32393 NR Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor prestatiebekostiging (Wet aanvulling instrumenten prestatiebekostiging WMG)
Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor prestatiebekostiging (Wet aanvulling instrumenten prestatiebekostiging WMG)
Nader rapport
Nummer: 2010D23878, datum: 2010-05-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Klink, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2010Z08755:
- Indiener: A. Klink, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2010-06-23 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2010-06-24 14:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-06-30 14:30: Procedurevergadering VWS !!! LET OP AFWIJKEND TIJDSTIP !!! (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2010-07-15 14:00: Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor bekostiging (Wet aanvulling instrumenten bekostiging WMG) - 32393 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2011-03-30 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2011-04-06 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-06-16 14:00: Wet aanvulling instrumenten bekostiging WMG (32393) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2011-06-21 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2011-06-28 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (š origineel)
Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor prestatiebekostiging (Wet aanvulling instrumenten prestatiebekostiging WMG) Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 12 februari 2010, no. 10.000381, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 12 maart 2010, nr. W13.10.0048/1, bied ik U hierbij aan. Inleiding Het wetsvoorstel zoals dat met de memorie van toelichting aan de Raad van State voor advies is voorgelegd rust op twee pijlers. De eerste pijler is het streven met prestatiebekostiging de doelmatigheid bij de levering van curatieve medisch specialistische zorg te vergroten onder andere door de introductie van meer prikkels voor zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars. De tweede pijler is het streven de macrobudgettaire beheersbaarheid te vergroten met het oog op een beheerste kostenontwikkeling van zorg, daartoe mede genoodzaakt door de financieel-economische toestand van ons land en de gevolgen daarvan voor het beslag op de collectieve middelen. Omdat de overstap naar een ander systeem van bekostiging mogelijk onbedoelde financiĆ«le risicoās bevat voor de overheid, patiĆ«nten, zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars voorziet het wetsvoorstel ook in een instrument dat kan zorgen voor een soepele en geleidelijke overgang tussen systemen waarmee die risicoās het hoofd kan worden geboden. Het wetsvoorstel vult de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) aan met instrumenten, die in samenhang met het bestaande instrumentarium van de WMG kunnen worden gebruikt. De WMG is een kaderwet die niet dwingt tot een specifieke toepassing en dat wordt met de nieuwe instrumenten niet anders. De voorgenomen toepassingen zijn door het kabinet vermeld in een brief van 19Ā januari 2010 gericht aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, āWaardering voor betere zorg IVā . Bij de onderscheiden toepassingen wordt hetzelfde instrumentarium uit de WMG op verschillende manieren ingezet. Inmiddels is het kabinet demissionair. De Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft in verband daarmee op 4 maart 2010 de genoemde kabinetsbrief āWaardering voor betere zorg IVā controversieel verklaard. Bij brief van 5 maart verzocht de Tweede Kamer schriftelijk te worden geĆÆnformeerd over de budgettaire consequenties van dit besluit op macro-, meso- en microniveau en over welke noodzakelijke maatregelen dientengevolge genomen moeten worden. Voorts heeft de Kamer van de gelegenheid gebruik gemaakt te vragen welke maatregelen, anders dan voorgesteld in de genoemde brief, genomen kunnen worden om specialisten onder het ziekenhuisbudget te brengen en welke terughaalregeling ontworpen kan worden in geval van budgetoverschrijding. Bij brief van 16 maart 2010 