[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32289, bijgewerkt t/m nr. 9 (NvW d.d. 26 mei 2010)

Wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2010D24163, datum: 2010-05-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z00863:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 9 (NvW d.d. 26 mei 2010)



32 289	Wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de
Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen
2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de implementatie van
richtlijn 2007/58/EG, richtlijn 2007/59/EG, richtlijn 2008/57/EG en
richtlijn 2008/110/EG wijziging van de Spoorwegwet, de Wet
personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten noodzakelijk
maakt, alsmede dat het wenselijk is de Spoorwegwet te wijzigen in
verband met de uitvoering van het programma “Beter Geregeld” en in
die wet in verband met richtlijn 2004/49/EG de veiligheidsvergunning
voor de infrastructuurbeheerder te regelen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Spoorwegwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel m vervalt “alsmede inzake
veiligheidscertificering”.

	2. De onderdelen n tot en met p komen te luiden:

	n. richtlijn 2004/49/EG: richtlijn nr. 2004/49/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake de
veiligheid op communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn
95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan
spoorwegondernemingen en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de
toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van
rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake
veiligheidscertificering (Spoorwegveiligheidsrichtlijn) (PbEU L 220);

	o. richtlijn 2007/59/EG: richtlijn nr. 2007/59/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 inzake de
certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het
spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (PbEU L 315);

	p. richtlijn 2008/57/EG: richtlijn nr. 2008/57/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 2008 betreffende
de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PbEU L
191);

	3. Onderdeel q wordt verletterd tot onderdeel y.

	4. Er worden acht onderdelen ingevoegd, luidende:

	q. aangemelde instantie: aangemelde instantie als bedoeld in artikel 2,
onderdeel j, van richtlijn 2008/57/EG;

	r. bevoegdheidsbewijs: bevoegdheidsbewijs als bedoeld in artikel 3,
onderdeel j van richtlijn 2007/59/EG;

	s. interoperabiliteitsonderdeel: interoperabiliteitsonderdeel als
bedoeld in artikel 2, onderdeel f, van richtlijn 2008/57/EG;

	t. machinistenvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 4 van
richtlijn 2007/59/EG;

	u. subsysteem: subsysteem van structurele aard als bedoeld in bijlage
II van richtlijn 2008/57/EG;

	v. technische specificatie inzake interoperabiliteit: technische
specificatie inzake interoperabiliteit als bedoeld in artikel 2,
onderdeel i, van richtlijn 2008/57/EG;

	w. verbetering: verbetering als bedoeld in artikel 2, onderdeel m, van
richtlijn 2008/57/EG;

	x. vernieuwing: vernieuwing als bedoeld in artikel 2, onderdeel n, van
richtlijn 2008/57/EG;

B

	Aan artikel 6 worden twee leden toegevoegd, luidende:

	3. De krachtens het eerste lid te stellen regels ten aanzien van een
onderwerp waarin ook door een besluit van een of meer instellingen van
de Europese Unie is voorzien, mogen niet in strijd zijn met dat besluit.

	4. In de krachtens het eerste lid te stellen regels kan worden bepaald
dat Onze Minister bevoegd is op aanvraag van de beheerder ontheffing
verlenen van die regels.

C

	Artikel 7 vervalt.

D

	Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

	1. Het is een beheerder verboden een nieuwe hoofdspoorweg in dienst te
stellen zonder dat Onze Minister daarvoor een vergunning voor
indienststelling heeft verleend.

	2. Onze Minister verleent de vergunning voor indienststelling indien de
desbetreffende subsystemen:

	a. voldoen aan de daarvoor geldende technische specificaties inzake
interoperabiliteit;

	b. voldoen aan de krachtens artikel 6, eerste lid, vastgestelde regels
die bij regeling van Onze Minister, met inachtneming artikel 17 van
richtlijn 2008/57/EG, voor de subsystemen zijn aangewezen ter uitvoering
van de essentiële eisen van die richtlijn;

	c. voldoen aan de krachtens artikel 6, eerste lid, vastgestelde regels
die bij regeling van Onze Minister op grond van een technische
specificatie inzake interoperabiliteit, bedoeld in onderdeel a, voor de
subsystemen zijn aangewezen ter verificatie van de interoperabiliteit;

	d. voldoen aan de krachtens artikel 6, eerste lid, vastgestelde regels,
die bij regeling van Onze Minister voor de subsystemen zijn aangewezen
ter uitwerking van de in een of meer technische specificaties inzake
interoperabiliteit, bedoeld in onderdeel a, opgenomen open punten;

	e. voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 15, eerste en tweede lid,
van richtlijn 2008/57/EG.

	3. Onze Minister kan op aanvraag, met inachtneming van artikel 9 van
richtlijn 2008/57/EG, een of meer technische specificaties inzake
interoperabiliteit geheel of gedeeltelijk buiten toepassing laten.

	4. Het voldoen aan de specificaties, bedoeld in het tweede lid,
onderdeel a, en aan de regels, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b,
blijkt uit een geldig afgegeven EG-keuringsverklaring als bedoeld in
artikel 18 van richtlijn 2008/57/EG.

