[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32210 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel

Eindtekst

Nummer: 2010D16118, datum: 2010-03-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z21027:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

23 maart 2010



Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
kwaliteitszorg en het toezicht op het hoger onderwijs te verbeteren en
de lasten van de accreditatieprocedure voor instellingen te verminderen
en in verband daarmee de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek te wijzigen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als
volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel r komt te luiden:

	r. accreditatieorgaan: de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie,
bedoeld in artikel 1 van het Accreditatieverdrag;.

	2. Onderdeel s komt te luiden:

	s. accreditatie: het keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat de
kwaliteit van een opleiding door het accreditatieorgaan positief is
beoordeeld;.

	3. Onderdeel t komt te luiden:

	t. toets nieuwe opleiding: het keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat
de kwaliteit van een voorgenomen opleiding door het accreditatieorgaan
positief is beoordeeld;.

	4. Na onderdeel t wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

	t1. instellingstoets kwaliteitszorg: het keurmerk dat tot uitdrukking
brengt dat de interne kwaliteitszorg en de inzet tot verbetering van de
resultaten van een instelling voor hoger onderwijs voor zover die
betrekking heeft op de kwaliteit van haar opleidingen door het
accreditatieorgaan positief is beoordeeld;.

B

	Artikel 1.18 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

	Indien het instellingsbestuur van een instelling voor hoger onderwijs
gebruik maakt van de mogelijkheid, bedoeld in artikel 5a.13a, vindt de
beoordeling ten minste plaats op basis van het deel van het
accreditatiekader voor de instellingstoets kwaliteitszorg en de aspecten
van kwaliteit, bedoeld in artikel 5a.13b, tweede lid.

	2. In het tweede lid wordt na ā€œhet eerste lidā€ ingevoegd: met
uitzondering van de laatste volzin.

	3. In het derde lid, eerste volzin, vervalt ā€œmedeā€.

	4. In het derde lid komt de tweede volzin te luiden:

	De tweede volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing
en de uitkomsten van de beoordeling zijn openbaar.

	5. In het derde lid komt de laatste volzin te luiden:

	De beoordeling vindt ten minste plaats op basis van het deel van het
accreditatiekader voor accreditatie op grond van artikel 5a.8 of artikel
5a.13f en de aspecten van kwaliteit, bedoeld in 5a.8, tweede lid, of
5a.13f, eerste lid.

	6. In het vierde lid wordt ā€œHet derde lid isā€ vervangen door: Het
eerste lid, laatste volzin en het derde lid zijn.

C

	Artikel 5a.2 komt te luiden:

Artikel 5a.2. Instelling en taken accreditatieorgaan

	1. Er is een accreditatieorgaan dat is belast met activiteiten in het
kader van het verlenen van accreditatie, de toets nieuwe opleiding en de
instellingstoets kwaliteitszorg op grond van titel 2 of 2a van dit
hoofdstuk. Het accreditatieorgaan bezit rechtspersoonlijkheid.

	2. Het accreditatieorgaan is tevens belast met het instellen van een
commissie van deskundigen, die adviseert over de aanvraag om toets
nieuwe opleiding of de instellingstoets kwaliteitszorg. Daarnaast stemt
het accreditatieorgaan in met een door het instellingsbestuur
samengestelde commissie van deskundigen, voor de beoordeling, bedoeld in
artikel 1.18, derde lid, ten behoeve van de aanvraag om accreditatie,
indien het accreditatieorgaan zich ervan verzekerd heeft dat de
commissie van deskundigen onafhankelijk en deskundig is. Van de in de
vorige volzinnen bedoelde commissies van deskundigen maakt een student
deel uit.

	3. Het accreditatieorgaan is desgevraagd belast met het adviseren van
Onze minister over het gebruiken van de bevoegdheid, bedoeld in artikel
5a.12b en 5a.13e, tweede lid. Voordat het accreditatieorgaan een advies
als bedoeld in de eerste volzin uitbrengt, kan hij een onderzoek
instellen waarbij de artikelen 5:13, 5:16, 5:17 en 5:20 van de Algemene
wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing zijn en schakelt hij
een commissie van deskundigen in.

	4. Het accreditatieorgaan rapporteert desgevraagd aan Onze minister
over de kwaliteit van opleidingen in het hoger onderwijs met het oog op
de vergelijkbaarheid aan de hand van zijn beoordelingen op grond van dit
hoofdstuk. Het accreditatieorgaan doet op grond daarvan voorstellen die
hij in het belang van de kwaliteit van opleidingen in het hoger
onderwijs nodig acht.

	5. Het accreditatieorgaan heeft tevens tot taak het accreditatiekader,
bedoeld in artikel 5a.2a, te bespreken met instanties in de Europese
landen, in het bijzonder met instanties in de grenslanden.

	6. Bij ministeriƫle regeling worden de overige werkzaamheden bepaald
die het accreditatieorgaan verricht in verband met het beoordelen van
ander onderwijs dan hoger onderwijs of in verband met opdrachten als
bedoeld in artikel 1, tweede lid, van het Accreditatieverdrag.

	7. Onverminderd het Accreditatieverdrag en het daarop gebaseerde
Beheersreglement is op het accreditatieorgaan de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen van toepassing.