is daaraan gehoor gegeven. De eerdergenoemde kabinetsbrief van 19 januari bevatte de volgende voorstellen c.q. kabinetsvoornemens voor het jaar 2011 (punt 1 t/m 6), respectievelijk 2010 (punt 7): de invoering van DOT ter vervanging van de huidige dbc-systematiek; de afschaffing van de budgetbekostiging van ziekenhuizen via een overgangsmodel; het voornemen om het segment met vrije prijsvorming (het B-segment) uit te breiden naar 50%; de afbouw van de ex post compensaties van verzekeraars in de periode 2011-2014, met in 2011 de afbouw van de macronacalculatie van verzekeraars tot 70% onder de voorwaarden dat er geen onverantwoorde problemenĀ ontstaan met betrekking tot risicoselectie ten aanzien van patiĆ«nten en met betrekking tot premieverhogingen (koopkracht); de invoering van een macrobudgettair compensatie-instrumentarium waarmee de mogelijkheid wordt gecreĆ«erd ook na de afschaffing van de ziekenhuisbudgetten onverhoopte macrobudgettaire overschrijdingen door zorgaanbieders zelf te laten compenseren, door deze om te slaan over de omzetten van zorgaanbieders (ziekenhuizen, medisch specialisten en zelfstandige behandelcentra); de invoering van een nieuw bekostigingsmodel voor de medisch specialisten, teneinde overschrijdingen bij de medisch specialisten te voorkomen; de invoering van een nieuwe overgangsregeling voor de bekostiging van de kapitaallasten van ziekenhuizen (in relatie tot het vervallen van gegarandeerde budgetvergoedingen hiervoor). In de bedoelde brief van 16 maart is geschetst wat de technische en financiĆ«le gevolgen zijn voor de overheid en voor ziekenhuizen als deze voorstellen en voornemens niet conform het tijdpad en de beleidskeuzes uit āWaardering voor betere zorg IVā geĆÆmplementeerd zouden worden en welke maatregelen dientengevolge noodzakelijk zijn. De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft daaropvolgend op 7 april 2010 een algemeen overleg met de minister gehouden over DOT en kapitaallasten. Daarin heeft de minister de commissie toegezegd met betrekking tot DOT in 2011 te starten met een nader uit te werken vorm van schaduwdraaien onder handhaving van het functioneel budget bij ziekenhuizen, en het besluit over de invoering van DOT te laten aan een volgend kabinet. In het algemeen overleg is benadrukt dat een goede beschrijving van producten en prestaties in ieder bekostigingssysteem, en niet alleen bij prestatiebekostiging, wenselijk is voor de transparantie voor zorgaanbieders, ziektekostenverzekeraars en patiĆ«nten. De commissie vindt dat het gereedschap voor een volgend kabinet op orde moet zijn en dat daarom de ontwikkeling van DOT niet moet komen stil te liggen. Dat het gereedschap op orde moet zijn geldt ook voor het volgende punt. Op 1Ā juli 2009 heeft een Algemeen Overleg plaatsgevonden over de budgettaire maatregelen. Onderdeel hiervan waren de maatregelen om voor 2010 de overschrijdingen bij de vrijgevestigde medisch specialisten te mitigeren. Tijdens dit debat kwam aan de orde of de overschrijdingen bij de vrijgevestigd medisch specialisten in 2008 en 2009 met terugwerkende kracht kunnen worden teruggehaald. Bij brief van 5 oktober 2009 is de Tweede Kamer geĆÆnformeerd waarom dit juridisch niet mogelijk is. Daarbij is ook aangegeven dat de gebleken overschrijdingen bij de medisch specialisten een onaangename verrassing waren. De regering vindt dat, zeker in deze tijd waar extra kritisch gekeken wordt naar de collectieve uitgaven, middelen in de zorg op een doelmatige manier moeten worden besteed. Dat het terughalen van overschrijdingen in 2008 en 2009 binnen de huidige wet- en regelgeving niet mogelijk is, is reden te meer om in ieder geval in 2010 de overschrijdingen bij de medisch specialisten wel te corrigeren en het voorliggende wetsvoorstel in te dienen. De Tweede Kamer is bij brief van 11 februari 2010 bij de beantwoording van de vragen inzake het voornemen tot het geven van een aanwijzing aan de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: zorgautoriteit) over maatregelen medisch specialistische zorg ingelicht over de invoering van een nieuw bekostigingsmodel voor de