[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32194, bijgewerkt t/m nr.7 (NvW d.d. 14 april 2010)

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (verruiming mogelijkheden voordeelontneming)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2010D18791, datum: 2010-04-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z20256:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (nota van wijziging d.d. 14 april 2010) 



32 194	Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van
Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing
van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
(verruiming mogelijkheden voordeelontneming)



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling
van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
aan te vullen met een wettelijk bewijsvermoeden met betrekking tot de
herkomst van vermogen, alsmede dat het wenselijk is de mogelijkheden tot
het leggen van conservatoir beslag te vergroten en te voorzien in
bevoegdheden ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de maatregel ter
ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 33a, eerste lid, onderdeel a, wordt na “door middel van”
ingevoegd: of uit de baten van.

B

	Artikel 36e wordt als volgt gewijzigd.

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De verplichting kan worden opgelegd aan de in het eerste lid
bedoelde persoon die voordeel heeft verkregen door middel van of uit de
baten van het daar bedoelde feit of andere strafbare feiten, waaromtrent
voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. Op vordering van het openbaar ministerie kan bij een afzonderlijke
rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een
misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een
geldboete van de vijfde categorie, de verplichting worden opgelegd tot
betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van
wederrechtelijk verkregen voordeel, indien aannemelijk is dat of dat
misdrijf of andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben
geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. In
dat geval kan ook worden vermoed dat:

	a. uitgaven die de veroordeelde heeft gedaan in een periode van zes
jaren voorafgaand aan het plegen van dat misdrijf, wederrechtelijk
verkregen voordeel belichamen, tenzij aannemelijk is dat deze uitgaven
zijn gedaan uit een legale bron van inkomsten, of;

	b. voorwerpen die in een periode van zes jaren voorafgaand aan het
plegen van dat misdrijf aan de veroordeelde zijn gaan toebehoren
voordeel belichamen als bedoeld in het eerste lid, tenzij aannemelijk is
dat aan de verkrijging van die voorwerpen een legale bron van herkomst
ten grondslag ligt.

	3. Onder vernummering van het vierde tot en met het achtste lid tot het
vijfde lid tot en met het negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	4. De rechter kan ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie
of op het verzoek van de veroordeelde afwijken van de in het derde lid
genoemde periode van zes jaren en een kortere periode in aanmerking
nemen.

ARTIKEL II

	Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 94a, derde lid, komt te luiden:

	3. Voorwerpen die toebehoren aan een ander dan degene aan wie, in het
in het eerste lid bedoelde geval, de geldboete kan worden opgelegd of
degene aan wie, in het in het tweede lid bedoelde geval, het
wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen, kunnen in beslag
worden genomen indien voldoende aanwijzingen bestaan dat deze voorwerpen
geheel of ten dele aan die ander zijn gaan toebehoren met het kennelijke
doel de uitwinning van voorwerpen te bemoeilijken of te verhinderen, en
die ander dit wist of redelijkerwijze kon vermoeden.

B

	Aan artikel 126a wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Degene tot wie een vordering als bedoeld in het eerste lid is
gericht, neemt in het belang van het onderzoek geheimhouding in acht
omtrent al hetgeen hem terzake van de vordering bekend is.

C

In artikel 126f, vierde lid, vervalt “slechts” en wordt “511e,
derde lid” vervangen door: 511e, tweede lid.

D

	Na artikel 126f wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 126fa

	1. Behoudens in de gevallen, bedoeld in artikel 126f, vierde lid, kan
op vordering van de officier van justitie een strafrechtelijk financieel
onderzoek worden ingesteld of heropend, indien een einduitspraak op de
vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht is
gedaan.

	2. De officier van justitie sluit het onderzoek zodra de uitspraak in
kracht van gewijsde gaat.

E

Aan artikel 511d, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij
of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld over de schriftelijke voorbereiding. 

F

Artikel 511e wordt als volgt gewijzigd: 

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. de uitspraak in geen geval later mag plaatsvinden dan zes weken na de
dag waarop het onderzoek is gesloten.

2. Onder vernummering van het derde tot het tweede lid, vervalt het
tweede lid. 

G

In artikel 511g, tweede lid, onderdeel c, wordt “511e, derde lid”
vervangen door: 511e, tweede lid. 

