[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32168, bijgewerkt t/m nr. 10 (4e NvW d.d. 6 april 2011)

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2010D21646, datum: 2010-12-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z18806:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 10 (Vierde NvW d.d. 6 april 2011)



32 168	Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet
DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van
DNA-verwantschapsonderzoek en

DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van het
onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het
Wetboek van Strafvordering de grondslag te creëren voor de toepassing
van DNA-verwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk
waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en enige
andere onderwerpen in dat wetboek en de Wet DNA-onderzoek bij
veroordeelden te regelen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

	Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 55c, eerste lid, wordt “De bij of krachtens artikel 141
aangewezen ambtenaren” vervangen door: De ambtenaren, bedoeld in
artikel 141, en de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 3, eerste
lid, onder b, van de Politiewet 1993, die tevens buitengewoon
opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 142 zijn,.

B

	In artikel 138a wordt “of het vaststellen van uiterlijk waarneembare
persoonskenmerken van de onbekende verdachte” vervangen door: , het
vaststellen van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van de
onbekende verdachte of het onbekende slachtoffer of het vaststellen van
verwantschap.

C

	Artikel 151a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De officier van justitie kan ambtshalve of op verzoek van de
verdachte of diens raadsman in het belang van het onderzoek een
DNA-onderzoek, dat gericht is op het vergelijken van DNA-profielen,
laten verrichten. Hij kan ten behoeve van het DNA-onderzoek de verdachte
of een derde verzoeken celmateriaal af te staan. Celmateriaal kan,
behoudens in geval van toepassing van artikel 151b of vermissing als
bedoeld in de volgende volzin, slechts met schriftelijke toestemming van
de verdachte of de derde worden afgenomen. Ingeval de derde vermist is
als gevolg van een misdrijf, kan het DNA-onderzoek worden verricht aan
celmateriaal op voorwerpen, die van hem in beslag genomen zijn, of aan
celmateriaal, dat op andere wijze verkregen is.

	2. Het tweede tot en met negende lid worden vernummerd tot vierde tot
en met elfde lid.

	3. Er worden twee leden ingevoegd, die luiden:

	2. De officier van justitie benoemt een deskundige, die verbonden is
aan Ă©Ă©n van de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
laboratoria, met de opdracht het DNA-onderzoek te verrichten. De
deskundige brengt aan de officier van justitie een met redenen omkleed
verslag uit.

	3. De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, en tweede
lid, komen tevens aan de hulpofficier van justitie toe indien het
DNA-onderzoek verricht wordt aan celmateriaal van een onbekende
verdachte. De bevoegdheden zijn beperkt tot bij algemene maatregel van
bestuur aan te wijzen misdrijven.

	4. In het vierde lid (nieuw) wordt “als bedoeld in het vierde lid”
vervangen door “als bedoeld in het zesde lid” en wordt “Het vierde
lid” vervangen door “Het zesde lid”.

	5. In het vijfde lid (nieuw) wordt “bedoeld in het tweede lid”
vervangen door “bedoeld in het vierde lid” en wordt “het vierde en
vijfde lid” vervangen door “het zesde en zevende lid”.

	6. In het zesde lid (nieuw) wordt “het derde lid” vervangen door:
het vijfde lid.

	7. In het zevende lid (nieuw) wordt “het vierde lid” vervangen
door: het zesde lid.

	8. In het achtste lid (nieuw) wordt “de voorkoming, opsporing,
vervolging en berechting van strafbare feiten” vervangen door “het
voorkomen, opsporen, vervolgen en berechten van strafbare feiten en het
vaststellen van de identiteit van een lijk” en vervalt de zinsnede
“, het College bescherming persoonsgegevens gehoord,”.

	9. In het negende lid (nieuw) wordt “het eerste tot en met zesde
lid” vervangen door: het eerste tot en met achtste lid.

	10. In het tiende lid (nieuw) wordt “het vierde lid” vervangen
door: het zesde lid.

D

	Artikel 151b wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “celmateriaal zal worden afgenomen ten
behoeve van een DNA-onderzoek.” vervangen door: celmateriaal wordt
afgenomen ten behoeve van een DNA-onderzoek als bedoeld in artikel 151a,
eerste lid, indien hij zijn schriftelijke toestemming weigert. Artikel
151a, tweede en vierde tot en met tiende lid, is van overeenkomstige
toepassing.

	2. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt: In geval
van zwaarwegende redenen kan het DNA-onderzoek worden verricht aan
celmateriaal op voorwerpen, die van de verdachte in beslag genomen zijn,
of aan celmateriaal, dat op andere wijze verkregen is.

E

	Artikel 151c vervalt.

F

	Artikel 151d wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “De officier van justitie kan” vervangen
door “De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek”
en wordt “de onbekende verdachte.” vervangen door “de onbekende
verdachte of het onbekende slachtoffer. Artikel 151a, tweede lid, is van
overeenkomstige toepassing.”.

