32376 NR Wijziging van de Wet personenvervoer 2000
Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PbEU L 315)
Nader rapport
Nummer: 2010D20644, datum: 2010-04-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.M.P.S. Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat ()
Onderdeel van zaak 2010Z07540:
- Indiener: C.M.P.S. Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2010-05-11 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-05-12 10:15: Procedurevergadering VW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2010-05-12 13:01: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-06-23 10:15: Procedurevergadering VW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2010-06-30 10:15: Procedurevergadering VW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2010-08-20 14:00: Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 en Verordening (EEG) nr. 1107/70 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2011-02-09 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2011-02-18 14:00: Wijziging van de Wet Wp 2000 in verband met de PSO-verordening (verordening (EG) nr. 1370/2007) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2011-06-29 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2011-09-15 15:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-10-10 00:00: Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 i.v.m. een met verordening betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg (32376) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2011-10-26 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2011-11-28 17:00: Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2011-12-06 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2011-12-13 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2011-12-21 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
Preview document (🔗 origineel)
Datum 21 april 2010 Nummer CEND/HDJZ-2010/276 sector spoor en weg Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1170/70 van de Raad (PbEU L 315) Bijlage(n) div. DOCPROPERTY bijlage Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 7 december 2009, nr. 09.003443, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 29 januari 2010, nr. W09.09.0513/IV, bied ik U hierbij aan. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen. 1. Verbod op kruissubsidie De Raad merkt op dat hij in punt 5 van de bijlage bij de PSO-verordening een expliciet verbod op kruissubsidies leest. Derhalve oordeelt de Raad dat het verbod op kruissubsidie niet alleen van toepassing is op de inbestede exploitant, maar op alle vervoerders aan wie een openbaarvervoerconcessie is verleend zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden én voor het verrichten van het daarin beschreven openbaar vervoer subsidie krijgen. Naar aanleiding van het advies is de noodzaak van het regelen van een verbod op kruissubsidie in de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) heroverwogen. Dat heeft geleid tot het laten vervallen van artikel 54 (oud). Er wordt derhalve volledig aangesloten bij de voorwaarden van genoemde bijlage en er worden ten aanzien van dit onderwerp geen nadere uitvoeringsregels meer gesteld. De memorie van toelichting is daaraan aangepast. De bijlage bij de verordening werkt rechtstreeks. Doel van de bijlage is dat – financiële - compensatie voor de uitvoering van een concessie voor openbaar vervoer niet gebruikt mag worden voor andere (markt)activiteiten. Op grond van de huidige Wp2000 is het al mogelijk dat er subsidie, een wijze van compensatie, verleend kan worden voor het openbaar vervoer dat in de desbetreffende concessie is beschreven. De Wp2000 bevat dus slechts een subsidiemogelijkheid voor openbaar vervoer. Dat artikel leidt in combinatie met het vereiste van de PSO-verordening dat geen overcompensatie wordt verstrekt, er in feite al toe dat subsidiegelden voor concessies voor openbaar vervoer niet voor andere activiteiten ingezet mogen worden. Daarmee wordt aan de bijlage van de verordening voldaan en zijn ten aanzien van dat punt geen nadere uitvoeringsregels nodig. 2. Verlenging van de looptijd van een openbaar dienstcontract a. Optie tot verlenging De Raad merkt op dat in de memorie van toelichting niet wordt vermeld uit welke bepalingen van de verordening kan worden afgeleid dat de verlenging van de duur van een concessie voorwerp moet zijn geweest van de oorspronkelijke aanbesteding. De Raad merkt daarbij tevens op dat ten aanzien van dit punt de toelichting wordt gebruikt voor het stellen van nadere regels, hetgeen niet behoort. Terecht merkt de Raad op dat het stellen van nadere regels niet in toelichtingen behoort te geschieden. De passage waarop de Raad doelt, bevat echter geen nadere regels, maar gaat in op een van de beginselen van het aanbestedingsrecht: het transparantiebeginsel. In artikel 4, vierde lid, eerste alinea, van de PSO-verordening wordt het woord “verlengen” gebruikt. Daardoor zou het