D

	Na artikel 5a.2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a.2a. Accreditatiekader

	1. Het accreditatieorgaan legt zijn werkwijze voor het verlenen van
accreditatie, toets nieuwe opleiding en instellingstoets kwaliteitszorg
en de uitwerking van de criteria, bedoeld in artikel 5a.8, tweede lid,
5a.10a, tweede lid, 5a.13b, tweede lid, 5a.13f, eerste lid en 5a.13g,
eerste lid, vast in het accreditatiekader, waarbij voor de beoordeling
ten minste onderscheid wordt gemaakt tussen het wetenschappelijk
onderwijs en het hoger beroepsonderwijs, tussen bacheloropleidingen en
masteropleidingen en waarbij het verschil in de wijze van beoordeling
van aanvragen op grond van titel 2a ten opzichte van titel 2 wordt
opgenomen.

	2. Alvorens het accreditatiekader vast te stellen of te wijzigen, voert
het accreditatieorgaan overleg met vertegenwoordigers van de
instellingen en andere betrokkenen, waaronder studentenorganisaties als
bedoeld in artikel 3.3 en de daarvoor in aanmerking komende
vakorganisaties van overheids- en onderwijspersoneel.

	3. Het accreditatiekader of een wijziging daarvan behoeft de
goedkeuring van Onze minister. De goedkeuring kan worden onthouden
wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Onze minister
verleent zijn goedkeuring niet dan nadat vier weken zijn verstreken
nadat zijn voornemen daartoe aan de beide kamers der Staten-Generaal is
voorgelegd. Het besluit omtrent goedkeuring wordt binnen 17 weken na de
verzending ter goedkeuring bekendgemaakt aan het accreditatieorgaan.

	4. Het accreditatiekader of de wijziging daarvan wordt bekendgemaakt
door plaatsing in de Staatscourant.

E

	Artikel 5a.3a vervalt.

F

	Artikel 5a.8 komt te luiden:

Artikel 5a.8. Uitgebreide beoordelingscriteria voor verlenen van
accreditatie

	1. In het accreditatiekader, bedoeld in artikel 5a.2a, worden voor het
verlenen van accreditatie op grond van dit artikel door het
accreditatieorgaan vastgelegd:

	a. de gegevens die het instellingsbestuur meezendt bij een aanvraag om
accreditatie,

	b. de wijze waarop de onafhankelijkheid van de beoordeling wordt
gewaarborgd,

	c. de procedure voor het instemmen met een commissie van deskundigen,
bedoeld in artikel 5a.2, tweede lid, en

	d. de voorwaarden voor het verlenen van de oordelen onvoldoende,
voldoende, goed en excellent aan de onderdelen, bedoeld in het tweede
lid.

	2. Bij de beoordeling van de aanvraag om accreditatie wordt aandacht
geschonken aan de aspecten van kwaliteit die betrekking hebben op de
opleiding, waarbij ten minste worden beoordeeld:

	a. het beoogde eindniveau van de opleiding, gelet op hetgeen
internationaal gewenst en gangbaar is,

	b. de inhoud en opzet van het onderwijsprogramma,

	c. het gerealiseerde eindniveau, gelet op hetgeen internationaal
gewenst en gangbaar is, alsmede de deugdelijkheid van beoordeling,
toetsing en examinering van de studenten,

	d. de kwaliteit en kwantiteit van het ingezette personeel alsmede het
personeelsbeleid dat van invloed is op de kwaliteit van de opleiding,

	e. de opleidingsspecifieke voorzieningen alsmede de instellingsbrede
voorzieningen die van invloed zijn op de kwaliteit van de opleiding
daaronder mede begrepen voldoende studiebegeleiding en voorzieningen die
de toegankelijkheid en studeerbaarheid voor studenten met een
functiebeperking bevorderen, en

	f. de opzet en organisatie van de interne kwaliteitszorg gericht op de
systematische verbetering van de opleiding.

G

	Artikel 5a.8a vervalt.

H

	Artikel 5a.9 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt ā€œhet vorige accreditatiebesluitā€
vervangen door: het vorige besluit tot het verlenen van accreditatie en
wordt ā€œhet besluit waaruit blijkt dat de toets nieuwe opleiding met
positief gevolg is ondergaanā€ vervangen door: het besluit tot het
verlenen van een toets nieuwe opleiding.

	2. In het derde lid wordt ā€œHet accreditatiebesluitā€ vervangen door:
Het besluit tot het verlenen van accreditatie.

	3. In het vierde lid komt de tweede volzin als volgt te luiden:

	Het besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop het vorige
besluit tot het verlenen van accreditatie of het besluit tot het
verlenen van toets nieuwe opleiding vervalt.

	4. Het vijfde tot en met achtste lid worden vernummerd tot zesde tot en
met negende lid.

	5. Na het vierde lid wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

	5. Het accreditatieorgaan verleent geen accreditatie indien het
criterium, bedoeld in artikel 5a.8, tweede lid, onder c, door hem
onvoldoende is beoordeeld.

	6. In het zesde lid (nieuw) vervalt ā€œonherroepelijkā€, wordt
ā€œzevende lidā€ vervangen door: achtste lid en wordt ā€œzesde lidā€
vervangen door: zevende lid.

	7. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

	7. Het besluit tot het verlenen van accreditatie vervalt zes jaar na de
dag van inwerkingtreding van het besluit.

	8. In het achtste lid (nieuw) vervalt ā€œonherroepelijkā€ en wordt
ā€œzesdeā€ vervangen door: zevende.

	9. In het achtste lid (nieuw) wordt na de tweede keer indien ingevoegd:
het accreditatieorgaan niet voor afloop van de periode, bedoeld in het
zevende lid, een besluit heeft genomen. In dat geval wordt de periode
van de accreditatie verlengd tot aan het einde van het studiejaar of,
indien nodig, tot aan het einde van het daarop volgende studiejaar.

