Artikel 111b

	1. Indien het Bureau bij de uitoefening van het toezicht van feiten of
omstandigheden blijkt die naar zijn oordeel voldoende grond opleveren
voor het opleggen van een tuchtmaatregel, kan het een klacht indienen,
tenzij toepassing wordt gegeven aan het tweede lid .

	2. Het Bureau kan voor de overtreding van het bepaalde bij of krachtens
de artikelen 24, eerste tot en met vierde lid, en 25a, de overtreder een
bestuurlijke boete en een last onder dwangsom opleggen.

	3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag van de
geldboete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van
het Wetboek van Strafrecht.

	4. Een bestuurlijke boete wordt niet opgelegd indien tegen de
overtreder jegens dezelfde gedraging een klacht is ingediend.

Artikel 111c

	De ambtenaren van de rijksbelastingdienst doen van hetgeen hen bij de
uitvoering van hun taak betreffende de persoon of de zaken van een
notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris blijkt of hun
meegedeeld wordt, terstond mededeling aan het Bureau, indien het een
handelen of nalaten betreft dat, gelet op artikel 93, eerste lid,
aanleiding kan zijn voor de indiening van een klacht.

GGG

	Artikel 112 vervalt.

GGGa

	Artikel 113 komt te luiden:

Artikel 113

	Het verslag, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht,
wordt opgenomen in het verslag, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van
de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

HHH

	Artikel 123 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid komt de derde volzin te luiden: Hetzelfde geldt
voor de toevoeging aan een notaris of benoeming tot waarnemer, met dien
verstande dat een kandidaat-notaris slechts kan worden toegevoegd of
worden benoemd tot waarnemer indien hij gedurende zes jaren onder
verantwoordelijkheid van een notaris notariële werkzaamheden heeft
verricht, de duur van de stage daaronder begrepen, en tevens dient hij
te voldoen aan de vereisten van artikel 6, tweede lid, onderdelen b,
onder 3°, en c, met dien verstande dat een kandidaat-notaris tot
waarnemer kan worden benoemd in de gevallen van artikel 28, onderdelen a
en b, indien hij drie jaren notariële werkzaamheden heeft verricht.

	2. In het vijfde lid wordt “onderdeel g” vervangen door: onderdeel
h.

ARTIKEL II

	De Gerechtsdeurwaarderswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 23, tweede lid, onderdeel c, wordt “65 jaren” vervangen
door: zeventig jaren.

B

	 Artikel 30, tweede lid, vervalt, alsmede de aanduiding “1.” voor
het eerste lid.

C

	In artikel 52, eerste lid, wordt “65-jarige” vervangen door:
zeventigjarige.

D

	In artikel 92 wordt na “artikel 52, eerste lid,” ingevoegd: zoals
dat luidde op het moment waarop het in werking trad,.

ARTIKEL III

	De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt
als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel a, onder 12°, wordt na “notaris,” ingevoegd:
toegevoegd notaris.

	2. In onderdeel a, onder 13°, wordt na “notaris” ingevoegd: ,
toegevoegd notaris.

B

	In artikel 4, vijfde lid, wordt na “notaris” ingevoegd: ,
toegevoegd notaris.

C

	In artikel 24 wordt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot
zesde en zevende lid, na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

	5. Op de uitoefening door de personen, bedoeld in het eerste lid, van
het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet
door notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen is
artikel 111a, derde lid, van de Wet op het notarisambt van
overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL IV

	In de artikelen 117, eerste lid, en 227, eerste lid, van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek wordt telkens na “notaris,” ingevoegd: toegevoegd
notaris.

ARTIKEL V

	De Wet op het centraal testamentenregister wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, tweede lid, komt te luiden:

	2. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, genoemd in artikel 60
van de Wet op het notarisambt, draagt zorg voor de inrichting en het
bijhouden van het testamentenregister.

B

	In artikel 2, tweede lid, onderdeel a, en de artikelen 3, 5 en 6,
tweede lid, wordt “Onze Minister van Justitie” vervangen door: de
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, genoemd in artikel 60 van de
Wet op het notarisambt.

Ba

	Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De hoogte en wijze van inning van het recht, bedoeld in het eerste
lid, en hetgeen verder nodig is ter uitvoering van deze wet, wordt
geregeld bij regeling van Onze Minister van Justitie.

