[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32376 NR Wijziging van de Wet personenvervoer 2000

Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PbEU L 315)

Nader rapport

Nummer: 2010D20644, datum: 2010-04-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2010Z07540:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)












Datum	21 april 2010 

Nummer	CEND/HDJZ-2010/276 sector spoor en weg

Onderwerp	Nader rapport inzake het voorstel van wet 

houdende wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met
verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van
de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar
personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van
Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr.
1170/70 van de Raad (PbEU L 315) 

Bijlage(n)	div.  DOCPROPERTY bijlage   





	

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 7 december
2009,  nr. 09.003443, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan de
Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 29 januari 2010, nr. W09.09.0513/IV, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar
maakt een aantal opmerkingen.  

1.  Verbod op kruissubsidie

De Raad merkt op dat hij in punt 5 van de bijlage bij de PSO-verordening
een expliciet verbod op kruissubsidies leest. Derhalve oordeelt de Raad
dat het verbod op kruissubsidie niet alleen van toepassing is op de
inbestede exploitant, maar op alle vervoerders aan wie een
openbaarvervoerconcessie is verleend zonder dat daartoe een aanbesteding
is gehouden én voor het verrichten van het daarin beschreven openbaar
vervoer subsidie krijgen. 

Naar aanleiding van het advies is de noodzaak van het regelen van een
verbod op kruissubsidie in de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000)
heroverwogen. Dat heeft geleid tot het laten vervallen van artikel 54
(oud). Er wordt derhalve volledig aangesloten bij de voorwaarden van
genoemde bijlage en er worden ten aanzien van dit onderwerp geen nadere
uitvoeringsregels meer gesteld. De memorie van toelichting is daaraan
aangepast. De bijlage bij de verordening werkt rechtstreeks. Doel van de
bijlage is dat – financiële - compensatie voor de uitvoering van een
concessie voor openbaar vervoer niet gebruikt mag worden voor andere
(markt)activiteiten. Op grond van de huidige Wp2000 is het al mogelijk
dat er subsidie, een wijze van compensatie, verleend kan worden voor het
openbaar vervoer dat in de desbetreffende concessie is beschreven. De
Wp2000 bevat dus slechts een subsidiemogelijkheid voor openbaar vervoer.
Dat artikel leidt in combinatie met het vereiste van de PSO-verordening
dat geen overcompensatie 

wordt verstrekt, er in feite al toe dat subsidiegelden voor concessies
voor openbaar vervoer niet voor andere activiteiten ingezet mogen
worden. Daarmee wordt aan de bijlage van de verordening voldaan en zijn
ten aanzien van dat punt geen nadere uitvoeringsregels nodig. 

2.  Verlenging van de looptijd van een openbaar dienstcontract

a. Optie tot verlenging

De Raad merkt op dat in de memorie van toelichting niet wordt vermeld
uit welke bepalingen van de verordening kan worden afgeleid dat de
verlenging van de duur van een concessie voorwerp moet zijn geweest van
de oorspronkelijke aanbesteding. De Raad merkt daarbij tevens op dat ten
aanzien van dit punt de toelichting wordt gebruikt voor het stellen van
nadere regels, hetgeen niet behoort. 

Terecht merkt de Raad op dat het stellen van nadere regels niet in
toelichtingen behoort te geschieden. De passage waarop de Raad doelt,
bevat echter geen nadere regels, maar gaat in op een van de beginselen
van het aanbestedingsrecht: het transparantiebeginsel. In artikel 4,
vierde lid, eerste alinea, van de PSO-verordening wordt het woord
“verlengen” gebruikt. Daardoor zou het misverstand kunnen ontstaan
dat een concessieverlener die een concessie voor bijv. 10 jaar heeft
verleend, na afloop van die termijn aan dezelfde concessiehouder een
concessie mag verlenen voor maximaal de helft van die termijn zonder
daartoe een aanbestedingsprocedure te volgen. Ingevolge het algemene
aanbestedingsrecht is dat niet toegestaan. Een dergelijke optie moet
vooraf bekend zijn (bijv. in het bestek zijn opgenomen), zodat de
concessieduur en de concessieomvang voor de inschrijvers tot deelname
aan de aanbestedingsprocedure duidelijk is. Het gaat er om dat de
rechten en plichten van de concessie duidelijk zijn zodat die
inschrijvers de omvang van de daarvoor benodigde investeringen kunnen
bepalen. Verder moeten op grond van het algemene aanbestedingsrecht
eventuele verlengingen van de opdracht worden meegeteld bij het bepalen
van de waarde van de opdracht om te bepalen of de totale waarde al dan
niet boven de drempelbedragen ligt. Indien – mede - door de
verlengingen de waarde van de opdracht boven de drempelbedragen uitkomt,
moet de gehele opdracht, dus inclusief de verlengingen, worden
aanbesteed. In de memorie van toelichting is naar aanleiding van de
opmerkingen van de Raad verduidelijkt dat uit het aanbestedingsrecht
voortvloeit dat een eventuele verlenging van de concessieduur
overeenkomstig artikel 4, vierde lid, van de PSO-verordening onderwerp
moet zijn van de – oorspronkelijke – aanbestedingsprocedure. 