I

	Artikel 5a.10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Het accreditatieorgaan legt haar oordeel vast in een
accreditatierapport dat bestaat uit de volgende onderdelen:

	a. het besluit op de aanvraag om accreditatie,

	b. de bevindingen naar aanleiding van de beoordeling van de opleiding,
bedoeld in artikel 5a.9, derde lid,

	c. een eindoordeel onvoldoende, voldoende, goed of excellent voor de
opleiding, of

	d. de bijzondere kenmerken van de opleiding.

	2. Het tweede tot en met vierde lid worden vernummerd tot het derde tot
en met vijfde lid.

	3. Er wordt een nieuwe tweede lid ingevoegd, luidende:

	2. Het accreditatierapport is een besluit in de zin van de Algemene wet
bestuursrecht.

J

	Na artikel 5a.10 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a.10a. Uitgebreide beoordelingscriteria voor verlenen toets
nieuwe opleiding

	1. In het accreditatiekader, bedoeld in artikel 5a.2a, worden voor het
verlenen van de toets nieuwe opleiding op grond van dit artikel door het
accreditatieorgaan vastgelegd:

	a. de gegevens die het instellingsbestuur meezendt bij een aanvraag om
een toets nieuwe opleiding, en

	b. voor zover een toets nieuwe opleiding onder voorwaarden als bedoeld
in artikel 5a.11, vierde lid, is verleend, de procedure en voorwaarden
voor de instelling.

	2. Bij de beoordeling van de aanvraag om een toets nieuwe opleiding
wordt aandacht geschonken aan de aspecten van kwaliteit die betrekking
hebben op de voorgenomen opleiding waarbij ten minste worden beoordeeld:

	a. het beoogde eindniveau van de opleiding, gelet op hetgeen
internationaal gewenst en gangbaar is,

	b. de inhoud en opzet van het onderwijsprogramma,

	c. de wijze van beoordeling, toetsing en examinering van de studenten,

	d. de kwaliteit en kwantiteit van het ingezette personeel alsmede het
personeelsbeleid dat van invloed is op de kwaliteit van de opleiding,

	e. de opleidingsspecifieke voorzieningen alsmede de instellingsbrede
voorzieningen die van invloed zijn op de kwaliteit van de opleiding
daaronder mede begrepen voldoende studiebegeleiding en voorzieningen die
de toegankelijkheid en studeerbaarheid voor studenten met een
functiebeperking bevorderen, en

	f. de opzet en organisatie van de interne kwaliteitszorg gericht op de
systematische verbetering van de opleiding.

	3. Onverminderd het tweede lid, legt het accreditatieorgaan zijn
werkwijze vast voor de toets nieuwe opleiding van de eerste opleiding
die wordt verzorgd door een rechtspersoon die geaccrediteerde
opleidingen wil verzorgen overeenkomstig de kaders, bedoeld in artikel
5a.8, eerste lid, en op grond van artikel 5a.9, derde lid.

K

	Artikel 5a.11 komt te luiden:

Artikel 5a.11. Toets nieuwe opleiding

	1. De toets nieuwe opleiding wordt verleend op aanvraag van het
instellingsbestuur.

	2. Het accreditatieorgaan neemt binnen zes maanden na ontvangst van de
aanvraag om de toets nieuwe opleiding een besluit. In dit besluit geeft
het accreditatieorgaan aan welk onderdeel van het Centraal register
opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13, naar zijn oordeel
voor de opleiding passend is.

	3. Het accreditatieorgaan besluit gedurende drie jaar geen toets nieuwe
opleiding te verlenen, indien uit de gegevens van de desbetreffende
aanvraag blijkt dat de instelling voornemens is een opleiding te
verzorgen die geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een opleiding,
verzorgd door diezelfde instelling, waarvoor geen accreditatie is
verleend of het besluit tot het verlenen van accreditatie is
ingetrokken.

	4. Het accreditatieorgaan kan een toets nieuwe opleiding onder
voorwaarden verlenen. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald
in welke gevallen het accreditatieorgaan een toets nieuwe opleiding
onder voorwaarden kan verlenen en welke voorwaarden hieraan gesteld
kunnen worden. Indien naar het oordeel van het accreditatieorgaan binnen
een jaar niet aan de gestelde voorwaarden is voldaan, verliest de
opleiding een jaar na de dag waarop het besluit tot verlenen van de
toets nieuwe opleiding onder voorwaarden is genomen deze toets nieuwe
opleiding. Artikel 5a.12, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Onze minister legt het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur
als bedoeld in de tweede volzin voor aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal. De voordracht voor die algemene maatregel van bestuur
wordt niet gedaan dan nadat dertig dagen na die voorlegging zijn
verstreken.

	5. Met een besluit tot het verlenen van een toets nieuwe opleiding laat
het instellingsbestuur die opleiding als nieuwe opleiding registeren in
het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel
6.13.

	6. Het besluit tot het verlenen van een toets nieuwe opleiding vervalt:

	a. na zes jaar,

	b. in afwijking van onderdeel a, een jaar na de dag waarop het besluit
tot het verlenen van een toets nieuwe opleiding is genomen, indien niet
aan de voorwaarden, bedoeld in het vierde lid, is voldaan,

	c. na tien maanden, indien het instellingsbestuur de bekostigde
opleiding niet binnen deze termijn heeft laten registreren in het
Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13,
of

	d. na zes maanden, indien het instellingsbestuur een opleiding, niet
zijnde een opleiding onder c, niet binnen deze termijn heeft laten
registeren in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld
in artikel 6.13.

	7. De artikelen 5a.9, negende lid en 5a.10, met uitzondering van het
eerste lid, tweede volzin, zijn van overeenkomstige toepassing.