Bb

	In artikel 5 wordt “de algemene bewaarplaats der minuten, registers
en repertoria als bedoeld in artikel 57 van Wet op het notarisambt, te
’s-Gravenhage” vervangen door: een algemene bewaarplaats van
protocollen als bedoeld in artikel 57 van de Wet op het notarisambt.

C

	Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

	De artikelen 18, 19, 20, 23, 26, 27, 34, 35 en 41 van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen zijn van overeenkomstige toepassing op
uitoefening van de taak, bedoeld in artikel 1, tweede lid.

ARTIKEL VI

	 Bij regeling van Onze Minister van Justitie kunnen nadere regels
worden gesteld over de indiening en behandeling van verzoeken als
bedoeld in artikel 30b, eerste lid, van de Wet op het notarisambt tot
een in die regeling te bepalen tijdstip, dat niet langer dan vijf jaar
na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel W, ligt. In de regeling kan
worden afgeweken van de op grond van artikel 30c, tweede lid, juncto
artikel 8, vijfde lid, geldende beslistermijn.

ARTIKEL VII

	1. Vanaf de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel PP, blijven de
kamers van toezicht, als bedoeld in artikel 93 van de Wet op het
notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I,
onderdeel OO, voor een periode van drie maanden bevoegd om de dan nog
aanhangige zaken af te doen. Bij afloop van deze termijn worden de
kamers van toezicht ontbonden en zijn de voorzitters, plaatsvervangend
voorzitters, leden en plaatsvervangend leden van rechtswege ontslagen.
De zaken die bij afloop van de termijn nog aanhangig zijn, worden voor
verdere behandeling overgedragen aan de kamer voor het notariaat als
bedoeld in artikel 94, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van
artikel I, onderdeel PP, gevestigd in het desbetreffende ressort. 

	2. Onderzoeken op grond van artikel 96 van de Wet op het notarisambt,
zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel RR,
die op dat moment niet zijn afgerond, worden vanaf dat moment aangemerkt
als vooronderzoeken als bedoeld in artikel 99a van de Wet op het
notarisambt. Artikel 96, zesde lid, van de Wet op het notarisambt, zoals
dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel RR, is van
overeenkomstige toepassing indien het onderzoek niet is verricht naar
aanleiding van een klacht.

	3. De bescheiden van de kamers van toezicht die betrekking hebben op
reeds afgeronde onderzoeken die zijn verricht op grond van artikel 96
van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding
van artikel I, onderdeel RR, worden overgedragen aan het Bureau
Financieel Toezicht, genoemd in artikel 110 van de Wet op het
notarisambt. De bescheiden van de kamers van toezicht die betrekking
hebben op het register van notarissen, als bedoeld in de artikelen 3, 5,
10 en 14 van de Wet op het notarisambt, zoals die luidden voor de
inwerkingtreding van Artikel I, onderdelen B, D, H en K, de op grond van
artikel 4 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luide voor de
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, gedeponeerde handtekeningen
en parafen, alsmede de bescheiden die betrekking hebben op de
registratie van nevenbetrekkingen op grond van artikel 11 van de Wet op
het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van Artikel
I, onderdeel I, worden overgedragen aan de Koninklijke Notariële
Beroepsorganisatie, genoemd in artikel 60 van de Wet op het notarisambt.
Alle overige bescheiden worden overgedragen aan de kamer voor het
notariaat, gevestigd in het desbetreffende ressort.

	4. Op de zaken tegen notarissen en kandidaat-notarissen die op het
moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel VV, aanhangig zijn
bij de kamers van toezicht of het gerechtshof Amsterdam, blijft artikel
103 van de Wet op het notarisambt van toepassing zoals dat luidde voor
de inwerkintreding van dat onderdeel en is artikel 103a van de Wet op
het notarisambt niet van toepassing.

	5. Indien op het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel
BBB, zaken tegen notarissen aanhangig zijn als bedoeld artikel 108,
tweede lid, van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de
inwerkingtreding van dat onderdeel, blijft dat artikel van toepassing op
die zaken en is artikel 14, derde lid, onderdeel b, van de Wet op het
notarisambt, zoals dat komt te luiden na de inwerkingtreding van artikel
I, onderdeel K, niet van toepassing. 

