[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

[Conceptbrief] Antwoord op brief Eerste Kamer van 15 juni 2009 inzake de rol van de Eerste Kamer bij het Europese beleids- en wetgevingsproces

Aanbiedingsbrief

Nummer: 2010D21981, datum: 2010-05-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2010Z08064:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal,

drs. P.R.H.M. van der Linden

Den Haag, 21 mei 2010

Betreft: brief van uw ambtsvoorganger van 15 juni 2009 inzake de rol van
de Eerste Kamer bij het Europese beleids- en wetgevingsproces 

Geachte heer Van der Linden,

Op 15 juni 2009 informeerde uw ambtsvoorganger mij per brief (Kamerstuk
30 953, G) over de uitkomsten van het proces van herbezinning op de rol
van de Eerste Kamer bij het Europese beleids- en wetgevingsproces.
Daarbij deed zij een aantal voorstellen voor de samenwerking tussen
beide Kamers op Europees terrein. De brief markeerde tevens de
beëindiging van de samenwerking in het kader van de Tijdelijke Gemengde
Commissie Subsidiariteitstoets (TGCS). 

Dat tot nu is gewacht met een reactie op genoemde brief, is terug te
voeren op de wens aan de zijde van de Tweede Kamer om eerst de
uitwerking af te ronden van de procedure voor het nieuwe parlementair
behandelvoorbehoud inzake Europese voorstellen, en daarmee ervaring op
te doen in het kader van het vaststellen, in overleg met de regering,
van Kamerbrede prioriteiten op basis van het wetgevings- en
werkprogramma van de Europese Commissie. De Eerste Kamer is daarover
kort na het verschijnen van de brief geïnformeerd door de Vaste
Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer. Nu over dat
behandelvoorbehoud een procedureregeling is opgenomen bij het Reglement
van Orde van de Tweede Kamer (Kamerstuk 32 258, nr. 2) en nu de Tweede
Kamer op 23 april jongstleden een definitieve lijst van prioritaire
Europese voorstellen heeft vastgesteld (Kamerstuk 22 112, Nr. 1012),
reageer ik met deze brief graag alsnog op de brief van uw
ambtsvoorganger. 

Met instemming heb ik kennis genomen van de keuze die de Eerste Kamer in
de brief van 15 juni maakt voor een complementaire rol ten aanzien van
het Europese beleids- en wetgevingsproces. Deze keuze sluit aan op het
inmiddels stevig verankerde gebruik dat de parlementaire voorbereiding
van de deelname vanuit de regering aan Europese raadsvergaderingen
primair wordt vormgegeven door middel van een aan de betreffende raad
voorafgaand Algemeen Overleg van de betreffende vakcommissie van de
Tweede Kamer met de betreffende, aan die raad deelnemende,
bewindspersoon, op  basis van een door die bewindspersoon aan de Tweede
Kamer gezonden Geannoteerde Agenda van die Europese raadsvergadering. De
diverse vaste Kamercommissies van de Tweede Kamer kwijten zich steeds
actiever van deze taak, onder meer doordat veel energie is gestoken in
het uitbouwen van de eigen informatiepositie van de Tweede Kamer en
doordat de informatiestroom rondom nieuwe Europese voorstellen beter
wordt gekoppeld aan dat vaste ritme van overlegmomenten ter
voorbereiding op raadsvergaderingen. 

Instrumenten als de subsidiariteitstoets en nu ook het
behandelvoorbehoud stellen de vakcommissies in staat hun invloed ook
juist al in dat veel vroegere stadium van de Europese besluitvorming te
doen gelden. Het instrumentarium dat de verschillende Vaste
Kamercommissies ter beschikking staat is bovendien de afgelopen periode
gestructureerd en uitgebreid. We werken bijvoorbeeld inmiddels steeds
vaker met rapporteurs voor nieuwe Europese initiatieven, met technische
briefings door bijvoorbeeld experts van de Europese Commissie en met
ronde tafelgesprekken over bijvoorbeeld de verwachte voor- en nadelen
van nieuwe Europese voorstellen. De resultaten van deze activiteiten
vinden vanzelf hun weg naar de Nederlandse onderhandelaars in Brussel,
met name natuurlijk via het genoemde vaste voorbereidende overleg voor
Europese raadsvergaderingen. Ik wil hierbij onderstrepen dat de Tweede
Kamer zich graag openstelt voor verdere inbreng in die vaste
overlegmomenten voorafgaand aan raadsvergaderingen, ook bijvoorbeeld als
uitvloeisel van Europese activiteiten van de Eerste Kamer. 

Ik heb kennis genomen van de beëindiging van de samenwerking tussen
Eerste en Tweede Kamerleden in de Tijdelijke Gemengde Commissie
Subsidiariteitstoets (TGCS). Zoals u weet is er aan de zijde van de
Tweede Kamer juist bewust voor gekozen om te blijven werken met een
Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets (TCS), met name als hoeder van
het proces van toetsing, door de vakcommissies, van Europese voorstellen
op subsidiariteit en proportionaliteit. De samenwerking, via deze TCS,
met de Eerste Kamer verloopt naar mijn mening goed. Dat we bij
gelijkluidende oordelen blijven communiceren met de Europese
instellingen door middel van gezamenlijke brieven van Eerste en Tweede
Kamer waardeer ik zeer.

Op alle in de brief van 15 juni aangegeven terreinen is sprake van een
goede informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de ambtelijke
staven van de Eerste en de Tweede Kamer. Of, en zo ja in welke vorm en
met welke frequentie, daarenboven afstemming op het niveau van de leden
van Eerste en Tweede Kamer zelf dient plaats te vinden, leg ik graag in
eerste instantie in handen van de leden van de Vaste Commissie voor
Europese Zaken van de Tweede Kamer (Euza) en de Vaste Commissie voor
Europese Samenwerkingsorganisaties van de Eerste Kamer (ESO). Zodra de
commissie EuZa na de verkiezingen in nieuwe samenstelling is
geïnstalleerd en zij haar werkzaamheden heeft aangevangen, zal vanuit
de staf van deze commissie het initiatief worden genomen voor een
informeel overleg tussen beide commissies.

Met vriendelijke groet, 

Gerdi A. Verbeet

Voorzitter van de Tweede Kamer 

der Staten-Generaal