[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31831 Voorstel van wet van het lid Arib tot wijziging van de Wet Nationale ombudsman in verband met de instelling van de Kinderombudsman (Wet Kinderombudsman)

Voorstel van wet van het lid Arib tot wijziging van de Wet Nationale ombudsman in verband met de instelling van de Kinderombudsman (Wet Kinderombudsman)

Eindtekst

Nummer: 2010D21584, datum: 2010-04-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2008Z10348:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer. Zij heeft het

lid Arib opgedragen het voorstel 

in die Kamer te verdedigen.

De Voorzitter,

22 april 2010



Voorstel van wet van het lid Arib tot wijziging van de Wet Nationale
ombudsman in verband met de instelling van de Kinderombudsman (Wet
Kinderombudsman)



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van

Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een
Kinderombudsman in te stellen die zich bezig houdt met de belangen van
jeugdigen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet Nationale ombudsman wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1 wordt, onder verlettering van onderdeel b tot c, een
onderdeel ingevoegd, luidende: 

	b. Kinderombudsman: de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman,
bedoeld in artikel 9, eerste lid;.

B

	Na artikel 1c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1d

	De artikelen 1b en 1c zijn niet van toepassing op de Kinderombudsman,
voor zover die als zodanig optreedt.

C

	Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, eerste volzin, vervalt “zo nodig” en wordt na
“substituut-ombudsman” ingevoegd: en wijst daarbij de
substituut-ombudsman aan die de functie van Kinderombudsman heeft.

	2. Aan het slot van het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Indien er geen Kinderombudsman is, draagt de ombudsman zo spoedig
mogelijk zorg voor een verzoek als bedoeld in de eerste volzin.

D

	Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De ombudsman
regelt tevens de vervanging van de Kinderombudsman door een
substituut-ombudsman, voor het geval dat die tijdelijk niet in staat is
zijn ambt te vervullen.

	2. In het tweede lid wordt na “de ombudsman” telkens ingevoegd: of
Kinderombudsman.

	3. In het derde en zesde lid wordt na “de ombudsman” ingevoegd
“of Kinderombudsman” en wordt na “van ombudsman” ingevoegd: of
Kinderombudsman.

	4. In het vierde lid wordt na “van ombudsman” ingevoegd: of
Kinderombudsman.

	5. In het vijfde lid wordt na “nieuwe ombudsman” ingevoegd: of
Kinderombudsman.

E

	Na artikel 11 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IIA

De Kinderombudsman

Artikel 11a

	In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

	a. jeugdige: een persoon die de meerderjarigheidsleeftijd nog niet
heeft bereikt;

	b. kinderrechtenverdrag: het op 20 november 1989 te New York tot stand
gekomen Verdrag inzake de rechten van het kind (Trb. 1990, 46);

	c. rechten van jeugdigen: de rechten van jeugdigen, opgenomen in het
kinderrechtenverdrag.

Artikel 11b

	1. De Kinderombudsman heeft tot taak te bevorderen dat de rechten van
jeugdigen worden geëerbiedigd door bestuursorganen en door
privaatrechtelijke organisaties.

	2. Hij doet dit in elk geval door:

	a. voor te lichten en informatie te geven over de rechten van
jeugdigen;

	b. gevraagd en ongevraagd advies te geven aan de regering en de Tweede
Kamer over wetgeving die en beleid dat de rechten van jeugdigen raakt;

	c. het instellen van onderzoek naar de eerbiediging van de rechten van
jeugdigen naar aanleiding van klachten of uit eigen beweging;

	d. het toezicht houden op de wijze waarop klachten van jeugdigen of hun
wettelijke vertegenwoordigers door de daartoe bevoegde instanties, niet
zijnde de ombudsman, worden behandeld.

	3. Bij de uitvoering van zijn taken, houdt de Kinderombudsman zo veel
mogelijk rekening met de mening van jeugdigen zelf overeenkomstig
artikel 12 van het kinderrechtenverdrag, met de belangen van jeugdigen
en met hun belevingswereld.

