32379 NR Wijziging van de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut naar aanleiding van de evaluatie van deze wet
Wijziging van de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut naar aanleiding van de evaluatie van deze wet
Nader rapport
Nummer: 2010D20787, datum: 2010-04-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.M.P.S. Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat ()
Onderdeel van zaak 2010Z07590:
- Indiener: C.M.P.S. Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2010-05-11 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-05-12 10:15: Procedurevergadering VW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2010-05-12 13:01: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-06-23 10:15: Procedurevergadering VW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2010-09-16 14:00: Wijziging van de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut naar aanleiding van de evaluatie van deze wet (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2012-05-30 10:00: Procedurevergadering Infrastructuur en Milieu (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
Preview document (🔗 origineel)
Datum 22 april 2010 Nummer CEND/HDJZ-2010/62 AWW Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut in verband met de evaluatie van deze wet Bijlage(n) div. DOCPROPERTY bijlage Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 oktober 2009, nr. 09.002979 machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 16 december 2009, nr. W09.09.0436/IV bied ik U hierbij aan. De Raad van State onderschrijft de strekking van het voorstel, maar heeft daarbij een aantal opmerkingen die hieronder worden besproken: 1. Delegatiebepaling algemeen weerbericht De Raad adviseert om de inhoud en de beschikbaarheid van het algemeen weerbericht in de wet zelf te regelen en niet te delegeren naar het niveau van ministeriële regeling. De Raad adviseert in dit verband het huidige artikel 5, waarin de inhoud op hoofdlijnen is uitgewerkt en waarin een delegatiegrondslag is opgenomen voor de nadere uitwerking, te handhaven. Aan dit advies kom ik deels tegemoet. Ik deel de mening van de Raad dat de inhoud van het algemeen weerbericht mede de reikwijdte van de publieke taakuitoefening door het KNMI bepaalt. Het advies van de Raad van 16 oktober 2000 bij het oorspronkelijke wetsvoorstel is destijds overgenomen, hetgeen heeft geresulteerd in het bestaande artikel 5 van de wet. Gelet op de technologische ontwikkelingen op meteorologisch terrein in de afgelopen jaren constateer ik echter dat waar artikel 5 destijds een oplossing was, dit artikel thans tot discussies leidt. Gezien de voortschrijdende technologische ontwikkelingen wordt artikel 5 van de wet thans niet meer ervaren als een bepaling op hoofdlijnen maar als een te gedetailleerde regeling. Dit is uit de evaluatie naar voren gekomen. In dat licht acht ik handhaving van de bestaande wetstekst niet wenselijk. Wel is artikel 5 ter voldoening aan de aanwijzingen 22 en 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving aangepast, zodat op hoofdlijnen is geregeld welke elementen onderdeel zijn van het algemeen weerbericht. Hiermee is de reikwijdte van het algemeen weerbericht bepaald. Gelet hierop is ook de delegatiebepaling in het voorgestelde artikel 5, derde lid aangepast. Wat betreft de beschikbaarheid van het algemeen weerbericht constateer ik dat de hoofdlijnen reeds in het wetsvoorstel zijn opgenomen: het algemeen weerbericht wordt om niet beschikbaar gesteld aan een ieder. Aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving laat toe dat details of voorschriften die dikwijls wijziging behoeven, op het niveau van ministeriële regeling worden vastgesteld. Van die ruimte maak ik gebruik om de exacte wijze van beschikbaarstelling, die per onderdeel van het algemeen weerbericht kan verschillen, te reguleren. De Raad vraagt hoe het wetsvoorstel zich verhoudt tot het mededingingsrecht nu de reikwijdte van de publieke taakuitoefening door het KNMI bij ministeriële regeling wordt bepaald en wijzigingen van de regeling in overleg met marktpartijen tot stand worden gebracht. Nu het voorstel in lijn is gebracht met het advies van de Raad van State en de reikwijdte van het algemeen weerbericht op wetsniveau is bepaald, verhoudt dit voorstel zich goed tot het mededingingsrecht. In de memorie van toelichting is verduidelijkt hoe ik de rol van de marktpartijen zie. De Raad wijst erop dat indien het huidige artikel 5, indien dit wordt gehandhaafd, aanvulling behoeft met het oog op de nieuwe staatkundige verhoudingen. Opgemerkt wordt dat de noodzakelijke wijzigingen van de Wet op het KNMI in verband met de staatkundige herstructurering zijn opgenomen in het voorstel van wet houdende Aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, (Kamerstuk II, 2009/10, 31959, nr 7). 2. Extreem weer De Raad adviseert in de memorie van toelichting te verduidelijken waarom de exclusieve verantwoordelijkheid van het KNMI voor de afgifte van extreem weerwaarschuwingen niet in de wet wordt geborgd. Aan dit advies is gevolg gegeven door de volgende passage toe te voegen. “Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat er tussen particuliere weerbureaus en het KNMI geen discussie over bestaat dat het KNMI degene is die een weeralarm afgeeft. De particuliere bureaus hebben aangegeven geen eigen alarm te zullen afgeven en het weeralarm van het KNMI ongewijzigd aan hun klanten door te geven. Daarnaast zijn in overleg met de particuliere bureaus en andere betrokkenen vernieuwde criteria en een protocollering voor de uitgifte van het weeralarm tot stand gebracht. Met die protocollering acht ik vooralsnog voldoende geborgd dat het KNMI de instantie is die het weeralarm uitgeeft”. Genoemde criteria en protocollering zijn u aangeboden bij brief van 21 december 2009. (Kamerstukken II 2009/10, 31534, nr. 4). 