misverstand kunnen ontstaan dat een concessieverlener die een concessie voor bijv. 10 jaar heeft verleend, na afloop van die termijn aan dezelfde concessiehouder een concessie mag verlenen voor maximaal de helft van die termijn zonder daartoe een aanbestedingsprocedure te volgen. Ingevolge het algemene aanbestedingsrecht is dat niet toegestaan. Een dergelijke optie moet vooraf bekend zijn (bijv. in het bestek zijn opgenomen), zodat de concessieduur en de concessieomvang voor de inschrijvers tot deelname aan de aanbestedingsprocedure duidelijk is. Het gaat er om dat de rechten en plichten van de concessie duidelijk zijn zodat die inschrijvers de omvang van de daarvoor benodigde investeringen kunnen bepalen. Verder moeten op grond van het algemene aanbestedingsrecht eventuele verlengingen van de opdracht worden meegeteld bij het bepalen van de waarde van de opdracht om te bepalen of de totale waarde al dan niet boven de drempelbedragen ligt. Indien – mede - door de verlengingen de waarde van de opdracht boven de drempelbedragen uitkomt, moet de gehele opdracht, dus inclusief de verlengingen, worden aanbesteed. In de memorie van toelichting is naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad verduidelijkt dat uit het aanbestedingsrecht voortvloeit dat een eventuele verlenging van de concessieduur overeenkomstig artikel 4, vierde lid, van de PSO-verordening onderwerp moet zijn van de – oorspronkelijke – aanbestedingsprocedure. b. Eis van publicatie van een besluit De Raad geeft aan dat de in het artikel 24 opgenomen verplichting tot publicatie van een besluit tot het verlenen van een concessie van 25 jaar al uit de Algemene wet bestuursrecht volgt. Dat ben ik met de Raad eens, zij het dat in het wetsvoorstel uit oogpunt van transparantie een specifiek moment van publicatie was geregeld. De reden daarvoor was, dat bedoeld moment niet zonder meer uit de Algemene wet bestuursrecht volgt, namelijk voorafgaand aan de vaststelling van in de Wp2000 bedoelde programma van eisen. Echter, naar aanleiding van het advies van de Raad is de noodzaak van artikel 24, tweede lid, Wp2000 heroverwogen. Die heroverweging heeft geleid tot het schrappen van genoemd lid. De memorie van toelichting is daaraan aangepast. Op grond van het voorgestelde tweede lid van artikel 24 zou ingeval van verlening van een concessie voor 25 jaar een – mogelijke - geïnteresseerde inschrijver tot deelname aan de aanbestedingsprocedure voor die concessie bezwaar en beroep in kunnen stellen tegen die concessieduur. Bij nader inzien biedt het reeds bestaande juridisch kader voldoende mogelijkheden om een procedure te starten tegen vermeende onredelijke voorwaarden in een aanbesteding of de concessieverplichtingen. Verder kan degene die meent dat in strijd met de PSO-verordening wordt gehandeld, zich tot de Europese Commissie wenden. Met het vervallen van de verplichting een besluit te nemen omtrent het verlenen van een concessie met een duur van 25 jaar, is tevens tegemoet gekomen aan de vraag van de Raad waarom deze verplichting voor andere concessies met een lange looptijd niet was opgenomen. 3. Reciprociteit De Raad adviseert om in de memorie van toelichting op de artikelen 48 en 53 in te gaan op andere vormen van een openbaarvervoerconcessie, zodat de reikwijdte van deze artikelen wordt verduidelijkt. In genoemde artikelen wordt bepaald dat een interne exploitant aan wie een concessie voor openbaar vervoer als bedoeld in de Wp2000 is verleend, niet mag deelnemen aan aanbestedingen van concessies voor openbaar vervoer (reciprociteit). Deze reciprociteitsbepaling is van toepassing op iedere exploitant ongeacht de vorm die de openbaarvervoerconcessie aanneemt. Het in de Wp2000 gehanteerde begrip “concessie” komt niet per definitie overeen met het Europeesrechtelijke concessiebegrip. Afhankelijk van de aard van de Nederlandse concessie kan er sprake zijn van een opdracht of van een dienstenconcessie naar Europees recht. De door de Raad genoemde passage doelt daarop. In de toelichting op artikel 50 (o.m. op blz. 26, 27 en 28) is reeds op deze verschillende begrippen ingegaan. Wel is nu in de toelichting op artikel 53 een voetnoot opgenomen waarin naar die passages wordt verwezen. 4. Redactionele kanttekeningen. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn overgenomen. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT, DOCPROPERTY _pagina _pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 DOCPROPERTY _van _van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 3 Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 3 DOCPROPERTY _datum Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. DOCPROPERTY datum Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. DOCPROPERTY _nummervolg Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. DOCPROPERTY nummer-txt Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 1 HOOFDDIRECTIE JURIDISCHE ZAKEN Aan de Koningin Nummer CEND/HDJZ-2010/276 sector Spoor en Weg