	5. Het voldoen aan de regels, bedoeld in het tweede lid, onderdelen c
en d, blijkt uit een geldige verklaring van een aangemelde instantie of
van een keuringsinstantie.

	6. Onze Minister kan op aanvraag onder bij ministeriële regeling te
geven voorwaarden en beperkingen, met inachtneming van artikel 1, derde
lid, van richtlijn 2008/57/EG, ontheffing verlenen van het tweede lid.

E

	Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

	1. Het is een beheerder verboden een vernieuwing of verbetering bij
hoofdspoorweginfrastructuur in dienst te stellen zonder:

	a. voorafgaande indiening van een informatiedossier als bedoeld in het
tweede lid, en

	b. een vergunning dan wel nieuwe vergunning voor indienststelling,
indien Onze Minister die krachtens het derde lid heeft geëist.

	2. Degene die de verbetering of vernieuwing bij
hoofdspoorweginfrastructuur aanbesteedt, dient bij Onze Minister een
informatiedossier in waarin het project beschreven wordt.

	3. Onze Minister eist op basis van het informatiedossier, bedoeld in
het tweede lid, een vergunning respectievelijk een nieuwe vergunning
voor indienststelling, indien de omvang van de voorgenomen verbetering
of vernieuwing of de mogelijke gevolgen voor de veiligheid van een
betrokken subsysteem dat noodzakelijk maakt of maken.

	4. Artikel 8, tweede, derde en zesde lid en het krachtens artikel 8,
zesde lid, bepaalde zijn van toepassing op de verlening van de
vergunning respectievelijk van de nieuwe vergunning voor
indienststelling, bedoeld in het derde lid, met dien verstande dat die
leden van dat artikel toepassing vinden op de verbetering of
vernieuwing.

	5. Onze Minister kan op aanvraag op andere gronden dan genoemd in
artikel 9, eerste lid, van richtlijn 2008/57/EG, met inachtneming van
artikel 20 van die richtlijn, een of meer technische specificaties
inzake interoperabiliteit, geheel of gedeeltelijk buiten toepassing
laten.

	6. Het voldoen van het verbeterde of vernieuwde subsysteem aan de
krachtens het vierde lid geldende eisen blijkt uit de toetsing van een
aangemelde instantie of van een keuringsinstantie.

F

	Artikel 10 vervalt.

G

	Artikel 11 vervalt.

H

	Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

	1. Een EG-keuringsverklaring als bedoeld in artikel 8, vierde lid,
voldoet aan bijlage V van richtlijn 2008/57/EG.

	2. De afgifte van een EG-keuringsverklaring als bedoeld in artikel 8,
vierde lid, geschiedt in overeenstemming met artikel 18 en bijlage VI
van richtlijn 2008/57/EG.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de afgifte van de EG-keuringsverklaring, bedoeld in
artikel 8, vierde lid en de verklaring, bedoeld in artikel 8, vijfde
lid.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de verlening en regels over de aanvraag van de
vergunning voor indienststelling, bedoeld in artikel 8, eerste lid, en
van de vergunning of nieuwe vergunning voor indienststelling, bedoeld in
artikel 9, derde lid.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over het registeren of bewaren van gegevens over:

	a. de afgifte van de EG-keuringsverklaring, bedoeld in artikel 8,
vierde lid;

	b. de afgifte van de verklaring, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, of
artikel 9, zesde lid, en

	c. de aanvraag en de verlening van de vergunning voor indienststelling,
bedoeld in artikel 8, eerste lid, en van de vergunning voor
indienststelling of van de nieuwe vergunning voor indienststelling,
bedoeld in artikel 9, derde lid.

I

	Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

	Het is verboden een EG-keuringsverklaring als bedoeld in artikel 8,
vierde lid, af te geven indien de desbetreffende subsystemen niet
blijkens een geldige verklaring van een aangemelde instantie voldoen aan
artikel 8, tweede lid, onderdelen a en b.

J

	Artikel 14 vervalt.

K

	Artikel 15 vervalt.

L

Na artikel 16 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 16a

1. Een beheerder beschikt bij de uitvoering van de taken, bedoeld in
artikel 16, eerste lid, anders dan ten behoeve van de aanleg van
hoofdspoorweginfrastructuur over een geldige veiligheidsvergunning als
bedoeld in artikel 11 van richtlijn 2004/49/EG.

2. Onze Minister verleent op aanvraag een veiligheidsvergunning aan de
beheerder, indien hij beschikt over een veiligheidszorgsysteem dat:

a. voldoet aan artikel 9, tweede lid, en bijlage III van richtlijn
2004/49/EG,

en

b. op zodanige wijze is geoperationaliseerd dat het een veilig beheer en
gebruik van hoofdspoorweginfrastructuur mogelijk maakt.

3. Een veiligheidsvergunning is ten hoogste vijf jaar geldig.

4. Onze Minister trekt een veiligheidsvergunning in, indien het
veiligheidszorgsysteem van de beheerder niet meer voldoet aan het tweede
lid.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gegeven over de uitvoering van dit artikel, waaronder:

a. regels ten aanzien van de aanvraag van een veiligheidsvergunning, en

b. nadere regels ten aanzien het veiligheidszorgsysteem. 