medisch specialisten. Het doel is overschrijdingen van het macrobudgettair kader voor medisch specialisten te voorkomen. Dat lijkt ook in lijn met de strekking van de motie van de leden Sap en Van der Veen. Uit de besluitenlijst van de vaste commissie van 24 maart 2010 blijkt dat de antwoorden voor kennisgeving zijn aangenomen, nadat deze aanvankelijk controversieel waren verklaard. Het kabinet gaat ervan uit dat het belang van het redresseren van overschrijdingen bij de medisch specialisten door de commissie blijft onderschreven gelet op het feit dat de voorhangbrief om ā¬137 miljoen te korten op de medisch specialistische zorg (tariefmaatregel) niet is gestuit. Met het op orde brengen van de gereedschapskist in dit wetsvoorstel wordt beoogd in structurele zin maatregelen te kunnen treffen om overschrijdingen te kunnen tegengaan. Naast en losstaand van deze politieke ontwikkelingen heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) op 28 januari 2010 uitgesproken dat een medisch specialist alleen via het ziekenhuis aan de patiĆ«nt of diens verzekeraar mag declareren indien en voor zover hij daadwerkelijk bij de geleverde dbc is betrokken. Het CBb heeft vastgesteld dat het ziekenhuis wel in alle gevallen het volledige tarief voor een dbc mag declareren en dat een medisch specialist los van de geleverde dbcās voor zijn diensten aan het ziekenhuis mag declareren. Dat betekent dat het huidige dbc-systeem en de declaratiewijze van die dbcās niet zonder nadere maatregelen met betrekking tot de wijze van declareren kan worden gehandhaafd. Dit is de derde pijler van het wetsvoorstel. Conclusie Het wetsvoorstel rust door de hiervoor beschreven politieke ontwikkeling thans vooral op de tweede pijler. De noodzaak het beslag op de collectieve middelen op orde te krijgen voor een kwalitatief goede, betaalbare en toegankelijke gezondheidszorg is evident en blijft onverkort van belang. De Tweede Kamer stemt ook in met het oplossen van de door de Raad gesignaleerde macrobudgettaire problematiek bij medisch specialisten en zelfstandige behandelcentra (zbcās). Zoals uit het algemeen overleg van 7 april bleek acht de vaste commissie goed gereedschap ook voor een nieuw kabinet van belang, ongeacht de signatuur die dat heeft en ongeacht de richting die het volgende kabinet kiest. De urgentie om te kunnen beschikken over de instrumenten die het wetsvoorstel biedt, blijft bestaan voor: het macrobudgetmodel medisch specialisten en zbc's; het uitsluitend declareren van medisch specialisten aan het ziekenhuis; de opbrengstverrekening tussen ziekenhuizen en ziektekostenverzekeraars (nu het functioneel budget voor ziekenhuizen nog langer blijft bestaan) en de beschikbaarheidbijdrage voor niet aan individuele zorgverzekeraar of patiĆ«nt toe te rekenen kosten van zorg waarvan anders de toegankelijkheid in gevaar komt. Samenvattend oordeel van de Raad Door de demissionaire status van het kabinet komt ook het advies van de Raad van State deels in een ander daglicht te staan. Het advies van de Raad richt zich namelijk vooral op de eerste pijler en de toepassingen van het (toekomstig) WMG-instrumentarium zoals die zijn beschreven in de eerder aangehaalde brief āWaardering voor betere zorg IVā. De Raad refereert aan de stelselkeuze die in het verleden voor curatieve zorg is gemaakt en gaat daarbij in op de voorwaarden waaraan naar het oordeel van de Raad voorafgaand moet zijn voldaan om die keuze tot een succes te maken. De Raad komt tot het advies dat een stelsel van prestatiebekostiging goed past in de structuur van het in 2006 geĆÆntroduceerde verzekeringsstelsel voor de curatieve zorg. Gelet op de toenemende kosten van de zorg vanwege de technologische ontwikkelingen en de vergrijzing, en de situatie van de overheidsfinanciĆ«n op langere termijn, is het naar het oordeel van de Raad alleszins begrijpelijk dat bij voorrang gestreefd wordt naar het vergroten van de doelmatigheid in de zorg, voordat wordt overgegaan tot ingrijpender maatregelen, zoals pakketverkleining of hogere eigen bijdragen. De Raad concludeert dat er thans nog enkele knelpunten zijn die oplossing behoeven. Met