Bijgewerkt t/m nr. 9 (4e nota van wijziging d.d. 26 maart 2012)
Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen
Bijgewerkte tekst
Nummer: 2010D22049, datum: 2010-12-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2009Z11326:
- Indiener: A. Rouvoet, minister voor Jeugd en Gezin
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2009-06-17 14:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-07-01 11:45: Procedurevergadering Jeugd en Gezin (Procedurevergadering), algemene commissie voor Jeugd en Gezin
- 2009-09-03 14:00: Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen - 31977 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), algemene commissie voor Jeugd en Gezin
- 2009-12-16 11:45: Procedurevergadering Jeugd en Gezin (Procedurevergadering), algemene commissie voor Jeugd en Gezin
- 2010-01-28 14:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-03-04 14:00: Extra procedurevergadering Jeugd en Gezin (Procedurevergadering), algemene commissie voor Jeugd en Gezin
- 2010-05-19 11:45: Procedurevergadering Jeugd en Gezin (Procedurevergadering), algemene commissie voor Jeugd en Gezin
- 2010-06-23 11:45: Procedurevergadering Jeugd en Gezin (Procedurevergadering), algemene commissie voor Jeugd en Gezin
- 2010-11-24 14:30: Procedurevergadering Jeugdzorg (Procedurevergadering), algemene commissie Jeugdzorg
- 2010-12-02 12:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-05-24 15:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), algemene commissie Jeugdzorg
- 2012-05-30 14:30: Procedurevergadering (o.a. controversieel verklaring) (Procedurevergadering), algemene commissie Jeugdzorg
Preview document (đ origineel)
Bijgewerkt t/m nr. 9 (4e nota van wijziging d.d. 26 maart 2012) 31 977 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het herstel van enige wetstechnische gebreken en andere wijzigingen van ondergeschikte aard Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet op de jeugdzorg te wijzigen teneinde enige wetstechnische gebreken te herstellen alsmede daarin enige wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid vervalt het onderdeel âeigen bijdrageâ. 2. Er wordt op alfabetische volgorde een onderdeel ingevoegd, luidende: coördinatie van de zorg: de afstemming van de zorg en ondersteuning die vanuit verschillende personen en instanties aan een jeugdige en diens gezin wordt geboden;. B [Vervallen] Ba Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Een cliĂ«nt, behoudens een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, heeft aanspraak op jeugdzorg ingevolge deze wet, voor zover de stichting die werkzaam is in de provincie waar de jeugdige duurzaam verblijft, een besluit heeft genomen waaruit blijkt dat de cliĂ«nt is aangewezen op een bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven vorm van jeugdzorg. Ingevolge deze wet bestaat geen aanspraak op jeugdzorg waarop ingevolge de Beginselenwet justitiĂ«le jeugdinrichtingen aanspraak bestaat. 2. In het derde lid wordt âartikel 77wa, tweede lidâ vervangen door: artikel 77wa, eerste lid. 3. In het vierde lid vervalt de laatste volzin. C Artikel 6 komt te luiden: Artikel 6 1. Indien de stichting een besluit neemt, waarbij wordt vastgesteld dat een cliĂ«nt is aangewezen op zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, geeft zij daarbij in elk geval: a. een beschrijving van de problemen of dreigende problemen van de cliĂ«nt, de ernst en de mogelijke oorzaken daarvan; b. een beschrijving van de in verband daarmee benodigde zorg en het met die zorg beoogde doel; c. de termijn waarbinnen de aanspraak tot gelding moet zijn gebracht; d. een advies wie de zorg kan verlenen. 2. Indien in een besluit dat strekt tot de vaststelling dat een cliĂ«nt is aangewezen op jeugdzorg in de zin van artikel 5, tweede lid, onder a, bepalingen over de duur en de omvang van de geĂŻndiceerde jeugdzorg worden opgenomen, hebben deze bepalingen geen gevolgen voor de aanspraak op jeugdzorg. 3. Indien een besluit strekt tot de vaststelling dat een cliĂ«nt is aangewezen op zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, wordt daarin opgenomen de termijn gedurende welke de aanspraak geldt nadat de in het besluit voorziene zorg is aangevangen. 4. In het besluit, bedoeld in het eerste lid, geeft de stichting aan of coördinatie van de zorg noodzakelijk is en zo ja, wie deze coördinatie het best kan uitvoeren.. 