	2. In het vierde lid wordt “in geval van een misdrijf” vervangen
door: in geval van verdenking van een misdrijf.

G

	Na artikel 151d wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 151da

	1. In afwijking van artikel 21, vierde lid, van de Wet bescherming
persoonsgegevens kan de officier van justitie in het belang van het
onderzoek bevelen dat een DNA-onderzoek verricht wordt dat gericht is op
het vaststellen van verwantschap. Ingeval het DNA-onderzoek verricht
wordt met behulp van de DNA-profielen, die overeenkomstig dit wetboek,
de Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet DNA-onderzoek bij
veroordeelden verwerkt zijn, kan het bevel slechts worden gegeven na
schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris op vordering van de
officier van justitie. Artikel 151a, tweede lid, is van overeenkomstige
toepassing.

	2. Celmateriaal dat ingevolge dit wetboek, de Wet bescherming
persoonsgegevens of de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is afgenomen
ten behoeve van het bepalen en verwerken van een DNA-profiel, mag worden
gebruikt voor het vaststellen van verwantschap. Celmateriaal van een
derde, kan, behoudens het geval, bedoeld in de volgende volzin, slechts
met zijn schriftelijke toestemming worden afgenomen en gebruikt voor het
vaststellen van verwantschap. Ingeval een derde minderjarig is en
vermoed wordt dat hij voorwerp is van een misdrijf als omschreven in
artikel 197a, 242, 243, 244, 245, 246, 247, 248, 248a, 248b, 249, 256,
273f, 278, 287, 289, 290 of 291 van het Wetboek van Strafrecht, kan in
het belang van het onderzoek celmateriaal bij de derde op bevel van de
officier van justitie na schriftelijke machtiging van de
rechter-commissaris worden afgenomen en gebruikt voor het vaststellen
van verwantschap.

	3. Het DNA-onderzoek kan slechts worden verricht in geval van
verdenking van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld en een van de
misdrijven omschreven in de artikelen 109, 110, 141, tweede lid, onder
1°, 181, onder 2°, 182, 247, 248a, 248b, 249, 281, eerste lid, onder
1°, 290, 300, tweede en derde lid, en 301, tweede lid, van het Wetboek
van Strafrecht. Indien een DNA-onderzoek als bedoeld in artikel 151a,
eerste lid, leidt tot het vaststellen van verwantschap, kan de officier
van justitie dit resultaat in het opsporingsonderzoek gebruiken.

	4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld over de wijze van uitvoering van het DNA-onderzoek.

H

	Artikel 195a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De rechter-commissaris kan ambtshalve, op vordering van de officier
van justitie of op verzoek van de verdachte of diens raadsman in het
belang van het onderzoek een DNA-onderzoek, dat gericht is op het
vergelijken van DNA-profielen, laten verrichten. Hij kan ten behoeve van
het DNA-onderzoek de verdachte of een derde verzoeken celmateriaal af te
staan. Celmateriaal kan, behoudens in geval van toepassing van artikel
195d of vermissing als bedoeld in de volgende volzin, slechts met
schriftelijke toestemming van de verdachte of de derde worden afgenomen.
Ingeval de derde vermist is als gevolg van een misdrijf, kan het
DNA-onderzoek worden verricht aan celmateriaal op voorwerpen, die van
hem in beslag genomen zijn, of aan celmateriaal, dat op andere wijze
verkregen is.

	2. Het tweede tot en met vijfde lid worden vernummerd tot derde tot en
met zesde lid.

	3. Er wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

	2. De rechter-commissaris benoemt een deskundige, die verbonden is aan
Ă©Ă©n van de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
laboratoria, met de opdracht het DNA-onderzoek te verrichten. De
deskundige brengt aan de rechter-commissaris een met redenen omkleed
verslag uit.

	4. In het vierde lid (nieuw) wordt “bedoeld in het tweede lid”
vervangen door: bedoeld in het derde lid.

	5. In het vijfde lid (nieuw) wordt “de voorkoming, opsporing,
vervolging en berechting van strafbare feiten” vervangen door “het
voorkomen, opsporen, vervolgen en berechten van strafbare feiten en het
vaststellen van de identiteit van een lijk” en vervalt de zinsnede
“, het College bescherming persoonsgegevens gehoord,”.

I

	In artikel 195b, eerste lid, wordt “Artikel 195a, derde lid, eerste
volzin, vierde en vijfde lid” vervangen door: Artikel 195a, vierde
lid, eerste volzin, vijfde en zesde lid.