ARTIKEL VIII

	Indien de aanwijzing van algemene bewaarplaatsen, bedoeld in artikel 57
van de Wet op het notarisambt, zoals dat komt te luiden na
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel DD, de overbrenging van
protocollen naar een andere bewaarplaats met zich meebrengt, is dat
artikel op de oorspronkelijke bewaarplaats van overeenkomstige
toepassing zolang de overbrenging niet is voltooid. Bij voltooiing van
de overbrenging beëindigt het bestuur van de Koninklijke Notariële
Beroepsorganisatie, bedoeld in artikel 64 van de Wet op het notarisambt,
de benoeming van de bewaarder en plaatsvervangend bewaarder van de
oorspronkelijke bewaarplaats.

ARTIKEL VIIIA

	1. Na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel T, berust het
Besluit deeltijd notarissen op artikel 29, vierde lid, van de Wet op het
notarisambt.

	2. Na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel EEE, berust het
Besluit ondernemingsplan notaris op artikel 7, derde lid, van de Wet op
het notarisambt.

ARTIKEL IX

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 mei 2007 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt in verband
met het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor benoeming
tot notaris (31 040), tot wet is of wordt verheven en eerder in werking
is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel F van deze wet, wordt
artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:

	a. In onderdeel E wordt “tweede lid” telkens vervangen door: eerste
lid.

	b. In onderdeel E wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	d. dat hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst voor een
goede uitoefening van het notarisambt.

	c. Het in onderdeel K opgenomen artikel 14, vierde lid, komt te luiden:

	4. Op voordracht van Onze Minister wordt aan een notaris bij koninklijk
besluit ontslag verleend, indien hij een ambt of betrekking heeft
aanvaard dat, onderscheidenlijk die, op grond van artikel 9
onverenigbaar is met het notarisambt.

	d. In het in onderdeel T opgenomen artikel 29, eerste lid, wordt
“artikel 6, eerste en tweede lid, onderdelen b, onder 1° en 2°, en
c” vervangen door “artikel 6, eerste lid, onderdelen b, onder 1° en
2°, c en d” en wordt “artikel 6, tweede lid, onderdeel c”
vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdeel c.

	e. In het in onderdeel W opgenomen artikel 30c, eerste lid, wordt
“het tweede lid, onderdeel b, onder 4°” vervangen door: het eerste
lid, onderdeel b, onder 4°.

	f. In onderdeel HHH wordt “artikel 6, tweede lid, onderdelen b, onder
3°, en c” vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdelen b, onder
3°, c en d.

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 mei 2007 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt in verband
met het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor benoeming
tot notaris (31 040) tot wet is of wordt verheven, en die wet later in
werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking
treedt als artikel I, onderdeel F, van deze wet, wordt artikel I van die
wet als volgt gewijzigd:

	a. In onderdeel B, wordt, onder vernummering van het vierde en vijfde
lid tot vijfde en zesde lid, na het derde lid een lid ingevoegd,
luidende:

	4. Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	d. dat hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst voor een
goede uitoefening van het notarisambt.

	b. Onderdeel C komt te luiden:

C

	Artikel 14, vierde lid, komt te luiden:

	4. Op voordracht van Onze Minister wordt aan een notaris bij koninklijk
besluit ontslag verleend, indien hij een ambt of betrekking heeft
aanvaard dat, onderscheidenlijk die, op grond van artikel 9
onverenigbaar is met het notarisambt.

	c. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

	In artikel 30c, eerste lid, wordt “het tweede lid, onderdeel b, onder
4°” vervangen door: het eerste lid, onderdeel b, onder 4°.

	3. Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2009 ingediende
voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op de rechterlijke
organisatie, de Wet op de rechterlijke indeling, het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten naar aanleiding van
de evaluatie van de modernisering van de rechterlijke organisatie en in
verband met de regeling van het klachtrecht inzake gedragingen van
rechterlijke ambtenaren (Evaluatiewet modernisering rechterlijke
organisatie) (32 021) tot wet is of wordt verheven, en die wet later in
werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking
treedt als artikel I, onderdeel L, van deze wet, wordt in artikel XV van
die wet “kamer van toezicht” vervangen door: kamer voor het
notariaat.

ARTIKEL X

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Justitie,

 PAGE    

 PAGE   27