Artikel 11c

	1. Een ieder die meent dat een of meer rechten van jeugdigen niet
geëerbiedigd worden door:

	a. een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1a, met dien verstande
dat, in afwijking van artikel 1a, eerste lid, onder b, daaronder mede
worden begrepen bestuursorganen met een eigen voorziening voor de
behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 1a, eerste lid,
onder b;

	b. een orgaan van een rechtspersoon, niet zijnde een bestuursorgaan,
voor zover die:

	1° een bij of krachtens de wet geregelde taak ten aanzien van
jeugdigen uitoefent; of

	2° anderszins een taak ten aanzien van jeugdigen uitoefent op het
terrein van het onderwijs, de jeugdzorg, de kinderopvang of de
gezondheidszorg,

	kan een klacht indienen bij de Kinderombudsman.

	2. Een klacht over een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1a, geldt
als een verzoek als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht. 

	3. Een gedraging van een medewerker van een rechtspersoon als bedoeld
in het eerste lid, onder b, verricht in de uitoefening van zijn functie,
wordt aangemerkt als een gedraging van die rechtspersoon.

Artikel 11d

	1. Op de behandeling van klachten over en onderzoek uit eigen beweging
naar bestuursorganen met een eigen voorziening voor de behandeling van
verzoekschriften als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onder b, en
organen van rechtspersonen als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder
b, door de Kinderombudsman zijn artikel 15 alsmede titel 9.2 van de
Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

	2. In afwijking van artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, kan een klacht als bedoeld in artikel 11c, eerste lid,
mondeling worden ingediend. De artikelen 9:23 onder a en 9:28 van de
Algemene wet bestuursrecht zijn in dat geval niet van toepassing.

	3. In afwijking van artikel 9:18, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht is de Kinderombudsman niet verplicht een onderzoek in te
stellen, indien de klacht een orgaan als bedoeld in artikel 11c, eerste
lid, onder b, betreft.

	4. De in artikel 9:33 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde
vergoeding van kosten vindt plaats ten laste van het Rijk indien het
onderzoek betrekking heeft op een orgaan van een rechtspersoon als
bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder b.

Artikel 11e

	1. De Kinderombudsman zendt jaarlijks een verslag van zijn
werkzaamheden aan de beide Kamers der Staten-Generaal en aan Onze
Ministers, alsmede aan andere bestuursorganen en privaatrechtelijke
organisaties voor zover hij dat wenselijk acht. Artikel 10 van de Wet
openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing met dien
verstande dat de Kinderombudsman bij het verslag gegevens kan voegen,
slechts ter vertrouwelijke kennisneming door de leden van de
Staten-Generaal en Onze Ministers.

	2. De Kinderombudsman draagt er zorg voor dat het verslag openbaar
wordt gemaakt en algemeen verkrijgbaar wordt gesteld.

	3. De Kinderombudsman kan ook dadelijk na het afsluiten van een
onderzoek de beide Kamers der Staten-Generaal en vertegenwoordigende
organen van provincies en gemeenten inlichten omtrent zijn bevindingen,
zo dikwijls hij de eerdere kennisneming daarvan voor het betreffende
orgaan van belang acht of een orgaan als hiervoor bedoeld dit verzoekt.

ARTIKEL II

	Indien het bij koninklijke boodschap van 26 mei 2009 ingediende
voorstel van wet tot aanpassing van wetten in verband met de nieuwe
staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als
openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba) (Kamerstukken 31 959), tot wet is of
wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet,
wordt artikel I, onderdeel A van deze wet als volgt gewijzigd:

	Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:

A

	In artikel 1 wordt, onder verlettering van de onderdelen b en c tot c
en d, een onderdeel ingevoegd, luidende: 

	b. Kinderombudsman: de als zodanig aangewezen substituut-ombudsman,
bedoeld in artikel 9, eerste lid;.

ARTIKEL III

	Indien het bij koninklijke boodschap van 26 mei 2009 ingediende
voorstel van wet tot aanpassing van wetten in verband met de nieuwe
staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als
openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba), (Kamerstukken 31 959), tot wet is of
wordt verheven, en later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel
2.4, onderdeel A van die wet als volgt gewijzigd:

	Artikel 2.4, onderdeel A, komt te luiden:

A

	In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd, luidende: 

	d. openbare lichamen: openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba.

ARTIKEL IV

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

ARTIKEL V

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet Kinderombudsman.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister voor Jeugd en Gezin,

 PAGE    

 PAGE   4