Artikel 16b

1. Een beheerder houdt een register van infrastructuurvoorzieningen dat
voldoet aan artikel 35 van richtlijn 2008/57/EG.

2. Een beheerder stelt jaarlijks een verslag op met betrekking tot de
spoorwegveiligheid dat voldoet aan artikel 9, vierde lid, van richtlijn
2004/49/EG en zendt dat verslag voor 1 juli aan Onze Minister.

M

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Aan de concessie worden voorts in elk geval voorschriften verbonden
ten aanzien van:

a. door de beheerder te berekenen tarieven voor diensten aan derden;

b. het verstrekken van gegevens aan Onze Minister ten behoeve van:

1°. het toezicht op de naleving van de concessie;

2°. het voldoen aan de verplichtingen die Onze Minister met betrekking
tot de hoofdspoorwegen heeft ingevolge de artikelen 116, 118 en 122 van
de Wet geluidhinder ter uitvoering van richtlijn nr. 2002/49/EG van het
Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002
inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

3°. het voldoen aan de verplichtingen die Onze Minister met betrekking
tot de hoofdspoorwegen heeft ingevolge artikel 12.13, eerste lid, van de
Wet milieubeheer;

c. het opstellen van een financiële verantwoording van het uitvoeren
van de concessie, welke verantwoording gescheiden is van die voor andere
werkzaamheden, en

d. wijzigingen van hoofdspoorweginfrastructuur die de beheerder
aanbesteedt en als een verbetering of een vernieuwing als bedoeld in
artikel 9, eerste lid, worden aangemerkt. 

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Het derde lid geldt niet voor een wijziging van de technische of
functionele eigenschappen, indien het verbetering of vernieuwing betreft
waarvoor Onze Minister een vergunning voor indienststelling
respectievelijk nieuwe vergunning voor indienststelling als bedoeld in
artikel 9, derde lid, heeft verleend.

N

	Onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma worden aan
artikel 22, tweede lid, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

	e. de uitoefening van het houderschap van een spoorvoertuig en de
uitoefening van werkzaamheden aan een spoorvoertuig in opdracht van de
houder, en

	f. de uitoefening van opleidingsactiviteiten voor een
veiligheidsfunctie en de beoordeling op het voldoen aan de eisen voor
een veiligheidsfunctie.

O

	Aan artikel 27 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kan met inachtneming van de
artikelen 1 en 2 van richtlijn 95/18/EG onder daarbij te stellen
voorwaarden en beperkingen vrijstelling worden verleend van het tweede
lid, onderdeel a, en met inachtneming van artikel 3 van richtlijn
2004/49/EG onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen
vrijstelling worden verleend van het tweede lid, onderdeel b.

P

	In artikel 32, eerste lid, aanhef wordt “aan de houder of de
aanvrager van een bedrijfsvergunning” vervangen door: aan de
aanvrager.

Q

	Artikel 33, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het veiligheidsattest is ten hoogste vijf jaar geldig.

R

	Het opschrift van paragraaf 4 van hoofdstuk III komt te luiden:

	§ 4 Gebruik, compatibiliteit en interoperabiliteit van spoorvoertuigen
en interoperabiliteitsonderdelen

S

	Artikel 36 komt te luiden:

Artikel 36

	1. Het is een spoorwegonderneming verboden om, anders dan voor het
testen, van hoofdspoorweginfrastructuur gebruik te maken, met een
spoorvoertuig waarvoor Onze Minister geen vergunning voor
indienststelling als bedoeld in het derde lid respectievelijk
aanvullende vergunning voor indienststelling als bedoeld in het vijfde
lid heeft verleend.

	2. Het eerste lid geldt niet voor bij algemene maatregel van bestuur
met inachtneming van artikel 21 van richtlijn 2008/57/EG, aangewezen
spoorvoertuigen.

	3. Onze Minister verleent, na de beheerder te hebben gehoord, een
vergunning voor indienststelling, indien:

	a. elk subsysteem van het spoorvoertuig voldoet aan de daarvoor
geldende technische specificaties inzake interoperabiliteit;

	b. elk subsysteem van het spoorvoertuig voldoet aan de bij regeling van
Onze Minister, met inachtneming van artikel 17 van richtlijn 2008/57/EG
vastgestelde, voor dat subsysteem geldende voorschriften ter uitvoering
van de essentiële eisen van richtlijn 2008/57/EG;

	c. elk subsysteem van het spoorvoertuig voldoet aan de, bij regeling
van Onze Minister daarvoor gegeven voorschriften ter uitwerking van de
in een of meer technische specificaties inzake interoperabiliteit,
bedoeld in onderdeel a, opgenomen open punten, anders dan ten behoeve
van de verenigbaarheid van een spoorvoertuig met de
hoofdspoorweginfrastructuur;

	d. elk subsysteem voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 15, eerste
en tweede lid, van richtlijn 2008/57/EG, en

	e. het spoorvoertuig voldoet aan de bij regeling van Onze Minister
gestelde voorschriften ten behoeve van de verenigbaarheid van een
spoorvoertuig met de hoofdspoorweginfrastructuur.