	8. Indien een toets nieuwe opleiding wordt aangevraagd voor een
masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs die de voortzetting vormt
van een postinitiƫle masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs,
waarvoor accreditatie is verleend, verleent het accreditatieorgaan de
toets nieuwe opleiding zonder nader onderzoek voor dezelfde termijn als
gold voor de accreditatie.

L

	In artikel 5a.12, vijfde lid, wordt ā€œ5a.11, vijfde lidā€ vervangen
door: 5a.11, zesde lid en ā€œ5a.11, eerste lidā€ vervangen door: 5a.11,
vijfde lid.

M

	Artikel 5a.12a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid komt de tweede volzin als volgt te luiden:

	Daartoe besluit het accreditatieorgaan indien sprake is van een van de
bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen. Onze minister
legt het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in
de vorige volzin voor aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De
voordracht voor die algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan
nadat dertig dagen na die voorlegging zijn verstreken.

	2. In het tweede lid vervalt ā€œprocedureleā€.

N

	Na artikel 5a.12a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a.12b. Intrekken accreditatie en toets nieuwe opleiding

	1. Onze minister kan, na advies van het accreditatieorgaan, een besluit
tot het verlenen van accreditatie of toets nieuwe opleiding intrekken,
indien de beoordeling van de aspecten van kwaliteit van de opleiding,
bedoeld in artikel 5a.8, tweede lid, 5a.10a, tweede lid, 5a.13f, eerste
lid, of 5a.13g, eerste lid, zodanig is gewijzigd dat deze beoordeling
van die aspecten tot een afwijzing van de aanvraag om accreditatie of
toets nieuwe opleiding zou leiden.

	2. Alvorens een besluit als bedoeld in het eerste lid te nemen, hoort
Onze minister het instellingsbestuur.

	3. Na intrekking van het besluit tot het verlenen van accreditatie of
toets nieuwe opleiding is artikel 5a.12, eerste tot en met vijfde lid,
op de opleiding van overeenkomstige toepassing.

O

	Na titel 2 van hoofdstuk 5a wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:

TITEL 2A. INSTELLINGSTOETS KWALITEITSZORG

Artikel 5a.13a. Instellingstoets kwaliteitszorg

	Een instelling voor hoger onderwijs kan een instellingstoets
kwaliteitszorg aanvragen.

Artikel 5a.13b. Beoordelingscriteria instellingstoets kwaliteitszorg

	1. In het accreditatiekader, bedoeld in artikel 5a.2a, worden voor het
verlenen van de instellingstoets kwaliteitszorg door het
accreditatieorgaan vastgelegd:

	a. de gegevens die het instellingsbestuur meezendt bij een aanvraag om
instellingstoets kwaliteitszorg, en

	b. de wijze waarop de onafhankelijkheid van de beoordeling wordt
gewaarborgd.

	2. Bij de beoordeling van de aanvraag om een instellingstoets
kwaliteitszorg worden voor zover die betrekking hebben op de kwaliteit
van haar opleidingen beoordeeld:

	a. de visie op de kwaliteit van haar onderwijs,

	b. de vormgeving en de effectiviteit van de interne kwaliteitszorg van
een instelling, 

	c. het gevoerde beleid op het gebied van personeel en voorzieningen,

d. de voorzieningen die de toegankelijkheid en studeerbaarheid voor
studenten met een functiebeperking bevorderen.

Artikel 5a.13c. Aanvraag instellingstoets kwaliteitszorg

	1. Het besluit tot het verlenen van een instellingstoets kwaliteitszorg
vervalt zes jaar na de dag van inwerkingtreding van het besluit.

	2. Een aanvraag om verlenging van het besluit tot het verlenen van een
instellingstoets kwaliteitszorg wordt ten minste een jaar voor de
vervaldatum van het besluit tot het verlenen van de vorige
instellingstoets kwaliteitszorg bij het accreditatieorgaan ingediend.

	3. Indien een instellingsbestuur overeenkomstig de termijn, bedoeld in
het tweede lid, een aanvraag om een instellingstoets kwaliteitszorg
heeft ingediend, wordt, in afwijking van het eerste lid, de periode van
het geldende besluit tot het verlenen van een instellingstoets
kwaliteitszorg verlengd tot het moment dat onherroepelijk op de aanvraag
is beslist.

	4. Artikel 5a.9, negende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5a.13d. Beoordeling door accreditatieorgaan

	1. Het accreditatieorgaan neemt binnen zes maanden na ontvangst van de
aanvraag om een instellingstoets kwaliteitszorg een besluit.

	2. Het besluit tot het verlenen van een instellingstoets kwaliteitszorg
treedt in werking met ingang van de dag waarop het vorige besluit tot
het verlenen van een instellingstoets kwaliteitszorg vervalt, of indien
een instelling voor de eerste maal een instellingstoets kwaliteitszorg
wordt verleend, met ingang van de dag van bekendmaking van het besluit.

	3. Het besluit tot het verlenen van een instellingstoets kwaliteitszorg
wordt gebaseerd op de beoordeling, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid.

	4. Artikel 5a.10, met uitzondering van het eerste lid, tweede volzin,
is van overeenkomstige toepassing.

	5. Indien het accreditatieorgaan besluit geen instellingstoets
kwaliteitszorg te verlenen, kan een instellingsbestuur gedurende drie
jaar vanaf de datum van het besluit geen instellingstoets kwaliteitszorg
aanvragen.