H

Aan artikel 575, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Verhaal kan mede worden genomen op voorwerpen als bedoeld in artikel
94a, derde en vierde lid, die niet reeds voor het onherroepelijk worden
van het vonnis of arrest in beslag zijn genomen.

I

	Na artikel 577b worden zeven artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 577ba

	1. Bij gebreke van volledige betaling binnen de ingevolge artikel 561,
tweede lid, bedoelde termijn kan krachtens een met redenen omklede
machtiging van de rechter-commissaris, op vordering van de officier van
justitie, een onderzoek worden ingesteld naar het vermogen van de
veroordeelde.

	2. Het onderzoek is gericht op de vaststelling van de omvang van het
vermogen van de veroordeelde waarop verhaal kan worden genomen ten
behoeve van de tenuitvoerlegging van de maatregel, bedoeld in artikel
36e van het Wetboek van Strafrecht.

	3. De vordering is met redenen omkleed en vermeldt de hoogte van de
opgelegde betalingsverplichting, het bedrag dat de veroordeelde ter
voldoening daarvan reeds heeft betaald en of er een vordering als
bedoeld in artikel 577b, tweede lid, is gedaan.

	4. De rechter-commissaris verleent de machtiging, bedoeld in het eerste
lid, indien:

	a. de hoogte van de resterende betalingsverplichting van aanzienlijk
belang is, en;

	b. er aanwijzingen bestaan dat aan de veroordeelde voorwerpen
toebehoren waarop krachtens artikel 577b verhaal kan worden genomen.

	5. De machtiging geldt voor ten hoogste zes maanden en kan op vordering
van de officier van justitie telkens met een zelfde duur worden
verlengd, totdat de maximale duur van twee jaren is bereikt.

	6. De rechter-commissaris waakt tegen nodeloze vertraging van het
onderzoek. De officier van justitie verschaft eigener beweging of op
verzoek van de rechter-commissaris de benodigde inlichtingen.

	7. Indien de officier van justitie oordeelt dat het onderzoek is
voltooid of dat er voor de voortzetting daarvan geen grond bestaat,
sluit hij het onderzoek bij schriftelijk gedagtekende beschikking. Een
afschrift van de beschikking wordt aan de veroordeelde tegen wie het
onderzoek was gericht betekend. De officier van justitie stelt de
rechter-commissaris van het eindigen van het onderzoek op de hoogte.

	8. Het onderzoek naar het vermogen van de veroordeelde eindigt voorts:

	a. indien de geldigheidsduur van een ingevolge het eerste lid verleende
machtiging is verstreken;

	b. indien de veroordeelde alsnog aan diens betalingsverplichting heeft
voldaan.

Artikel 577bb

	1. Ten behoeve van het onderzoek naar het vermogen van de veroordeelde
is de opsporingsambtenaar bevoegd, bij bevel daartoe van de officier van
justitie, in het belang van het onderzoek:

	a. van eenieder te vorderen op te geven of, en zo ja welke,
vermogensbestanddelen hij onder zich heeft of heeft gehad, die
toebehoren of hebben toebehoord aan degene tegen wie het onderzoek is
gericht;

	b. van degene die daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komt en die
anders dan ten behoeve van persoonlijk gebruik gegevens verwerkt, te
vorderen bepaalde opgeslagen of vastgelegde identificerende gegevens, in
de zin van artikel 126nc, tweede lid, van een persoon te verstrekken;

	c. aan iedere aanbieder van een communicatiedienst een vordering te
doen gegevens te verstrekken  terzake van naam, adres, postcode,
woonplaats, nummer en soort dienst van een gebruik van een
communicatiedienst in de zin van artikel 126la;

	d. een persoon stelselmatig te volgen of stelselmatig de aanwezigheid
of het gedrag van een persoon waar te nemen;

	e. zonder toestemming van de rechthebbende een besloten plaats, niet
zijnde een woning, te betreden dan wel een technisch hulpmiddel aan te
wenden teneinde die plaats op te nemen, aldaar sporen veilig te stellen
of aldaar een technisch hulpmiddel te plaatsen teneinde de aanwezigheid
of verplaatsing van een goed vast te kunnen stellen;

	2. Op de vordering bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is artikel
126a, tweede, derde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

	3. Op de vordering bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is artikel
126nc, derde tot en met vijfde en zevende lid, van overeenkomstige
toepassing.