	4. Onze Minister kan op aanvraag, met inachtneming artikel 9 van
richtlijn 2008/57/EG, een voor een subsysteem geldende technische
specificatie inzake interoperabiliteit buiten toepassing laten.

	5. Onze Minister verleent na de beheerder te hebben gehoord, een
aanvullende vergunning voor indienststelling voor een spoorvoertuig
indien:

	a. het spoorvoertuig reeds in een andere staat is toegelaten;

	b. een subsysteem van het spoorvoertuig dat is voorzien van een geldige
EG-keuringsverklaring voldoet aan de in de voor een of meer voor het
subsysteem geldende TSI’s opgenomen voorschriften voor de voor
Nederland geldende specifieke gevallen;

	c. hij voor een subsysteem van het spoorvoertuig zonder geldige
EG–keuringsverklaring als bedoeld in artikel 18 van richtlijn
2008/57/EG geen belangrijk veiligheidsrisico aantoont, en

	d. het spoorvoertuig voldoet aan de voorschriften, bedoeld in het derde
lid,

onderdeel e.

	6. Het voldoen aan de voorschriften, bedoeld in het derde lid,
onderdelen a en b, blijkt uit een geldige EG-keuringsverklaring als
bedoeld in artikel 18 van richtlijn 2008/57/EG.

	7. Het voldoen aan de voorschriften, bedoeld in het derde lid,
onderdelen c en e, blijkt uit een geldige verklaring van een aangemelde
instantie of van een keuringsinstantie.

	8. Onze Minister kan aan de vergunning voor indienststelling
respectievelijk aanvullende vergunning voor indienststelling ten behoeve
van de verenigbaarheid van het spoorvoertuig met de
hoofdspoorweginfrastructuur voorschriften en beperkingen verbinden.

	9. Onze Minister kan op aanvraag ontheffing verlenen van de
voorschriften, bedoeld in het derde lid, onderdelen c en e.

	10. Onze Minister kan op aanvraag met inachtneming van artikel 1, derde
lid, van richtlijn 2008/57/EG, onder daartoe bij ministeriële regeling
gestelde voorwaarden en beperkingen, ontheffing verlenen van het derde
lid, onderdelen a en b, en van het vijfde lid, onderdeel b.

T

	Artikel 37 komt te luiden:

Artikel 37

	1. Het is een spoorwegonderneming verboden om van
hoofdspoorweginfrastructuur gebruik te maken met een spoorvoertuig dat
niet in het register, bedoeld in het tweede lid, dan wel in het register
van een andere staat is ingeschreven.

	2. Onze Minister houdt het register, bedoeld in artikel 33 van
richtlijn 2008/57/EG.

	3. Onze Minister draagt op aanvraag zorg voor de inschrijving van
spoorvoertuigen in het register, bedoeld in het tweede lid.

	4. De aanvrager voegt bij de aanvraag voor de inschrijving de bij
regeling van Onze Minister bepaalde gegevens.

	5. De houder meldt de wijzigingen met betrekking tot de gegevens,
bedoeld in het vierde lid, die na de inschrijving optreden, binnen twee
weken aan Onze Minister.

	6. Onze Minister kent aan een in te schrijven spoorvoertuig dat niet
volledig in een register van een andere staat is ingeschreven een
Europees voertuignummer toe. De houder brengt het toegekende
voertuignummer aan op het spoorvoertuig.

	7. Onze Minister schrapt de inschrijving van een spoorvoertuig:

	a. op verzoek van de houder;

	b. indien het spoorvoertuig definitief buiten gebruik wordt gesteld, of

	c. in andere bij regeling van Onze Minister aangegeven gevallen.

	8. De houder van een spoorvoertuig is degene die als houder in het
register, bedoeld in het tweede lid, is ingeschreven.

U

	Na artikel 37 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 37a

	1. Onze Minister verleent op aanvraag een vergunning voor
indienststelling of een aanvullende vergunning voor indienststelling
voor een type indien hij voor een spoorvoertuig van dat type een
dergelijke vergunning heeft verleend.

	2. Onze Minister verleent in afwijking van artikel 36, derde en vijfde
lid, een vergunning voor indienststelling respectievelijk een
aanvullende vergunning voor indienststelling, indien het spoorvoertuig
overeenstemt met een type dat voorzien is van een geldige dergelijke
vergunning.

	3. Onze Minister kan de vergunning voor indienststelling voor een type
respectievelijk de aanvullende vergunning voor indienststelling voor een
type intrekken, indien het type niet langer voldoet aan de krachtens
artikel 36 geldende eisen.

	4. De overeenstemming met een type blijkt uit een verklaring van
overeenstemming die voldoet aan de daartoe bij regeling van Onze
Minister gestelde voorschriften.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld over het onderzoek naar de overeenstemming van de productie van
het spoorvoertuig waarvoor een vergunning voor indienststelling
respectievelijk aanvullende vergunning voor indienststelling van het
type is verleend, met dat type.