	6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen
het accreditatieorgaan aan het besluit tot het verlenen van een
instellingstoets kwaliteitszorg voorwaarden kan verbinden en welke
voorwaarden hierbij kunnen worden gesteld. Indien naar het oordeel van
het accreditatieorgaan binnen een jaar niet aan de gestelde voorwaarden
is voldaan, verliest de instelling een jaar na de dag waarop het besluit
tot verlenen van de instellingstoets kwaliteitszorg is genomen de
instellingstoets kwaliteitszorg. Onze minister legt het ontwerp van een
algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de eerste volzin voor aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De voordracht voor die algemene
maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat dertig dagen na die
voorlegging zijn verstreken.

Artikel 5a.13e. Gevolgen besluit instellingstoets kwaliteitszorg

	1. Indien een instellingsbestuur beschikt over een besluit tot het
verlenen van een instellingstoets kwaliteitszorg worden de opleidingen
van de instelling bij accreditatie beoordeeld op grond van artikel
5a.13f en bij de toets nieuwe opleiding op grond van artikel 5a.13g,
tenzij het instellingsbestuur het accreditatieorgaan verzoekt een
aanvraag om accreditatie of toets nieuwe opleiding te beoordelen op
grond van titel 2.

	2. Artikel 5a.12b, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige
toepassing met dien verstande dat de beoordeling betrekking heeft op de
aspecten van kwaliteit, bedoeld in artikel 5a.13b, tweede lid.

	3. Indien een instelling niet langer beschikt over een instellingstoets
kwaliteitszorg worden de opleidingen van de instelling bij accreditatie
of toets nieuwe opleiding beoordeeld op grond van titel 2 van dit
hoofdstuk met uitzondering van de opleidingen waarvoor een volledige
aanvraag bij het accreditatieorgaan is ingediend voor de dag dat op de
aanvraag om een instellingstoets kwaliteitszorg is beslist.

	4. Indien bij het verlenen van de instellingstoets kwaliteitszorg
voorwaarden zijn gesteld op grond van de algemene maatregel van bestuur,
bedoeld in artikel 5a.13d, zesde lid, heeft een besluit tot het verlenen
van accreditatie op grond van artikel 5a.13f onderscheidenlijk de toets
nieuwe opleiding op grond van artikel 5a.13g op een volledige aanvraag
die bij het accreditatieorgaan is ingediend gedurende het jaar waarin
aan de voorwaarden moet worden voldaan, een geldigheidsduur van een
jaar.

	5. Indien een instelling op grond van het bepaalde in de tweede volzin
van artikel 5a.13d, zesde lid, de instellingstoets kwaliteitszorg
verliest, wordt de geldigheidsduur van een besluit als bedoeld in het
vierde lid verlengd tot een jaar na de datum waarop het
accreditatieorgaan het oordeel heeft bekendgemaakt dat niet aan de
gestelde voorwaarden is voldaan. Het instellingsbestuur is verplicht
binnen zes maanden na de datum waarop het accreditatieorgaan het
oordeel, bedoeld in de vorige volzin, heeft bekendgemaakt een aanvraag
om toetsing van de aspecten van artikel 5a.8, tweede lid, onderdelen d
tot en met f, of artikel 5a.10, tweede lid, onderdelen d tot en met f,
bij het accreditatieorgaan in te dienen voor de aanvragen tot het
verlenen van accreditatie of een toets nieuwe opleiding die zijn gedaan
gedurende het jaar waarin de voorwaarden voor de instellingstoets
kwaliteitszorg golden. 

	6. Het accreditatieorgaan besluit binnen drie maanden op een aanvraag,
bedoeld in het vijfde lid. Bij een positief besluit van het
accreditatieorgaan op de aanvraag wordt de duur van de accreditatie of
toets nieuwe opleiding verlengd tot zes jaar. Bij een negatief besluit
van het accreditatieorgaan zijn artikel 5a.12, eerste tot en met vijfde
lid, en artikel 5a.12a van overeenkomstige toepassing. Indien het
accreditatieorgaan niet binnen een jaar na de datum, waarop aan het
instellingsbestuur het oordeel is bekendgemaakt dat niet aan de gestelde
voorwaarden is voldaan, op de aanvraag heeft besloten, wordt de
geldigheidsduur van een besluit als bedoeld in het vierde lid verlengd
tot aan het einde van het studiejaar of, indien nodig tot aan het einde
van het daarop volgende studiejaar.

	7. Indien de instelling naar het oordeel van het accreditatieorgaan
binnen een jaar heeft voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij het
verlenen van de instellingstoets kwaliteitszorg, wordt de
geldigheidsduur van een besluit, bedoeld in het vierde lid, verlengd tot
zes jaar.

Artikel 5a.13f. Beperkte beoordelingscriteria accreditatie bij
instellingen met een instellingstoets kwaliteitszorg

	1. Bij de beoordeling van de aanvraag om accreditatie voor een
opleiding van een instellingsbestuur dat beschikt over een
instellingstoets kwaliteitszorg wordt aandacht geschonken aan de
aspecten van kwaliteit die betrekking hebben op het niveau van de
opleiding waarbij ten minste wordt beoordeeld:

	a. het beoogde eindniveau, gelet op hetgeen internationaal gewenst of
gangbaar is,

	b. de inhoud en opzet van het onderwijsprogramma, de kwaliteit en
kwantiteit van het ingezette personeel en de opleidingsspecifieke
voorzieningen, en

	c. het gerealiseerde eindniveau, gelet op hetgeen internationaal
gewenst en gangbaar is, alsmede de deugdelijkheid van beoordeling,
toetsing en examinering van de studenten.

