[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32379 NR Wijziging van de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut naar aanleiding van de evaluatie van deze wet

Wijziging van de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut naar aanleiding van de evaluatie van deze wet

Nader rapport

Nummer: 2010D20787, datum: 2010-04-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2010Z07590:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)












Datum	22 april 2010

Nummer	CEND/HDJZ-2010/62 AWW

Onderwerp	Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging
van de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut in
verband met de evaluatie van deze wet

Bijlage(n)	div.  DOCPROPERTY bijlage   





	

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 oktober
2009, nr. 09.002979 machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te
doen toekomen. Dit advies, gedateerd 16 december 2009, nr.
W09.09.0436/IV bied ik U hierbij aan.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het voorstel, maar
heeft daarbij  een aantal opmerkingen die hieronder worden besproken:

1. Delegatiebepaling algemeen weerbericht

De Raad adviseert om de inhoud en de beschikbaarheid van het algemeen
weerbericht in de wet zelf te regelen en niet te delegeren naar het
niveau van ministeriële regeling. De Raad adviseert in dit verband het
huidige artikel 5, waarin de inhoud op hoofdlijnen is uitgewerkt en
waarin een delegatiegrondslag is opgenomen voor de nadere uitwerking, te
handhaven. 

Aan dit advies kom ik deels tegemoet. 

Ik deel de mening van de Raad dat de inhoud van het algemeen weerbericht
mede de reikwijdte van de publieke taakuitoefening door het KNMI
bepaalt. Het advies van de Raad van 16 oktober 2000 bij het
oorspronkelijke wetsvoorstel is destijds overgenomen, hetgeen heeft
geresulteerd in het bestaande artikel 5 van de wet. Gelet op de
technologische ontwikkelingen op meteorologisch terrein in de afgelopen
jaren constateer ik echter dat waar artikel 5 destijds een oplossing
was, dit artikel thans tot discussies leidt. Gezien de voortschrijdende
technologische ontwikkelingen wordt artikel 5 van de wet thans niet meer
ervaren als een bepaling op hoofdlijnen maar als een te gedetailleerde
regeling. Dit is uit de evaluatie naar voren gekomen. In dat licht acht
ik handhaving van de bestaande wetstekst niet wenselijk. Wel is artikel
5 ter voldoening aan de aanwijzingen 22 en 26 van de Aanwijzingen voor
de regelgeving aangepast, zodat op hoofdlijnen is geregeld welke
elementen onderdeel zijn van het algemeen weerbericht. Hiermee is de
reikwijdte van het algemeen weerbericht bepaald. Gelet hierop is ook de
delegatiebepaling in het voorgestelde artikel 5, derde lid aangepast. 

Wat betreft de beschikbaarheid van het algemeen weerbericht constateer
ik dat de hoofdlijnen reeds in het wetsvoorstel zijn opgenomen: het
algemeen weerbericht wordt om niet beschikbaar gesteld aan een ieder. 

Aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving laat toe dat
details of voorschriften die dikwijls wijziging behoeven, op het niveau
van ministeriële regeling worden vastgesteld. Van die ruimte maak ik
gebruik om de exacte wijze van beschikbaarstelling, die per onderdeel
van het algemeen weerbericht kan verschillen, te reguleren. 

De Raad vraagt hoe het wetsvoorstel zich verhoudt tot het
mededingingsrecht nu de reikwijdte van de publieke taakuitoefening door
het KNMI bij ministeriële regeling wordt bepaald en wijzigingen van de
regeling in overleg met marktpartijen tot stand worden gebracht. Nu het
voorstel in lijn is gebracht met het advies van de Raad van State en de
reikwijdte van het algemeen weerbericht op wetsniveau is bepaald,
verhoudt dit voorstel zich goed tot het mededingingsrecht. In de memorie
van toelichting is verduidelijkt hoe ik de rol van de marktpartijen zie.

De Raad wijst erop dat indien het huidige artikel 5, indien dit wordt
gehandhaafd, aanvulling behoeft met het oog op de nieuwe staatkundige
verhoudingen. Opgemerkt wordt dat de noodzakelijke wijzigingen van de
Wet op het KNMI in verband met de staatkundige herstructurering zijn
opgenomen in het voorstel van wet houdende Aanpassing van wetten in
verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint
Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet
openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, (Kamerstuk II,
2009/10, 31959, nr 7). 

2. Extreem weer

De Raad adviseert in de memorie van toelichting te verduidelijken waarom
de exclusieve verantwoordelijkheid van het KNMI voor de afgifte van
extreem weerwaarschuwingen niet in de wet wordt geborgd. Aan dit advies
is gevolg gegeven door de volgende passage toe te voegen. “Uit de
evaluatie is naar voren gekomen dat er tussen particuliere weerbureaus
en het KNMI geen discussie over bestaat dat het KNMI degene is die een
weeralarm afgeeft. De particuliere bureaus hebben aangegeven geen eigen
alarm te zullen afgeven en het weeralarm van het KNMI ongewijzigd aan
hun klanten door te geven. Daarnaast zijn in overleg met de particuliere
bureaus en andere betrokkenen vernieuwde criteria en een protocollering
voor de uitgifte van het weeralarm tot stand gebracht. Met die
protocollering acht ik vooralsnog voldoende geborgd dat het KNMI de
instantie is die het weeralarm uitgeeft”. 

Genoemde criteria en protocollering zijn u aangeboden bij brief van 21
december 2009. (Kamerstukken II 2009/10, 31534, nr. 4). 