Artikel 37b

	1. Het is een spoorwegonderneming verboden om met een verbeterd of
vernieuwd spoorvoertuig dat volledig in het register, bedoeld in artikel
37, tweede lid, is ingeschreven, van hoofdspoorweginfrastructuur gebruik
te maken zonder:

	a. voorafgaande indiening van een informatiedossier als bedoeld in het
tweede lid, en

	b. een vergunning dan wel nieuwe vergunning voor indienststelling,
indien Onze Minister die krachtens het derde lid, heeft geëist.

	2. Degene die de verbetering of vernieuwing bij een spoorvoertuig
aanbesteedt dient bij Onze Minister een informatiedossier in, waarin het
project beschreven wordt.

	3. Onze Minister eist op basis van het informatiedossier, bedoeld in
het tweede lid, een vergunning voor indienststelling respectievelijk een
nieuwe vergunning voor indienststelling indien de omvang van de
voorgenomen verbetering of vernieuwing, de mogelijke gevolgen voor de
veiligheid van een betrokken subsysteem of de gevolgen voor de
verenigbaarheid van het spoorvoertuig met de hoofdspoorweginfrastructuur
dat noodzakelijk maakt of maken.

	4. Artikel 36, derde, vierde en tiende lid, en het krachtens tiende lid
van dat artikel bepaalde zijn van toepassing, met dien verstande dat die
leden van dat artikel toepassing vinden op de verbetering of
vernieuwing.

	5. Onze Minister kan op aanvraag, op andere gronden dan genoemd in
artikel 9, eerste lid, van richtlijn 2008/57/EG en met inachtneming van
artikel 20 van die richtlijn, een of meer voor het betrokken subsysteem
vastgestelde technische specificaties inzake interoperabiliteit buiten
toepassing laten.

	6. Onze Minister eist op basis van het informatiedossier, bedoeld in
het tweede lid, indien het spoorvoertuig niet volledig in het register,
bedoeld in artikel 37, tweede lid, is ingeschreven, een aanvullende
vergunning voor indienststelling respectievelijk nieuwe aanvullende
vergunning voor indienststelling, indien de gevolgen van de de
verbetering of vernieuwing voor de verenigbaarheid van het spoorvoertuig
met de hoofdspoorweginfrastructuur dat noodzakelijk maken.

	7. Artikel 36, vijfde lid, is van toepassing, met dien verstande dat
het slechts toepassing vindt op de verbetering of vernieuwing.

	8. Het is verboden van hoofdspoorweginfrastructuur gebruik te maken met
een verbeterd of vernieuwd spoorvoertuig dat niet volledig in het
register, bedoeld in artikel 37, tweede lid, is ingeschreven, zonder:

	a. zonder voorafgaande indiening van een informatiedossier als bedoeld
in het tweede lid, en

	b. een aanvullende vergunning voor indienststelling of nieuwe
aanvullende vergunning voor indienststelling, indien Onze Minister die
krachtens het zesde lid heeft geëist.

	9. Het voldoen van de verbetering of vernieuwing bij een spoorvoertuig
aan artikel 36, derde lid, onderdelen a tot en met c en e, blijkt uit
een geldige verklaring van een aangemelde instantie of van een
keuringsinstantie.

V

  

Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38

1. Een EG-keuringsverklaring als bedoeld in artikel 36, zesde lid,
voldoet aan bijlage V van richtlijn 2008/57/EG.

2. De afgifte van een EG-keuringsverklaring als bedoeld in artikel 36,
zesde lid, geschiedt in overeenstemming met artikel 18 en bijlage VI van
richtlijn 2008/57/EG. 

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de afgifte, vorm en inhoud van
EG-keuringsverklaringen als bedoeld in artikel 36, zesde lid, en over
het informatiedossier, bedoeld in artikel 37b, tweede lid.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over de verlening en de aanvraag van:

a. de vergunning voor indienststelling, bedoeld in artikel 36, derde
lid,

en van de vergunning voor indienststelling of van de nieuwe vergunning
voor indienststelling, bedoeld in artikel 37b, derde lid;

b. de aanvullende vergunning voor indienststelling, bedoeld in artikel
36,

vijfde lid, en van aanvullende vergunning voor indienstststelling of van
de nieuwe aanvullende vergunning voor indienststelling, bedoeld in
artikel 37b, zesde lid.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over het registreren of bewaren van gegevens over:

a. de afgifte van de EG-keuringsverklaring, bedoeld in artikel 36, zesde
lid;

b. de afgifte van de verklaring, bedoeld in artikel 36, zevende lid, of
van de verklaring, bedoeld in artikel 37b, negende lid;

c. de aanvraag en de verlening van de vergunning voor indienststelling,

bedoeld in artikel 36, derde lid, of van de vergunning voor
indienststelling of nieuwe vergunning voor indienststelling, bedoeld
artikel 37b, derde lid, en

d. de aanvraag en de verlening van de aanvullende vergunning voor
indienststelling, bedoeld in artikel 36, vijfde lid, of van de
aanvullende vergunning voor indienststelling of nieuwe vergunning voor
indienststelling, bedoeld in artikel 37b, zesde lid.