	2. De artikelen 5a.8, eerste lid, 5a.9, 5a.10, 5a.12 en 5a.12a zijn van
overeenkomstige toepassing met dien verstande dat met de criteria wordt
bedoeld de criteria op grond van dit artikel.

Artikel 5a.13g. Beperkte beoordelingscriteria toets nieuwe opleiding bij
instellingen met een instellingstoets kwaliteitszorg

	1. Bij de beoordeling van de aanvraag om een toets nieuwe opleiding
voor een voorgenomen opleiding van een instellingsbestuur dat beschikt
over een instellingstoets kwaliteitszorg wordt aandacht geschonken aan
de volgende aspecten van kwaliteit die betrekking hebben op het niveau
van de voorgenomen opleiding waarbij ten minste wordt beoordeeld:

	a. het beoogde eindniveau, gelet op hetgeen internationaal gewenst of
gangbaar is,

	b. de inhoud en opzet van het onderwijsprogramma, de kwaliteit en
kwantiteit van het in te zetten personeel en de opleidingsspecifieke
voorzieningen, en

	c. de wijze van beoordeling, toetsing en examinering van de studenten.

	2. De artikelen 5a.10a, eerste lid, 5a.11 en 5a.12, vijfde lid, zijn
van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat met de criteria
wordt bedoeld de criteria op grond van dit artikel.

Oa 

Artikel 9.3, achtste lid, vervalt.

Ob 

Artikel 9.30a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt de tweede volzin als volgt gewijzigd: Artikel
9.34, tweede lid en derde lid aanhef en onderdelen f, g en j1, is van
overeenkomstige toepassing.

2. Na het derde lid wordt een vierde lid toegevoegd dat als volgt komt
te luiden:

4. De gezamenlijke vergadering is bevoegd het college van bestuur ten
minste twee maal per jaar uit te nodigen om het voorgenomen beleid te
bespreken aan de hand van een door haar opgestelde agenda.

Oc

In artikel 9.32 wordt na het tweede lid een lid 2a ingevoegd dat als
volgt komt te luiden:

2a. De raad is voorts bevoegd het college van bestuur ten minste twee
maal per jaar uit te nodigen om het voorgenomen beleid te bespreken aan
de hand van een door hem opgestelde agenda.

Od

In artikel 9.34, derde lid, wordt na onderdeel j een nieuw onderdeel j1
ingevoegd dat luidt als volgt:

j1. de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de bevoegdheid die in
artikel 9.32, lid 2a, aan de raad is toegekend waaronder de minimale
termijn waarop het college van bestuur kan worden uitgenodigd,. 

Oe

In artikel 10.2, derde lid, vervallen de woorden ā€œen achtsteā€.

Of

Artikel 10.16b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt de tweede volzin als volgt gewijzigd: De
artikelen 10.21, tweede lid, en 10.22, aanhef en onderdelen f, g en j1,
zijn van overeenkomstige toepassing.

2. Na het derde lid wordt een vierde lid toegevoegd dat als volgt komt
te luiden:

4. De gezamenlijke vergadering is bevoegd het college van bestuur ten
minste twee maal per jaar uit te nodigen om het voorgenomen beleid te
bespreken aan de hand van een door haar opgestelde agenda.

Og

In artikel 10.19 wordt na het tweede lid een lid 2a ingevoegd dat als
volgt komt te luiden:

2a. De raad is voorts bevoegd het college van bestuur ten minste twee
maal per jaar uit te nodigen om het voorgenomen beleid te bespreken aan
de hand van een door hem opgestelde agenda.

Oh

In artikel 10.22 wordt na onderdeel j een nieuw onderdeel j1 ingevoegd
dat luidt als volgt:

j1. de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de bevoegdheid die in
artikel 10.19, lid 2a, aan de raad is toegekend waaronder de minimale
termijn waarop het college van bestuur kan worden uitgenodigd,. 

Oi

Artikel 11.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid komt de zinsnede ā€œde ondernemingsraad van de Open
Universiteit en de studentenraad, bedoeld in artikel 11.13,ā€ te luiden
als volgt: de universiteitsraad dan wel, indien het college van bestuur
heeft besloten dat de Wet op de ondernemingsraden met uitzondering van
hoofdstuk VII B van toepassing is, de gezamenlijke vergadering van de
ondernemingsraad en het orgaan dat op grond van een door het college van
bestuur vastgestelde medezeggenschapsregeling ten behoeve van de
studenten van de Open Universiteit is ingesteld,.

2. Het zevende lid vervalt.

Oj

Artikel 11.5, tweede lid, komt te luiden als volgt:

2. De voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht worden door
Onze minister benoemd, geschorst en ontslagen. Een van de leden wordt
benoemd op voordracht van de universiteitsraad dan wel, indien het
college van bestuur heeft besloten dat de Wet op de ondernemingsraden
met uitzondering van hoofdstuk VII B van toepassing is, de gezamenlijke
vergadering van de ondernemingsraad en het orgaan dat op grond van een
door het college van bestuur vastgestelde medezeggenschapsregeling ten
behoeve van de studenten van de Open Universiteit is ingesteld. De
voordracht bevat ten minste twee namen. Indien de voorgedragen
kandidaten niet door Onze minister worden benoemd, wordt een nieuwe
voordracht gedaan. Onze minister kan gemotiveerd afwijken van de tweede
voordracht. Bij de benoeming wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met
een evenwichtige verdeling van de zetels over mannen en vrouwen. Onze
minister benoemt een lid dat in het bijzonder het vertrouwen geniet van
de universiteitsraad dan wel, indien het college van bestuur heeft
besloten dat de Wet op de ondernemingsraden met uitzondering van
hoofdstuk VII B van toepassing is, de gezamenlijke vergadering van de
ondernemingsraad en het orgaan dat op grond van een door het college van
bestuur vastgestelde medezeggenschapsregeling ten behoeve van de
studenten van de Open Universiteit is ingesteld. De benoeming geschiedt
voor een periode van ten hoogste vier jaren. 