name de problemen rond een stabiele structuur van product- en prestatiebeschrijvingen met dbcās en rond een gelijk speelveld voor zorgaanbieders in verband met de kapitaallastenproblematiek en macrobudgettaire beheersing van medisch specialisten en zbcās. Daarnaast bevindt de wereld zich in een financiĆ«le crisis, die ook ons land niet voorbij gaat. Daardoor ziet de regering zich voor een forse macrobudgettaire opgave gesteld. De Raad adviseert, alvorens tot invoering van prestatiebekostiging over te gaan, eerst meer zekerheid te creĆ«ren rond de genoemde knelpunten voor het functioneren van het stelsel als geheel. Dat sluit aan bij de eerder gememoreerde wens van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer der Staten-Generaal het gereedschap op orde te brengen. Het kabinet is het met de Raad eens dat die problematiek bij voorrang moet worden opgeheven, ongeacht de beslissing of wordt overgegaan naar prestatiebekostiging. Nu voor de invoering van de DOT-structuur een andere weg is gekozen heeft dat ook effect op de daarmee samenhangende afbouw van ex post compensatie bij de verevening van zorgverzekeraars. Het voorstel op hoofdlijnen Huidige en nieuwe bekostigingssystematiek De beschrijving die de Raad geeft, behoeft geen reactie mijnerzijds. Overgangsmaatregelen op het niveau van de zorgverzekeraars en zorginstellingen Met de Raad ben ik van opvatting dat een abrupte beĆ«indiging van bekostigingssystemen niet wenselijk is, omdat zorgaanbieders en verzekeraars enige tijd moeten krijgen in te spelen op de nieuwe systematiek. Dat geldt niet alleen voor de invoering van prestatiebekostiging, maar ook wijzigingen in het stelsel van product- en prestatiebeschrijving moeten met de nodige zorgvuldigheid gepaard gaan. Met het instrument begrenzing zoals opgenomen in het wetsvoorstel kunnen de financiĆ«le risicoās voor zorgaanbieders, verzekeraars, patiĆ«nten en overheid in voorkomende gevallen worden geredresseerd. Doordat de toepassing nader kan worden gepreciseerd in beleidsregels van de zorgautoriteit kan voldoende worden ingespeeld op specifieke praktijksituaties en kan rekening worden gehouden met de effecten op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg. Ook kan de tijdsduur van de inzet van de instrumenten op maat worden gesneden. Maatregelen op het niveau van de macrokosten De beschrijving die de Raad geeft, behoeft geen reactie mijnerzijds. 3. Het voorstel nader bezien: prestatiebekostiging alleen onder voorwaarden succesvol a. Samenhang in het zorgstelsel De opmerking van de Raad dat het voorstel in het brede kader van de stelselwijziging moet worden bezien, geldt met name voor de eerste pijler waarop het rust en komt hierna onder b verder aan de orde. b. Noodzakelijke voorwaarden De Raad concludeert dat zolang een stabiele productstructuur en een oplossing voor medisch specialisten en zbcās en voor kapitaallasten ontbreekt overheidsbemoeienis nodig is. Met de Raad ben ik van mening dat de overheidsbemoeienis af kan nemen indien die kwesties het hoofd zijn geboden. Dat de positie van verzekerden en mogelijk dominante posities van zorgverzekeraars op regionale zorgmarkten volgens de Raad nadere aandacht verdienen deel ik. De zorgautoriteit heeft blijk gegeven daarvoor oog te hebben in haar visiedocument āInkoopmacht en collectief onderhandelen, de verhoudingen op de zorginkoopmarktā, uitgebracht in januari 2010. De WMG voorziet reeds in het instrument aanmerkelijke markmacht waarmee partijen in een gelijker onderhandelingspositie kunnen worden geplaatst (artikelen 47, 48 en 49). Dit instrumentarium is overigens (nog) niet van toepassing op mogelijke afhankelijkheidssituaties waarbij de ene zorgaanbieder diensten inkoopt bij een andere zorgaanbieder teneinde gezamenlijk zorg te kunnen leveren aan de patiĆ«nt of diens verzekeraar. In die mogelijke toepassing wordt met het oog op de eerdergenoemde uitspraak van het CBb thans wel voorzien. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt daarop ingegaan. Tevens deel ik de opvatting van de Raad dat de toepassing van een instrument een zekere tijdelijkheid moet bevatten in die zin dat de toepassing niet langer moet duren dan nodig is. Indien en voor zover het noodzakelijk is die tijdelijkheid vast te leggen, gebeurt dat in de beleidsregels en regels van de zorgautoriteit. Voor vastlegging op wetsniveau zou alleen aanleiding zijn indien de toepassing een verplichtend karakter heeft. Dat is niet het geval bij het instrumentarium van de WMG, en evenmin bij het nieuwe instrumentarium waarmee de WMG door dit wetsvoorstel wordt aangevuld. c. Ontwikkeling van de overheidsuitgaven De waarschuwing van de Raad dat mede in verband met de brede heroverwegingsoperatie rekening gehouden moet worden met een besparing op kosten van de zorg ter grootte van enkele miljarden wordt ter harte genomen. Juist mede met het oog op de beheerste kostenontwikkeling in de zorg acht het kabinet het noodzakelijk het instrumentarium van de WMG aan te vullen. 4. Zorgverzekeraars: verevening van risico's en prijsregulering a. Verevening van risico's Het verzekeringstelsel in de curatieve zorg beoogt efficiency te bereiken door zorgverzekeraars te prikkelen scherp in te kopen. Dat kan door de verzekeraars meer risico te laten lopen. Een van de manieren om verzekeraars te prikkelen is de vereveningsbijdrage die zorgverzekeraars krijgen op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) niet na te calculeren zodat de verzekeraars moeten uitkomen met wat zij aan middelen binnenkrijgen. De ex ante risicoverevening is er om een gelijk speelveld te creĆ«ren tussen verzekeraars. Deze verevening voor verzekeraars geldt met betrekking tot alle verzekerden, niet alleen verzekerden jonger dan 18 jaar. Risicoverevening is nodig om zorgverzekeraars te compenseren voor het feit dat zij in hun portefeuilles verzekerden met verschillende gezondheidsrisicoās hebben. Het gaat erom van tevoren zo goed mogelijk in te schatten wat de verzekeraar nodig heeft om aan de zorgplicht ten opzichte van zijn verzekerden te voldoen. Deze ex ante verevening moet zodanig worden dat het mogelijk is om de ex post compensatiemechanismen af te kunnen bouwen. De Raad lijkt ervan uit te gaan dat de voorgestelde vereffening bij zorginstellingen niet in beeld hoeft te komen indien de ex ante risicoverevening in orde zou zijn. Dat is een misverstand. Anders dan de Raad meent is het instrument vereffeningbedrag in het voorstel opgenomen met het oog op een andere specifieke situatie dan de macrobudgettaire beheersbaarheid. Het gaat bij het instrument vereffeningbedrag namelijk om de herberekening van - achteraf bezien te hoge ā vergoedingen van ziektekostenverzekeraars aan ziekenhuizen. Bij de overgang van het verrichtingensysteem naar een systeem van prestatiebeschrijvingen met dbcās was niet van tevoren in te schatten wat de financiĆ«le effecten zouden zijn voor de ziekenhuizen en de verzekeraars. Vanwege het nog aanwezig zijn van een budgetsystematiek met daarnaast declaraties in dbc-termen, is met alle betrokkenen de afspraak gemaakt dat het teveel betaalde op basis van actuele gegevens over marktaandelen zou worden terugbetaald aan verzekeraars. Omdat er per ziekenhuis ten aanzien van individuele verzekeraars zodanige verschillen ontstonden dat het niet redelijk en billijk was deze voor rekening van deze individuele verzekeraars te laten komen is een oplossing bedacht waarmee iedere verzekeraar per ziekenhuis zijn aandeel in het te veel betaalde terug kon krijgen. Die oplossing moet nog wettelijk worden vastgelegd. Dit heeft geresulteerd in het instrument vereffeningbedrag. Daarmee is dus sprake van een āmicrovereffeningā. De ex ante verevening daarentegen is gebaseerd op het vooraf beschikbaar geraamde macrobedrag voor de zorg: het budgettair kader zorg. Verzekeraars kunnen in de omstandigheid geraken dat zij meer declaraties moeten betalen dan de macrogrens aangeeft. In de huidige situatie vindt dan door macronacalculatie een generieke compensatie van de kosten plaats. Naarmate de voorspelbaarheid van de zorgkosten groter wordt en de kwaliteit van het ex ante model toeneemt zal de macronacalculatie van de verevening worden afgebouwd. Er is dus geen verband tussen de afbouw