	4. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bepalen
dat bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid,
onder d, een technisch hulpmiddel kan worden aangewend, voor zover
daarmee geen vertrouwelijke communicatie wordt opgenomen. Een technisch
hulpmiddel wordt niet op een persoon bevestigd, tenzij met diens
toestemming.

	5. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bepalen
dat bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid,
onder d, een besloten plaats, niet zijnde een woning, kan worden
betreden zonder toestemming van de rechthebbende.

6. Op het bevel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, is artikel
126g, vierde lid, van overeenkomstige toepassing. 

7. De opsporingsambtenaar kan in afwachting van de komst van de
deurwaarder de maatregelen nemen die redelijkerwijs nodig zijn om voor
verhaal vatbare voorwerpen veilig te stellen. Deze maatregelen kunnen de
vrijheid van personen die zich ter plaatse bevinden beperken. 

Artikel 577bc

	1. Een bevel van de officier van justitie als bedoeld in artikel 577bb
alsmede een wijziging, aanvulling verlenging of intrekking daarvan,
wordt schriftelijk gegeven. Aan een schriftelijk bevel staat gelijk een
mondeling bevel dat onverwijld op schrift is gesteld.

	2. Een bevel kan worden gewijzigd, aangevuld, verlengd of ingetrokken.

	3. Het bevel vermeldt:

	a. de naam van de veroordeelde;

	b. de geldigheidsduur van het bevel;

	c. voor zover nodig, de wijze waarop aan het bevel toepassing wordt
gegeven.

	4. Indien een besloten plaats wordt betreden, vermeldt het bevel
voorts:

	a. de plaats waarop het bevel betrekking heeft;

	b. bij toepassing van artikel 577bb, eerste lid, onderdeel e, voorts
het tijdstip waarop of de periode waarbinnen aan het bevel uitvoering
wordt gegeven.

	5. De opsporingsambtenaar maakt van de uitvoering van het bevel
proces-verbaal op. Het proces-verbaal vermeldt:

	a. de gegevens, bedoeld in het derde en vierde lid;

	b. de wijze waarop aan het bevel uitvoering is gegeven;

	c. de gegevens die naar aanleiding van een bevel of op een vordering
zijn verstrekt;

	d. de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat aan de voorwaarden
genoemd in artikel 577bb is voldaan.

	6. Indien een bevel mondeling is gegeven en een wijziging, aanvulling,
verlenging of intrekking van een bevel, als bedoeld in het tweede lid,
niet op schrift is gesteld, wordt daarvan melding gemaakt in het
proces-verbaal.

Artikel 577bd

	1. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek van
degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft
tot bepaalde opgeslagen of vastgelegde gegevens, vorderen deze gegevens
te verstrekken.

	2. Artikel 126nd, tweede tot en met vierde lid en zevende lid, is van
overeenkomstige toepassing.

	3. De officier van justitie doet van de verstrekking van gegevens
proces-verbaal opmaken, waarin worden vermeld:

	a. de gegevens bedoeld in artikel 126nd, derde lid;

	b. de naar aanleiding van de vordering verstrekte gegevens;

	c. de reden waarom de gegevens in het belang van het onderzoek worden
gevorderd.

	4. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bepalen
dat een vordering als bedoeld in het eerste lid, betrekking kan hebben
op gegevens die eerst na het tijdstip van de vordering worden verwerkt.
De periode waarover de vordering zich uitstrekt is maximaal vier weken
en kan telkens met maximaal vier weken worden verlengd. De officier van
justitie vermeldt deze periode in de vordering. Het tweede en derde lid
zijn van overeenkomstige toepassing.

	5. Indien een vordering betrekking heeft op gegevens die na het
tijdstip van de vordering worden verwerkt, wordt de vordering beëindigd
zodra de verwerking niet meer in het belang van het onderzoek is. Van
een wijziging, aanvulling, verlenging of beëindiging van de vordering
doet de officier van justitie proces-verbaal opmaken.