Ok

In het eerste lid van artikel 11.6 wordt de zinsnede ā€œartikel 1.3,
derde lid,ā€ gewijzigd in: artikel 1.3, vierde lid,.

Ol

Artikel 11.11, eerste lid, laatste volzin komt te luiden als volgt: De
commissie zendt de adviezen, bedoeld onder a en c, ter kennisneming aan
de universiteitsraad dan wel, indien het college van bestuur heeft
besloten dat de Wet op de ondernemingsraden met uitzondering van
hoofdstuk VII B van toepassing is, de gezamenlijke vergadering van de
ondernemingsraad en het orgaan dat op grond van een door het college van
bestuur vastgestelde medezeggenschapsregeling ten behoeve van de
studenten van de Open Universiteit is ingesteld.

Om

Het opschrift van paragraaf 4 komt te luiden: Medezeggenschap.

On

Artikel 11.13 komt te luiden als volgt:

Artikel 11.13	Regeling medezeggenschap OU

1. Op de medezeggenschap zijn de artikelen 9.30 tot en met 9.36 en 9.48
van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat onder
instellingscollegegeld wordt verstaan instellingscollegegeld OU.

2. Het college van bestuur behoeft voorts de voorafgaande instemming van
de universiteitsraad dan wel, indien het college van bestuur heeft
besloten dat de Wet op de ondernemingsraden met uitzondering van
hoofdstuk VII B van toepassing is, de gezamenlijke vergadering van de
ondernemingsraad en het orgaan dat op grond van een door het college van
bestuur vastgestelde medezeggenschapsregeling ten behoeve van de
studenten van de Open Universiteit is ingesteld, voor elk door hem te
nemen besluit met betrekking tot ten minste de vaststelling of wijziging
van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, met
uitzondering van de onderwerpen, genoemd in het tweede lid, onder a tot
en met g, met uitzondering van de aanwijzing, bedoeld in het derde lid,
en met uitzondering van de eisen, bedoeld in de artikelen 7.30a, derde
lid, derde volzin, en 7.30b, eerste lid, derde volzin.

3. Indien het college van bestuur besluit dat de Wet op de
ondernemingsraden niet van toepassing is op de Open Universiteit is in
afwijking van artikel 9.30, vierde lid, paragraaf 2 van titel 2 van
hoofdstuk 9 niet van toepassing.

4. Het aantal leden van de universiteitsraad van de Open Universiteit
bedraagt ten hoogste achttien.

P

	Artikel 14.1, tweede lid, onder c, komt te luiden:

	c. de artikelen 5a.9, 5a.11, 5a.12b, 5a.13d, 5a.13, tweede en zesde
lid, 5a.13f en 5a.13g,

Q

	Na artikel 18.32 worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 18.32a. Bevoegdheid Onze minister eenmalig accreditatietermijn
te verlengen

	In afwijking van artikel 5a.9, zesde lid en 5a.13f kan Onze minister
eenmalig besluiten de termijn van accreditatie voor door hem aangewezen
bachelor- en masteropleidingen, bedoeld in de artikelen 7.3a, eerste lid
en tweede lid en 7.3b, te verlengen voor de duur van maximaal twee jaar.

Artikel 18.32b. Aanvraag besluit tot deelname invoeringsregime
instellingstoets kwaliteitszorg

	1. Gedurende drie jaar na inwerkingtreding van de Wet van ā€¦ (Stb.
ā€¦) wordt een aanvraag om instellingstoets kwaliteitszorg ingediend, in
afwijking van artikel 5a.13a, op grond van dit artikel en artikel
18.32c.

	2. Binnen twee maanden na inwerkingtreding van de Wet van ā€¦. (Stb.
ā€¦) dient een instellingsbestuur een aanvraag in bij het
accreditatieorgaan, indien zij in aanmerking wil komen voor een besluit
tot deelname aan het invoeringsregime als bedoeld in artikel 18.32c.

	3. Het accreditatieorgaan neemt een positief besluit op de aanvraag,
bedoeld in het tweede lid, als het instellingsbestuur voor ten minste de
helft van het aangeboden aantal opleidingen een besluit om accreditatie
op grond van artikel 5a.8 heeft.

	4. Indien blijkt dat alle instellingsbesturen die deelnemen aan het
invoeringsregime een aanvraag om instellingstoets kwaliteitszorg hebben
gedaan en er capaciteit bij het accreditatieorgaan is voor nieuwe
aanvragen om instellingstoets kwaliteitszorg die onbenut blijft
gedurende deze drie jaar, kan het accreditatieorgaan de aanvragen in
behandeling nemen, indien een instellingsbestuur heeft laten blijken
belangstelling te hebben voor het indienen van een aanvraag. Artikel
18.32c is op deze aanvragen niet van toepassing.

Artikel 18.32c. Invoeringsregime ten behoeve van de introductie van de
instellingstoets kwaliteitszorg

	1. Het besluit tot deelname aan het invoeringsregime houdt in dat in
afwijking van artikel 5a.13e, eerste lid, de aanvragen om accreditatie
en toets nieuwe opleiding worden ingediend en beoordeeld op grond van
artikel 5a.13f en 5a.13g.