van de ex post compensatiemechanismen en het instrument vereffeningbedrag. Anders dan de Raad ben ik van mening dat de afbouw van de ex post compensatiemechanismen niet in het wetsvoorstel moet worden opgenomen. De Raad stelt artikel 34 Zorgverzekeringswet (Zvw) voor. Met een wettelijke vastlegging ontstaat een zeer inflexibel systeem dat onvoldoende kan inspelen op de onderweg opgedane ervaringen. De Zvw bevat de mogelijkheid van ex post compensatie. In een algemene maatregel van bestuur op grond van de Zvw worden de onderscheiden ex post compensatiemechanismen beschreven. In de ministeriĆ«le regeling wordt de feitelijke invulling daarvan opgenomen. b. Prijsregulering in het vaste en het gereguleerde segment De Raad ziet in het vaststellen van onderscheiden tariefsoorten een onderscheiden niveau van ingrijpen in een markt, vraagt daarbij naar de onderbouwing van het niveau van ingrijpen en wijst op de Europeesrechtelijke randvoorwaarden en de inzet van alternatieve instrumenten uit de Mededingingswet en de WMG (aanmerkelijke marktmacht). In hoofdstuk 8 van de memorie van toelichting wordt daar uitgebreid op ingegaan; daarbij wordt eerst een historisch perspectief geschetst van een langzaam loslaten van prijsregulering. Relevant is dat de afweging van de inzet van een wettelijk instrument bij een specifieke situatie ingeval van een kaderwet thuishoort op een lager reguleringsniveau en dat eerst daar de Europeesrechtelijke aspecten aan de orde komen. Bijvoorbeeld: ingevolge de WMG is de minister bevoegd de tariefsoort te bepalen en geeft hij via een aanwijzing opdracht aan de zorgautoriteit dat voor de daarbij beschreven zorg nader uit te werken (artikel 59). Aan een dergelijke aanwijzing gaat een voorhangbrief vooraf waarbij de minister de zakelijke inhoud van aanwijzing dertig dagen aan het parlement voorlegt voordat hij tot de aanwijzing besluit (artikel 8). Bij de voorbereiding van die voorhangbrief worden ook de Europeesrechtelijke aspecten betrokken. 5. Zorgaanbieders De Raad merkt op dat met het uit elkaar halen van aspecten van financiering van zorginstellingen en de totstandkoming van tarieven door middel van directe bekostiging van bepaalde activiteiten van zorginstellingen wordt voorzien in de financiering van zorgvoorzieningen waarvoor het marktmechanisme niet goed kan functioneren (zoals bij traumahelikopters). In aanvulling op de Raad merk ik op dat dat ook geldt voor zorg, waarvan de kosten niet of nauwelijks in redelijkheid aan een individuele patiĆ«nt of diens verzekeraar zijn toe te rekenen. De kosten daarvan zijn niet in de tarieven verwerkt maar wel in de budgetten van de instellingen. Daardoor geven de tarieven geen zuiver beeld van de kosten van de prestatie. De voorgestelde beschikbaarheidbijdrage vormt een gepast instrument om daar wat aan te doen. De Raad merkt in dit verband terecht op dat de beschikbaarheidbijdrage mogelijk als steunmaatregel kan worden gezien en dient te worden aangemeld in het kader van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (ex artikel 88 EG). Die aanbeveling wordt gevolgd. De Raad vraagt uitdrukkelijk aandacht te schenken aan de problematiek van de kapitaallasten, de medisch specialisten en de zelfstandige behandelcentra. Voor de oplossing van de kapitaallastenproblematiek is geen wetswijziging nodig. Daarvoor is met betrekking tot de curatieve zorg een separaat traject gevolgd. De Tweede Kamer heeft inmiddels ingestemd met de overgangsregeling kapitaallasten. Voor de oplossing van de macrobudgettaire problematiek van medisch specialisten en zelfstandige behandelcentra is het instrument begrenzing zoals opgenomen in het wetsvoorstel absoluut noodzakelijk. In de memorie van toelichting wordt daar verder op ingegaan. Daarbij worden ook de gevolgen van de eerder gememoreerde uitspraak van het CBb over de wijze van declareren van medisch specialisten meegenomen. 