J

	Artikel 195d wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “celmateriaal zal worden afgenomen ten
behoeve van een DNA-onderzoek.” vervangen door: celmateriaal wordt
afgenomen ten behoeve van een DNA-onderzoek als bedoeld in artikel 195a,
eerste lid, indien hij zijn schriftelijke toestemming weigert. De
artikelen 195a, tweede tot en met vijfde lid, 195b en 195c zijn van
overeenkomstige toepassing.

	2. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt: In geval
van zwaarwegende redenen kan het DNA-onderzoek worden verricht aan
celmateriaal op voorwerpen, die van de verdachte in beslag genomen zijn,
of aan celmateriaal, dat op andere wijze verkregen is.

K

	Artikel 195e vervalt.

L

	Artikel 195f wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “De rechter-commissaris kan” vervangen
door “De rechter-commissaris kan in het belang van het onderzoek” en
wordt “de onbekende verdachte.” vervangen door “de onbekende
verdachte of het onbekende slachtoffer. Artikel 195a, tweede lid, is van
overeenkomstige toepassing.”.

	2. In het vierde lid wordt “in geval van een misdrijf” vervangen
door: in geval van verdenking van een misdrijf.

M

	Na artikel 195f wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 195g

	1. In afwijking van artikel 21, vierde lid, van de Wet bescherming
persoonsgegevens kan de rechter-commissaris in het belang van het
onderzoek bevelen dat een DNA-onderzoek verricht wordt dat gericht is op
het vaststellen van verwantschap. Artikel 195a, tweede lid, is van
overeenkomstige toepassing.

	2. Celmateriaal dat ingevolge dit wetboek, de Wet bescherming
persoonsgegevens of de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is afgenomen
ten behoeve van het bepalen en verwerken van een DNA-profiel, mag worden
gebruikt voor het vaststellen van verwantschap. Celmateriaal van een
derde kan, behoudens het geval, bedoeld in de volgende volzin, slechts
met zijn schriftelijke toestemming worden afgenomen en gebruikt voor het
vaststellen van verwantschap. Ingeval een derde minderjarig is en
vermoed wordt dat hij voorwerp is van een misdrijf als omschreven in
artikel 197a, 242, 243, 244, 245, 246, 247, 248, 248a, 248b, 249, 256,
273f, 278, 287, 289, 290 of 291 van het Wetboek van Strafrecht, kan in
het belang van het onderzoek celmateriaal bij de derde op bevel van de
rechter-commissaris worden afgenomen en gebruikt voor het vaststellen
van verwantschap.

	3. Het DNA-onderzoek kan slechts worden verricht in geval van
verdenking van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld en een van de
misdrijven omschreven in de artikelen 109, 110, 141, tweede lid, onder
1°, 181, onder 2°, 182, 247, 248a, 248b, 249, 281, eerste lid, onder
1°, 290, 300, tweede en derde lid, en 301, tweede lid, van het Wetboek
van Strafrecht. Indien een DNA-onderzoek als bedoeld in artikel 195a,
eerste lid, leidt tot het vaststellen van verwantschap, kan de
rechter-commissaris dit resultaat in het gerechtelijk vooronderzoek
gebruiken.

	4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld over de wijze van uitvoering van het DNA-onderzoek.

Artikel II

	Artikel 2 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden wordt als volgt
gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “op grond van artikel 151a, eerste lid,
tweede volzin, of 195a, eerste lid, tweede volzin, van het Wetboek van
Strafvordering, dan wel op grond van artikel 23, eerste lid, onder a,
van de Wet bescherming persoonsgegevens” vervangen door:
overeenkomstig het Wetboek van Strafvordering of de Wet bescherming
persoonsgegevens.

	2. Het tweede tot en met zesde lid worden vernummerd tot derde tot en
met zevende lid.

	3. Er wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

	2. Indien het DNA-profiel van een persoon dat is verwerkt
overeenkomstig het Wetboek van Strafvordering, zou moeten worden
vernietigd, blijft het niettemin verwerkt op grond van het eerste lid,
aanhef, indien de persoon is veroordeeld wegens een misdrijf als
omschreven in artikel 67, eerste lid, van dat wetboek en de officier van
justitie heeft geoordeeld dat het redelijkerwijs aannemelijk is dat het
verwerken van zijn DNA-profiel van betekenis kan zijn voor de
voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van
de veroordeelde. Het bevel van de officier van justitie, bedoeld in het
eerste lid, aanhef, blijft in dat geval achterwege.

	4. In het zesde lid (nieuw) wordt na “de voorkoming, opsporing,
vervolging en berechting van strafbare feiten” ingevoegd “en de
vaststelling van de identiteit van een lijk” en vervalt de zinsnede
“, het College bescherming persoonsgegevens gehoord,”.

	5. In het zevende lid (nieuw) wordt “het tweede en derde lid”
vervangen door: het derde en vierde lid.

Artikel III

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

 PAGE    

 PAGE   5