	2. Aan het besluit tot deelname aan het invoeringsregime is de
verplichting voor het instellingsbestuur verbonden op een door het
accreditatieorgaan te bepalen tijdstip een aanvraag om instellingstoets
kwaliteitszorg in te dienen. Het tijdstip is niet gelegen na drie jaar
na de inwerkingtreding van de Wet van ā€¦ (Stb. ā€¦).

	3. In afwijking van artikel 5a.13f en 5a.13g is de duur van het besluit
om accreditatie of toets nieuwe opleiding 3 jaar.

	4. Indien het accreditatieorgaan besluit een instellingstoets
kwaliteitszorg te verlenen, dan wordt de duur van de accreditatie of
toets nieuwe opleiding, bedoeld in het derde lid, verlengd tot zes jaar.

	5. Indien het accreditatieorgaan besluit geen instellingstoets
kwaliteitszorg te verlenen dan wel indien het instellingsbestuur niet
voldoet aan de verplichting, bedoeld in het tweede lid, is het
instellingsbestuur verplicht binnen een jaar na de datum waarop het
accreditatieorgaan het besluit heeft genomen dat geen instellingstoets
kwaliteitszorg wordt verleend of binnen een jaar na het door het
accreditatieorgaan bepaalde tijdstip, bedoeld in het tweede lid, waarop
het instellingsbestuur aan de daar genoemde verplichting had moeten
voldoen, een aanvraag om toetsing van de aspecten van artikel 5a.8,
tweede lid, onderdelen d tot en met f, of artikel 5a.10a, tweede lid,
onderdelen d tot en met f, bij het accreditatieorgaan in te dienen voor
de aanvragen tot het verlenen van accreditatie of een toets nieuwe
opleiding die zijn ingediend en beoordeeld volgens het invoeringsregime.
Het accreditatieorgaan besluit binnen drie maanden op de aanvraag en
indien het accreditatieorgaan positief besluit op de aanvraag, bedoeld
in de eerste volzin, wordt de duur van de accreditatie of toets nieuwe
opleiding verlengd tot zes jaar. Bij een negatief besluit van het
accreditatieorgaan zijn artikel 5a.12, eerste tot en met vijfde lid, en
artikel 5a.12a van overeenkomstige toepassing.

	6. In afwijking van het derde lid wordt het besluit tot het verlenen
van accreditatie of toets nieuwe opleiding verlengd tot aan het einde
van het studiejaar of, indien nodig, tot aan het einde van het daarop
volgende studiejaar, indien het accreditatieorgaan niet over de aanvraag
op grond van het tweede of vijfde lid heeft besloten.

ARTIKEL II SAMENLOOP

	Indien het bij Koninklijke boodschap van 18 december 2008 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband
met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger
onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten
(versterking besturing) (31 821) tot wet is of wordt verheven en later
in werking treedt dan onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking
treedt als deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

A

	De onderdelen AC, AE, AF en AG vervallen.

B

	Onderdeel AI komt als volgt te luiden:

AI

	Artikel 5a.12a komt te luiden:

Artikel 5a.12a. Herstelperiode

	1. Indien het accreditatieorgaan vaststelt dat de opleiding niet
voldoet aan de aspecten van kwaliteit, bedoeld artikel 5a.8, tweede lid,
kan het eenmaal de geldigheidsduur van het laatstgenomen
accreditatiebesluit of het besluit waaruit blijkt dat de toets nieuwe
opleiding met positief gevolg is ondergaan, verlengen met een periode
van ten hoogste twee jaar. Daartoe besluit het accreditatieorgaan indien
sprake is van een van de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen
gevallen.

	2. Het accreditatieorgaan maakt in het besluit tot verlenging van de
geldigheidsduur melding van de te verbeteren aspecten van kwaliteit.
Tevens kan hij daarin voorwaarden opnemen.

	3. Artikel 5a.9, achtste en negende lid, is van overeenkomstige
toepassing.

	4. In afwijking van artikel 5a.9, tweede lid, dient het
instellingsbestuur bij het accreditatieorgaan een aanvraag om een
besluit tot vaststelling dat de opleiding alsnog aan het
accreditatiekader voldoet, in ten minste een half jaar voor afloop van
de geldigheidsduur van het besluit tot verlenging van accreditatie.

	5. Het besluit van het accreditatieorgaan, bedoeld in het vierde lid,
geldt met ingang van het moment waarop het accreditatieorgaan de
vaststelling, bedoeld in het eerste lid, heeft gedaan.

ARTIKEL III SAMENLOOP

	Indien het bij Koninklijke boodschap van 18 december 2008 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband
met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger
onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten
(versterking besturing) (31 821) tot wet is of wordt verheven en artikel
I, onderdeel AI, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet,
wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:

A

	Onderdeel M komt als volgt te luiden:

M

	Artikel 5a.12a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt ā€œhet accreditatiekader, bedoeld in artikel
5a.8, eerste lidā€ vervangen door: de aspecten van kwaliteit, bedoeld
artikel 5a.8, tweede lid.

	2. In het eerste lid komt de tweede volzin als volgt te luiden:

	Daartoe besluit het accreditatieorgaan indien sprake is van een van de
bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen.

	3. In het tweede lid vervalt ā€œprocedureleā€.

	4. In het derde lid wordt ā€œArtikel 5a.9, zevende en achtste lidā€
vervangen door: Artikel 5a.9, achtste en negende lid.

ARTIKEL IV INWERKINGTREDING

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld en wat onderdeel Oe betreft kan
terugwerken tot en met een daarbij te bepalen tijdstip.

	

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 PAGE    

 PAGE   17