3. Decentrale overheden

Verstrekken van meteorologische inlichtingen aan decentrale overheden

De Raad adviseert een onduidelijkheid in de memorie van toelichting weg
te nemen. Aan dit advies is gevolg gegeven. In de toelichting is
aangegeven dat lagere overheden geen beroep kunnen doen op
informatievoorziening door het KNMI indien de openbare orde of
veiligheid niet in het geding is, anders dan door kennisneming van het
algemeen weerbericht. 

4. KNMI-Programmaraad

De Raad geeft aan dat nu particuliere weerbureaus een zetel in de
Programmaraad is toegekend, belangenverstrengeling kan optreden
aangezien deze bureaus zowel afnemer als concurrent zijn. De Raad
adviseert in de toelichting te verduidelijken hoe deze
belangenverstrengeling kan worden voorkomen. Aan dit advies is tegemoet
gekomen door toevoeging van de hierna volgende passage aan de
toelichting: “Het KNMI functioneert in een zich voortdurend
ontwikkelende omgeving en moet daarbij als agentschap inspelen op korte
en lange termijn beleidsvragen en actuele maatschappelijke behoeften.
Tegen die achtergrond is de Programmaraad ingesteld. De Raad vervult
voor het agentschap KNMI de rol van opdrachtgever. De in de
Programmaraad participerende partijen representeren de afnemers van
KNMI-producten en zijn juist daardoor de aangewezen partij om de 
behoeften aan producten en diensten van het KNMI over het voetlicht te
brengen. In de thans functionerende systematiek is een aantal waarborgen
ingebouwd waardoor belangenverstrengeling zoveel mogelijk wordt
voorkomen. Belangrijk is dat de Programmaraad functioneert binnen de
grenzen van de wet en dus de vaststaande taken van het KNMI als
uitgangspunt heeft. Concreet houdt dit in dat de private weermarkt en
andere belanghebbenden via de Programmaraad hun wensen omtrent op te
leveren producten en diensten meegeven aan het KNMI. Het KNMI stelt
vervolgens een meerjarenprogramma en een jaarplan op waarin wordt
ingespeeld op die wensen. Zowel het meerjarenprogramma als het jaarplan
worden op inhoud, kwaliteit en continuïteit getoetst door Verkeer en
Waterstaat en vervolgens vastgesteld, waarna zij door het KNMI worden
uitgevoerd. 

De Raad telt negen zetels, waarvan één wordt ingenomen door de
branchevereniging van weerproviders. De taakverdeling tussen het KNMI en
de private weermarkt is niet aan de orde in de Programmaraad. Het
Overleg Meteorologie is bij uitstek het gremium waar commerciële
weerbureaus de taakverdeling tussen het KNMI en de private markt aan de
orde kunnen stellen”. 

5. Redactionele opmerkingen

De opmerkingen van redactionele aard zijn overgenomen, met uitzondering
van de redactionele opmerking die betrekking heeft op artikel 8c. De
beschrijving van de taak van het KNMI ten aanzien van lagere overheden
is opgenomen in artikel 3, eerste lid, onderdeel j. De nadere bepaling
waarin wordt beschreven in welke gevallen het KNMI die taak mag
verrichten is opgenomen in een afzonderlijke bepaling (artikel 8c).
Zodoende blijft artikel 3, eerste lid, onderdeel j, in lijn met de
overige onderdelen van dat artikellid.    

Aanvullende wijziging in verband met de Aanwijzingen inzake het
verrichten van marktactiviteiten 

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het voorstel ten aanzien van
decentrale overheden volledig in lijn te brengen met de Aanwijzingen
inzake het verrichten van marktactiviteiten door organisaties binnen de
Rijksdienst. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat voor het
verstrekken van meteorologische inlichtingen aan lagere overheden een
specifieke wettelijke grondslag nodig is. Tevens is aangegeven dat de
aan die taak toe te rekenen kosten volledig moeten worden doorberekend
in de prijzen die feitelijk in rekening worden gebracht en dat hiervan
een gescheiden boekhouding moet worden bijgehouden. Abusievelijk is
verzuimd de kostentoerekening en gescheiden boekhouding, beide aan te
merken als wezenlijke elementen, in het wetsvoorstel zelf op te nemen.
Deze omissie is hersteld door artikel 8c op dit punt aan te vullen,
overeenkomstig de beginselen die zijn opgenomen in de genoemde
aanwijzingen: de kosten van de marktactiviteit worden integraal
toegerekend en het KNMI voert een gescheiden boekhouding. De nadere
uitwerking van die principes geschiedt bij ministeriële regeling. Het
reeds bestaande en vergelijkbare artikel 10 is eveneens aangepast zodat
de wezenlijke elementen (het beginsel van kostentoerekening en
gescheiden boekhouding) nog steeds op wetsniveau zijn vastgelegd, maar
de nadere invulling bij ministeriële regeling kan plaatsvinden. Die
nadere invulling is in de huidige wet voor een deel opgenomen in artikel
10 (lid 2) en voor een deel (op grond van artikel 10 lid 4) in een
ministeriële regeling.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,





	  DOCPROPERTY _pagina  _pagina    PAGE   \* MERGEFORMAT  1   
DOCPROPERTY _van  _van    NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  1 











Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  4 







  DOCPROPERTY _datum  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 

  DOCPROPERTY datum  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 

  DOCPROPERTY _nummervolg  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.


  DOCPROPERTY nummer-txt  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 





1

HOOFDDIRECTIE JURIDISCHE ZAKEN





Aan de Koningin

Nummer

  REF nummer  

CEND/HDJZ-2010/62 AWW