3. Decentrale overheden Verstrekken van meteorologische inlichtingen aan decentrale overheden De Raad adviseert een onduidelijkheid in de memorie van toelichting weg te nemen. Aan dit advies is gevolg gegeven. In de toelichting is aangegeven dat lagere overheden geen beroep kunnen doen op informatievoorziening door het KNMI indien de openbare orde of veiligheid niet in het geding is, anders dan door kennisneming van het algemeen weerbericht. 4. KNMI-Programmaraad De Raad geeft aan dat nu particuliere weerbureaus een zetel in de Programmaraad is toegekend, belangenverstrengeling kan optreden aangezien deze bureaus zowel afnemer als concurrent zijn. De Raad adviseert in de toelichting te verduidelijken hoe deze belangenverstrengeling kan worden voorkomen. Aan dit advies is tegemoet gekomen door toevoeging van de hierna volgende passage aan de toelichting: “Het KNMI functioneert in een zich voortdurend ontwikkelende omgeving en moet daarbij als agentschap inspelen op korte en lange termijn beleidsvragen en actuele maatschappelijke behoeften. Tegen die achtergrond is de Programmaraad ingesteld. De Raad vervult voor het agentschap KNMI de rol van opdrachtgever. De in de Programmaraad participerende partijen representeren de afnemers van KNMI-producten en zijn juist daardoor de aangewezen partij om de behoeften aan producten en diensten van het KNMI over het voetlicht te brengen. In de thans functionerende systematiek is een aantal waarborgen ingebouwd waardoor belangenverstrengeling zoveel mogelijk wordt voorkomen. Belangrijk is dat de Programmaraad functioneert binnen de grenzen van de wet en dus de vaststaande taken van het KNMI als uitgangspunt heeft. Concreet houdt dit in dat de private weermarkt en andere belanghebbenden via de Programmaraad hun wensen omtrent op te leveren producten en diensten meegeven aan het KNMI. Het KNMI stelt vervolgens een meerjarenprogramma en een jaarplan op waarin wordt ingespeeld op die wensen. Zowel het meerjarenprogramma als het jaarplan worden op inhoud, kwaliteit en continuïteit getoetst door Verkeer en Waterstaat en vervolgens vastgesteld, waarna zij door het KNMI worden uitgevoerd. De Raad telt negen zetels, waarvan één wordt ingenomen door de branchevereniging van weerproviders. De taakverdeling tussen het KNMI en de private weermarkt is niet aan de orde in de Programmaraad. Het Overleg Meteorologie is bij uitstek het gremium waar commerciële weerbureaus de taakverdeling tussen het KNMI en de private markt aan de orde kunnen stellen”. 5. Redactionele opmerkingen De opmerkingen van redactionele aard zijn overgenomen, met uitzondering van de redactionele opmerking die betrekking heeft op artikel 8c. De beschrijving van de taak van het KNMI ten aanzien van lagere overheden is opgenomen in artikel 3, eerste lid, onderdeel j. De nadere bepaling waarin wordt beschreven in welke gevallen het KNMI die taak mag verrichten is opgenomen in een afzonderlijke bepaling (artikel 8c). Zodoende blijft artikel 3, eerste lid, onderdeel j, in lijn met de overige onderdelen van dat artikellid. Aanvullende wijziging in verband met de Aanwijzingen inzake het verrichten van marktactiviteiten Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het voorstel ten aanzien van decentrale overheden volledig in lijn te brengen met de Aanwijzingen inzake het verrichten van marktactiviteiten door organisaties binnen de Rijksdienst. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat voor het verstrekken van meteorologische inlichtingen aan lagere overheden een specifieke wettelijke grondslag nodig is. Tevens is aangegeven dat de aan die taak toe te rekenen kosten volledig moeten worden doorberekend in de prijzen die feitelijk in rekening worden gebracht en dat hiervan een gescheiden boekhouding moet worden bijgehouden. Abusievelijk is verzuimd de kostentoerekening en gescheiden boekhouding, beide aan te merken als wezenlijke elementen, in het wetsvoorstel zelf op te nemen. Deze omissie is hersteld door artikel 8c op dit punt aan te vullen, overeenkomstig de beginselen die zijn opgenomen in de genoemde aanwijzingen: de kosten van de marktactiviteit worden integraal toegerekend en het KNMI voert een gescheiden boekhouding. De nadere uitwerking van die principes geschiedt bij ministeriële regeling. Het reeds bestaande en vergelijkbare artikel 10 is eveneens aangepast zodat de wezenlijke elementen (het beginsel van kostentoerekening en gescheiden boekhouding) nog steeds op wetsniveau zijn vastgelegd, maar de nadere invulling bij ministeriële regeling kan plaatsvinden. Die nadere invulling is in de huidige wet voor een deel opgenomen in artikel 10 (lid 2) en voor een deel (op grond van artikel 10 lid 4) in een ministeriële regeling. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT, DOCPROPERTY _pagina _pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 DOCPROPERTY _van _van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 1 Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 4 DOCPROPERTY _datum Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. DOCPROPERTY datum Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. DOCPROPERTY _nummervolg Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. DOCPROPERTY nummer-txt Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 1 HOOFDDIRECTIE JURIDISCHE ZAKEN Aan de Koningin Nummer REF nummer CEND/HDJZ-2010/62 AWW