6. Beheersing overheidsuitgaven: vereffening Geconstateerd wordt dat de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel met betrekking tot de toepassing van de nieuwe macrobeheersinginstrumenten bij de Raad vragen oproept. Die vragen gaan niet over de vormgeving van de wettelijke instrumenten maar over de vraag of de daarmee beoogde toepassing(en) bij zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars niet kunnen leiden tot onzekerheden over hun inkomsten, tot verkeerde prikkels of tot (onbedoelde) bevoordeling en daarmee tot steunverlening in de zin van artikel 108 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Van die vragen en waarschuwing heb ik goede notie genomen. Bij de inzet van de instrumenten ten behoeve van een beoogde toepassing wordt daarmee rekening gehouden. Zo zal ten behoeve van de voorzienbaarheid in de relevante bepaling (artikel 50, tweede lid) worden vastgelegd dat de maatregel voorafgaand aan de periode waarop deze betrekking heeft wordt aangekondigd en wordt bij de uitvoering van die maatregel bezien of een overschrijding eerst specifiek bij de overschrijders kan worden geredresseerd alvorens een generieke maatregel wordt opgelegd. Ook hier geldt dat de concrete toepassing wordt neergelegd in beleidsregels en regels van de zorgautoriteit. Bij de vormgeving van de toepassing of bij een voorafgaande aanwijzing wordt op de verschillende aspecten acht geslagen. 7. Ten slotte: zorgmarkt in ontwikkeling De Raad sluit af met het advies een duidelijke stelselkeuze te maken, consequent te zijn op een ingeslagen weg en daarvan de consequenties te dragen alvorens halverwege te keren. Die raad neem ik ter harte en ik onderschrijf met de Raad dat de omstandigheden waaronder het nieuwe stelsel voor de curatieve zorg zou moeten werken nog niet optimaal is. Daarom beoogt het wetsvoorstel te zorgen voor goed gereedschap. Het biedt aanvullende instrumenten voor de macrobeheersing van medisch specialisten en zelfstandige behandelcentra, voor het declareren van medisch specialisten aan het ziekenhuis, voor de opbrengstverrekening tussen individuele ziekenhuizen en individuele ziektekostenverzekeraars en de beschikbaarheidbijdrage voor niet aan individuele zorgverzekeraar of patiĆ«nt toe te rekenen kosten van zorg waarvan anders de toegankelijkheid in gevaar komt. Of en zo ja hoe lang deze instrumenten moeten worden toegepast hangt af van de keuzes die in concrete gevallen worden gemaakt en de ervaring die daarbij wordt opgedaan. Zonder die instrumenten wordt ook voor de door de Raad gesignaleerde problemen geen oplossing geboden. Redactionele opmerkingen De eerste redactionele opmerking berust op een misverstand. Het is bedoeling bij beschikkingen over ātariefā en āprestatiebeschrijvingā vermeld in het eerste lid van artikel 50, en bij een beschikking over een āgrensā vermeld in het tweede lid van artikel 50, voorschriften of beperkingen te kunnen opleggen. Het derde lid van artikel 50 verwijst daarom terecht naar zowel het eerste als het tweede lid. De tweede redactionele opmerking is opgevolgd. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de tekst van het eerste lid van artikel 50 zodanig te redigeren dat dit beter recht doet aan de exclusieve bevoegdheid van de minister de tariefsoort vast te stellen. Voorts wordt in het tweede lid opgenomen dat een grens wordt opgelegd voorafgaand aan de periode waarop deze betrekking heeft. Ten slotte is de considerans en naam van het wetsvoorstel in overeenstemming gebracht met de gewijzigde omstandigheden. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dr. A. Klink Kamerstukken II 2009/10, 29248, nr. 109 Kamerstukken II 2009/10, 32 333, nr. 22 Kamerstukken II 2009/10, 29 248, nr. 113 DOT: Dbcās Op weg naar Transparantie dbc: diagnose behandelingcombinatie Ingeval deze contra-indicaties zich voordoen kan dat invloed hebben op het tempo en/of de hoogte van de afbouw Kamerstukken II 2009/10, 31Ā 700 XVI, nr. 174 Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XVI, nr. 9 Kamerstukken II 2009/10, 29 248, nr. 111 Kamerstukken II 2009/10, 32 123-XVI, nr. 63 LJN BL 2085 Kamerstukken II 2009/10, 32 333, nr. 27 Kamerstukken II 2009/10, 29 248, nr. 114 Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 10 Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 10 Kenmerk MC-3001605 Den Haag 17 mei 2010