	6. De officier van justitie kan indien het belang van het onderzoek dit
dringend vordert bepalen dat degene tot wie de vordering is gericht de
gegevens direct na de verwerking verstrekt, dan wel telkens binnen een
bepaalde periode na de verwerking verstrekt. De officier van justitie
behoeft hiervoor voorafgaande schriftelijke machtiging van de
rechter-commissaris.

	7. De officier van justitie kan indien het belang van het onderzoek dit
vordert bij of terstond na de toepassing van het eerste of het vierde
lid, degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij kennis
draagt van de wijze van versleuteling van de in het eerste en vierde lid
bedoelde gegevens, bevelen medewerking te verlenen aan het ontsleutelen
van de gegevens door de versleuteling ongedaan te maken dan wel deze
kennis ter beschikking te stellen. Dit bevel wordt niet gegeven aan de
veroordeelde. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 577be

	1. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek een
vordering doen gegevens te verstrekken over een gebruiker van een
communicatiedienst en het communicatieverkeer met betrekking tot die
gebruiker in de zin van artikel 126la.

2. Artikel 126n, eerste lid, tweede volzin, tweede en derde lid, is van
overeenkomstige toepassing.

	3. De officier van justitie doet van de vordering, bedoeld in het
eerste lid, proces-verbaal opmaken, waarin worden vermeld:

	a. de naam van de veroordeelde;

	b. indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke
aanduiding van de persoon omtrent wie gegevens worden gevorderd;

	c. de gegevens die worden gevorderd;

	d. indien de vordering betrekking heeft op gegevens die na het tijdstip
van de vordering worden verwerkt, de periode waarover de vordering zich
uitstrekt.

	4. Artikel 126n, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 577bf

	1. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek aan een
opsporingsambtenaar bevelen dat met een technisch hulpmiddel niet voor
het publiek bestemde communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van
de diensten van een aanbieder van een communicatiedienst, in de zin van
artikel 126la, wordt opgenomen.

	2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden gegeven na
voorafgaande schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris. De
artikelen 126m, derde en vierde lid, en 126ma zijn van overeenkomstige
toepassing.

	3. Het bevel wordt gegeven voor een duur van ten hoogste vier weken.
Naast de gegevens bedoeld in artikel 577bc, derde lid, vermeldt het
bevel:

	a. zo mogelijk het nummer of een andere aanduiding waarmee de
individuele gebruiker van de communicatiedienst wordt geïdentificeerd,
en:

	b. voor zover bekend, de naam en het adres van de gebruiker, en:

	c. de aard van het technisch hulpmiddel of de technische hulpmiddelen
waarmee de communicatie wordt opgenomen.

	4. De officier van justitie kan, indien de in het eerste lid bedoelde
communicatie wordt opgenomen, indien het belang van het onderzoek dit
vordert, tot degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij
kennis draagt van de wijze van versleuteling van de communicatie, de
vordering richten medewerking te verlenen aan het ontsleutelen van de
gegevens door hetzij deze kennis ter beschikking te stellen, hetzij de
versleuteling ongedaan te maken. De vordering wordt niet gericht tot de
veroordeelde. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

	5. De vordering, bedoeld in het vierde lid, kan slechts worden gedaan
na voorafgaande schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris.

	6. Artikel 577bc, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 577bg

	1. Indien het onderzoek naar het vermogen van de veroordeelde is
geëindigd, zijn de artikelen 126bb en 126dd van overeenkomstige
toepassing.

	2. Zodra twee maanden zijn verstreken nadat het onderzoek is geëindigd
en aan de betrokkenen mededeling, bedoeld in artikel 126bb is gedaan,
draagt de officier van justitie ervoor zorg dat processen-verbaal en
voorwerpen waaraan gegevens kunnen worden ontleend en die zijn verkregen
met toepassing van de in de artikelen 577ba tot en met 577bf genoemde
bevoegdheden, worden vernietigd. Van de vernietiging wordt
proces-verbaal opgemaakt.

ARTIKEL III

	In artikel 31a, tweede lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging
strafvonnissen vervalt de laatste volzin.

ARTIKEL IV

	In artikel 82, derde lid, van de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof
vervalt de zin:

“In dat geval is de rechtbank niet gebonden aan beperkingen ingevolge
artikel 33a, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht.”

ARTIKEL V

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

 PAGE    

 PAGE   8