W

	Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Het is verboden een interoperabiliteitsonderdeel voor het gebruik
binnen het spoorwegsysteem in de handel te brengen, indien ten aanzien
daarvan niet een EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor
gebruik als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 2008/57/EG,
is afgegeven.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Degene die de interoperabiliteitsonderdelen gebruikt zorgt dat deze
binnen hun toepassingsgebied worden gebruikt overeenkomstig hun
bestemming, en dat zij naar behoren worden geĂŻnstalleerd en
onderhouden.

	3. Het derde lid vervalt.

X

	Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Een EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik als
bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 2008/57/EG, wordt
afgegeven:

	a. indien de interoperabiliteitsonderdelen voldoen aan de daaraan in de
toepasselijke technische specificatie inzake interoperabiliteit gestelde
eisen, en

	b. indien de conformiteit of geschiktheid voor gebruik blijkt uit een
toetsing van een aangemelde instantie, indien een toepasselijke
specificatie inzake interoperabiliteit een dergelijke toetsing
voorschrijft.

	2. Het tweede lid vervalt.

	3. Het derde lid wordt vernummerd tot het tweede lid.

Y

	Artikel 41 komt te luiden:

Artikel 41

	1. Een EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik als
bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 2008/57/EG voldoet aan
bijlage IV van die richtlijn.

	2. De afgifte van een EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid
voor gebruik als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn
2008/57/EG, geschiedt in overeenstemming met artikel 13 en bijlage IV
van die richtlijn.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
gesteld over:

	a. vorm en inhoud van de EG-verklaringen van conformiteit of
geschiktheid voor gebruik als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van
richtlijn 2008/57/EG, alsmede over het registreren of bewaren van
gegevens of documenten over de afgifte, en

	b. het onderzoek naar de overeenstemming van de productie van
interoperabiliteitsonderdelen waarvoor goedkeuring van het type is
verleend, met het goedgekeurde type.

Z

	Artikel 42 komt te luiden:

Artikel 42

	1. Het is verboden een EG-keuringsverklaring als bedoeld in artikel 36,
zesde lid, af te geven indien niet blijkens een geldige verklaring van
een aangemelde instantie is voldaan aan artikel 36, derde lid,
onderdelen a en b.

	2. Het is verboden een EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid
voor gebruik als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn
2008/57/EG, voor een interoperabiliteitsonderdeel af te geven, indien
niet voldaan is aan artikel 40, eerste lid.

AA

	Artikel 43 komt te luiden:

Artikel 43

	1. De fabrikant van interoperabiliteitsonderdelen en zijn in Nederland
gevestigde gemachtigde die in strijd met artikel 42, tweede lid, een
EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik als bedoeld
in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 2008/57/EG voor een
interoperabiliteitsonderdeel hebben afgegeven, zijn verplicht op eerste
vordering van Onze Minister en binnen een door hem te stellen termijn
het verzuim te herstellen. Zij zijn verplicht de daarbij door Onze
Minister te geven aanwijzingen op te volgen.

	2. Indien de fabrikant of zijn in Nederland gevestigde gemachtigde niet
voldoet aan het eerste lid neemt Onze Minister met toepassing van
artikel 14 van richtlijn 2008/57/EG maatregelen, om het in de handel
brengen van het betrokken interoperabiliteitsonderdeel te beperken of te
verbieden dan wel het uit de handel te doen nemen.

BB

	Artikel 44 komt te luiden:

Artikel 44

	Indien Onze Minister vaststelt dat een interoperabiliteitsonderdeel,
ondanks het feit dat ten aanzien daarvan een EG-verklaring van
conformiteit of geschiktheid voor gebruik als bedoeld in artikel 13,
eerste lid, van richtlijn 2008/57/EG is afgegeven en ondanks het feit
dat het onderdeel overeenkomstig zijn bestemming wordt gebruikt, de
veiligheid van het verkeer op de hoofdspoorwegen of interoperabiliteit
als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van richtlijn 2008/57/EG in
gevaar brengt, neemt hij met toepassing van artikel 14 van die richtlijn
maatregelen om het toepassingsgebied van dit onderdeel te beperken, het
gebruik ervan te verbieden of het uit de handel te doen nemen.

CC

	Artikel 45 vervalt.

DD

	De artikelen 46 en 47 komen te luiden:

Artikel 46

	1. Voor elk spoorvoertuig waaraan Onze Minister een voertuignummer als
bedoeld in artikel 37, zesde lid, heeft toegekend, is er een met het
onderhoud belaste entiteit.

	2. Het eerste lid geldt niet voor bij ministeriële regeling met
inachtneming van artikel 2 van richtlijn 2004/49/EG aangewezen
spoorvoertuigen.

	3. De met het onderhoud belaste entiteit kan een spoorwegonderneming of
infrastructuurbeheerder als bedoeld in artikel 3 van richtlijn 91/440/EG
of de houder van het spoorvoertuig zijn.

	4. De houder beschikt over een geldig onderhoudscertificaat indien hij
de met onderhoud belaste entiteit is van een of meer goederenwagens en
geen spoorwegonderneming of infrastructuurbeheerder als bedoeld in
artikel 3 van richtlijn 91/440/EG.