b. Eis van publicatie van een besluit 

De Raad geeft aan dat de in het artikel 24 opgenomen verplichting tot
publicatie van een besluit tot het verlenen van een concessie van 25
jaar al uit de Algemene wet bestuursrecht volgt. Dat ben ik met de Raad
eens, zij het dat in het wetsvoorstel uit oogpunt van transparantie een
specifiek moment van publicatie was geregeld. De reden daarvoor was, dat
bedoeld moment niet zonder meer uit de Algemene wet bestuursrecht volgt,
namelijk voorafgaand aan de vaststelling van in de Wp2000 bedoelde
programma van eisen. Echter, naar aanleiding van het advies van de Raad
is de noodzaak van artikel 24, tweede lid, Wp2000 heroverwogen. Die
heroverweging heeft geleid tot het schrappen van genoemd lid. De memorie
van toelichting is daaraan aangepast. Op grond van het voorgestelde
tweede lid van artikel 24 zou ingeval van verlening van een concessie
voor 25 jaar een – mogelijke - geïnteresseerde inschrijver tot
deelname aan de aanbestedingsprocedure voor die concessie bezwaar en
beroep in kunnen stellen tegen die concessieduur. Bij nader inzien biedt
het reeds bestaande juridisch kader voldoende mogelijkheden om een
procedure te starten tegen vermeende onredelijke voorwaarden in een
aanbesteding of de concessieverplichtingen. Verder kan degene die meent
dat in strijd met de PSO-verordening wordt gehandeld, zich tot de
Europese Commissie wenden.  

Met het vervallen van de verplichting een besluit te nemen omtrent het
verlenen van een concessie met een duur van 25 jaar, is tevens tegemoet
gekomen aan de vraag van de Raad waarom deze verplichting voor andere
concessies met een lange looptijd niet was opgenomen. 

3.  Reciprociteit

De Raad adviseert om in de memorie van toelichting op de artikelen 48 en
53 in te gaan op andere vormen van een openbaarvervoerconcessie, zodat
de reikwijdte van deze artikelen wordt verduidelijkt. 

In genoemde artikelen wordt bepaald dat een interne exploitant aan wie
een concessie voor openbaar vervoer als bedoeld in de Wp2000 is
verleend, niet mag deelnemen aan aanbestedingen van concessies voor
openbaar vervoer (reciprociteit). Deze reciprociteitsbepaling is van
toepassing op iedere exploitant ongeacht de vorm die de
openbaarvervoerconcessie aanneemt. Het in de Wp2000 gehanteerde begrip
“concessie” komt niet per definitie overeen met het
Europeesrechtelijke concessiebegrip. Afhankelijk van de aard van de
Nederlandse concessie kan er sprake zijn van een opdracht of van een
dienstenconcessie naar Europees recht. De door de Raad genoemde passage
doelt daarop. In de toelichting op artikel 50 (o.m. op blz. 26, 27 en
28) is reeds op deze verschillende begrippen ingegaan. Wel is nu in de
toelichting op artikel 53 een voetnoot opgenomen waarin naar die
passages wordt verwezen.   

4. Redactionele kanttekeningen.

De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn overgenomen. 

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,





	  DOCPROPERTY _pagina  _pagina    PAGE   \* MERGEFORMAT  1   
DOCPROPERTY _van  _van    NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3 











Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3 







  DOCPROPERTY _datum  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 

  DOCPROPERTY datum  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 

  DOCPROPERTY _nummervolg  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.


  DOCPROPERTY nummer-txt  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 





1

HOOFDDIRECTIE JURIDISCHE ZAKEN





Aan de Koningin

Nummer

CEND/HDJZ-2010/276 sector Spoor en Weg