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de inhoud van het besluit, bedoeld in het eerste lid, en kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze van totstandkoming daarvan. Ca Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 6a 1. De aanspraak op zorg, bedoeld in artikel 5, tweede lid, vervalt, indien: a. de cliĂ«nt de aanspraak niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel c, tot gelding heeft gebracht, b. de zorgaanbieder en de cliĂ«nt tezamen schriftelijk aan de stichting hebben medegedeeld dat de met de zorg beoogde doelen zijn bereikt, of c. de stichting een besluit neemt, waarbij wordt vastgesteld dat de cliĂ«nt niet langer is aangewezen op de geĂŻndiceerde zorg. 2. In afwijking van het eerste lid vervalt de aanspraak op zorg, bedoeld in artikel 5, tweede lid, uitsluitend indien de stichting instemt met een mededeling als bedoeld in het eerste lid, onder b, of een besluit neemt als bedoeld in het eerste lid, onder c, voor zover het gaat om een aanspraak die wordt verleend: a. in het kader van een ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 254, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel een voorlopige ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 255, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of b. indien de stichting de voogdij op grond van artikel 302, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de voorlopige voogdij op grond van artikel 241, tweede lid, 271, vierde lid, of 272, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, uitoefent. 3. In afwijking van het eerste lid vervalt de aanspraak op zorg, bedoeld in artikel 5, tweede lid, zodra de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 77wa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is voltooid, tenzij de zorgaanbieder en de cliĂ«nt gezamenlijk van oordeel zijn dat de zorg dient te worden voortgezet. D [Vervallen] E [Vervallen] Ea Artikel 29h, derde lid, komt te luiden: 3. De kinderrechter bepaalt de geldigheidsduur van de machtiging op ten hoogste Ă©Ă©n jaar. Eb In artikel 36, tweede lid, wordt âuitkeringenâ telkens vervangen door âuitkeringâ, en wordt âzijn besteedâ vervangen door: is besteed. Ec Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd: a. In de aanhef wordt na âjaarlijksâ ingevoegd: een uitkering ten behoeve van. b. In de onderdelen a en b, vervalt telkens âeen uitkering ten behoeve vanâ en: ten behoeve van. 2. In het tweede lid wordt âde uitkering, bedoeld in het eerste lid onder bâ vervangen door: de uitkering ten behoeve van het eerste lid, onder b. Ed Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd: a. In de aanhef wordt âDeze regels kunnenâ vervangen door: Deze regels kunnen in elk geval. b. De term âuitkeringenâ wordt telkens vervangen door: uitkering. c. Onderdeel c komt te luiden: c. de voorwaarden waaronder de uitkering wordt verleend;. 2. In het tweede lid wordt âDeze regels kunnenâ vervangen door: Deze regels kunnen in elk geval. F In artikel 47, eerste lid, onderdeel b, vervalt de zinsnede: artikel 70 en. G [Vervallen] H Artikel 70 vervalt. I Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt, vervallen in artikel 71, eerste lid, de onderdelen d en e. J In artikel 73 vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding â1â voor de tekst. K Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het tweede en vierde lid vervallen. 2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid. L Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd: a. De aanduiding â1.â voor het eerste lid vervalt. b. De zinsnede âbedoeld in artikel 37, eerste lid, onder a, de kosten verwerken van de door de provincie te verstrekken subsidie aanâ wordt vervangen door: bedoeld in artikel 37, eerste lid, de kosten verwerken van de door de provincie te verstrekken subsidie aan:. c. De zinsnede die begint met âhet bureau jeugdzorg ten behoeve vanâ wordt aangeduid als onderdeel a en op een nieuwe regel geplaatst. 2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd: a. De aanduiding â2.â wordt vervangen door de aanduiding b. b. In de tekst vervalt âOnze Ministers kunnen tot een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip, in de uitkering, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder b, de kosten verwerken van de door de provincie te verstrekken subsidie aanâ. L [Vervallen] M De artikelen 75 en 76 vervallen. ARTIKEL IA Artikel 77wa van het Wetboek van Strafrecht komt te luiden: Artikel 77wa 1. De rechter kan bepalen dat het in artikel 77w, derde lid, bedoelde programma geheel of ten dele komt te bestaan uit een vorm van zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdelen a en b, van de Wet op de jeugdzorg. 2. Indien de rechter toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in het eerste lid, doet de raad daarvan onverwijld mededeling aan de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg. Artikel II Indien het bij Koninklijke boodschap van 18 juli 2009 ingediende voorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming (32 015) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt artikel 6a, tweede lid, van de Wet op de jeugdzorg als volgt gewijzigd: 1. In onderdeel a wordt âartikel 254,â vervangen door âartikel 255â en wordt âartikel 255â vervangen door âartikel 257â. 2. In onderdeel b wordt â artikel 241, tweede lid, 271, vierde lid, of 272, eerste lid,â vervangen door: artikel 241, tweede en derde lid, artikel 268, tweede en derde lid, of artikel 331, tweede lid. ARTIKELEN III EN IV [Vervallen] ARTIKEL III De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Artikel I, onderdelen Eb, Ec, Ed en L, kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, PAGE PAGE 5