	5. Onze Minister verleent op aanvraag een onderhoudscertificaat indien
de houder voldoet aan de daartoe bij regeling van Onze Minister met
inachtneming van artikel 14bis van richtlijn 2004/49/EG vastgestelde
eisen.

	6. Een door een daartoe bevoegde instantie met inachtneming van artikel
14bis van richtlijn 2004/49/EG verleende certificering wordt met een
onderhoudscertificaat als bedoeld in het vierde lid gelijkgesteld.

	7. De met het onderhoud belaste entiteit draagt er zorg voor dat het
spoorvoertuig in veilige staat is en overeenkomstig de bepalingen in de
toepasselijke technische specificaties inzake interoperabiliteit wordt
onderhouden.

	8. Onze Minister kan het gebruik met een spoorvoertuig van
hoofdspoorweginfrastructuur verbieden indien ter zake van het
spoorvoertuig niet voldaan wordt aan het zevende lid.

	9. De met het onderhoud belaste entiteit is degene die als zodanig in
het register, bedoeld in artikel 37, tweede lid, is ingeschreven.

Artikel 47

	1. De spoorwegonderneming of de houder dragen er zorg voor dat een door
hen gebruikt spoorvoertuig dat volledig in het register, bedoeld in
artikel 37, tweede lid, is ingeschreven, overeenkomstig de geldende
specificaties inzake interoperabiliteit wordt geëxploiteerd.

	2. Onze Minister kan het gebruik met een spoorvoertuig van
hoofdspoorweginfrastructuur verbieden indien ter zake van het
spoorvoertuig niet voldaan is aan het eerste lid.

	3. Het is verboden om met een spoorvoertuig dat niet overeenkomstig de
essentiële eisen van richtlijn 2008/57/EG is geëxploiteerd en
onderhouden, van hoofdspoorweginfrastructuur gebruik te maken.

EE

	Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “die van hoofdspoorwegen gebruik maken”
vervangen door: die beschikken over een volledige inschrijving in het
register, bedoeld in artikel 37, tweede lid.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Een erkenning wordt verleend indien wordt voldaan aan de daarvoor
bij algemene maatregel van bestuur gestelde eisen.

	3. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vierde tot
en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	3. Met een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt gelijkgesteld
een erkenning, afgegeven door een daartoe bevoegde instantie in een
andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een andere staat, niet
zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe
of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, welke erkenning
is afgegeven op basis van onderzoekingen die een beschermingsniveau
bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de
nationale onderzoekingen wordt nagestreefd.

FF

Artikel 49 komt te luiden:

     

Artikel 49

1. Personen die binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem een
veiligheidsfunctie anders dan die van machinist met volledige
bevoegdheid of van machinist met beperkte bevoegdheid uitoefenen,
voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor de
uitoefening van die functie gestelde eisen inzake:

a. minimumleeftijd;

b. medische en psychologische geschiktheid;

c. algemene kennis, bekwaamheid en ervaring, en

d. taalbeheersing.

2. Personen die binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem de
veiligheidsfunctie van machinist met volledige bevoegdheid of van
machinist met beperkte bevoegdheid uitoefenen, voldoen aan de bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur voor de uitoefening van die
functie gestelde eisen inzake:

a. minimumleeftijd;

b. medische en psychologische geschiktheid;

c. algemene kennis en vaardigheden;

d. specifieke vakkennis inzake de spoorvoertuigen en de
hoofdspoorweginfrastructuur waarop een bevoegdheidsbewijs betrekking kan
hebben, en

e. taalbeheersing.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
over de wijze waarop wordt aangetoond dat aan de in het eerste lid en
tweede lid bedoelde eisen wordt voldaan.  

GG

Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een persoon die binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem een
veiligheidsfunctie anders dan die van machinist met volledige
bevoegdheid of van machinist met beperkte bevoegdheid uitoefent,
beschikt, behoudens bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde
uitzonderingen, over:

a. Ă©Ă©n of meer beoordelingen door Onze Minister waaruit blijkt dat hij
voldoet aan de krachtens artikel 49, eerste lid, voor de desbetreffende
veiligheidsfunctie vastgestelde eisen  inzake algemene kennis,
bekwaamheid en ervaring en een geldige verklaring van medische
geschiktheid en een geldige verklaring van psychologische geschiktheid,
afgegeven door een door Onze Minister erkend keuringsinstituut, of

b. een geldige erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel
5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. 

2. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid worden twee
leden ingevoegd, luidende:

2. Een persoon die binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem de
veiligheidsfunctie van machinist met volledige bevoegdheid of van
machinist met beperkte bevoegdheid uitoefent, beschikt over:

a. Ă©Ă©n of meer beoordelingen van Onze Minister waaruit blijkt dat hij
voldoet aan de krachtens artikel 49, tweede lid, voor de desbetreffende
veiligheidsfunctie vastgestelde eisen inzake algemene kennis en
vaardigheden en een geldige verklaring van medische geschiktheid en een
geldige verklaring van psychologische geschiktheid, afgegeven door een
door Onze Minister erkend keuringsinstituut, of

b. een geldige machinistenvergunning die in een andere lidstaat van de
Europese Unie is afgegeven.

3. Een persoon die binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem de
veiligheidsfunctie van machinist met volledige bevoegdheid of van
machinist met beperkte bevoegdheid uitoefent  beschikt over een geldige
machinistenvergunning en een geldig bevoegdheidsbewijs dat betrekking
heeft op de spoorvoertuigen waarmee en op de hoofdspoorweginfrastructuur
waarvan gebruik wordt gemaakt. 

3. In het vierde lid (nieuw) wordt “van de in het eerste lid bedoelde
documenten” vervangen door "van de in het eerste lid, onderdeel a, en
het tweede lid, onderdeel a bedoelde beoordelingen en verklaringen" en
“de aanwijzing van exameninstituten en keuringsinstituten” door: 
"de erkenning van keuringsinstituten".

HH

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:  

3. Het eerste lid geldt niet voor een persoon die binnen het
hoofdspoorwegverkeerssysteem de veiligheidsfunctie van machinist met
volledige bevoegdheid of van machinist met beperkte bevoegdheid
uitoefent en aan wie degene onder wiens gezag die veiligheidsfunctie
wordt uitgeoefend een bevoegdheidsbewijs heeft verstrekt.

2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

4. De houder van een bedrijfspas en de houder van een bevoegdheidsbewijs
als bedoeld in het derde lid zijn verplicht die pas onderscheidenlijk
dat bewijs op eerste vordering te tonen aan de krachtens de artikelen 69
en 86 met het toezicht op de naleving onderscheidenlijk de opsporing van
strafbare feiten belaste personen.

II

Na artikel 51 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 51a

1. Onze Minister verleent op aanvraag een machinistenvergunning indien
de machinist:

a. voldoet aan de krachtens artikel 49, tweede lid, vastgestelde eisen
inzake minimumleeftijd;

b. beschikt over een geldige verklaring van medische geschiktheid en een
geldige verklaring van psychologische geschiktheid als bedoeld in
artikel 50, tweede lid, onderdeel a, en

c. beschikt over een geldige beoordeling van Onze Minister waaruit
blijkt dathij voldoet aan de krachtens artikel 49, tweede lid,
vastgestelde eisen inzake algemene kennis en vaardigheden voor de
veiligheidsfunctie van machinist met volledige bevoegdheid
respectievelijk van machinist met beperkte bevoegdheid.

2. Onze Minister schorst of trekt de machinistenvergunning in, indien de
machinist niet langer beschikt over een geldige verklaring van medische
geschiktheid of een geldige verklaring van psychologische geschiktheid.

3. Onze Minister houdt een register van machinistenvergunningen.

4. Degene onder wiens gezag de veiligheidsfunctie van machinist met
volledige bevoegdheid of van machinist met beperkte bevoegdheid wordt
uitgeoefend, verstrekt aan een machinist een bevoegdheidsbewijs indien
deze:

a. voldoet aan de krachtens artikel 49, tweede lid, vastgestelde eisen
inzake taalbeheersing;

b. beschikt over een geldige beoordeling van Onze Minister waaruit
blijkt dat hij voldoet aan de krachtens artikel 49, tweede lid,
vastgestelde eisen inzake specifieke vakkennis van de spoorvoertuigen en
de hoofdspoorweginfrastructuur waarop het bevoegdheidsbewijs betrekking
moet hebben, en

c. beschikt over de voor de uitoefening van die functie vereiste
bedrijfsgebonden kennis en bekwaamheid.

5. Degene die een of meer bevoegdheidsbewijzen heeft verstrekt houdt een
register van bevoegdheidsbewijzen.

6. Degene onder wiens gezag de veiligheidsfunctie van machinist met
volledige bevoegdheid of van machinist met beperkte bevoegdheid wordt
uitgeoefend onderzoekt periodiek of de machinist voldoet aan:

a. de voor die veiligheidsfunctie krachtens artikel 49, tweede lid,
vastgestelde eisen inzake taalbeheersing;

b. de krachtens artikel 49, tweede lid, vastgestelde eisen inzake de
specifieke vakkennis inzake de spoorvoertuigen en de
hoofdspoorweginfrastructuur waarop het bevoegdheidsbewijs betrekking
heeft, en

c. aan de voor die veiligheidsfunctie vereiste bedrijfsgebonden kennis
en bekwaamheid.

7. Degene onder wiens gezag de veiligheidsfunctie van machinist wordt
uitgeoefend verstrekt bij de beëindiging van het dienstverband van de
machinist een gewaarmerkte kopie van het op dat moment geldige
bevoegdheidsbewijs.

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven
voor:

a. de aanvraag, verlening, geldigheidsduur en verlenging van een
machinistenvergunning;

b. de verstrekking van een duplicaat van een machinistenvergunning;

c. het register van machinistenvergunningen, bedoeld in het derde lid;

d. de vorm, inhoud en geldigheidsduur van een bevoegdheidsbewijs en de
verstrekking van een gewaarmerkte kopie daarvan;

e. het register van bevoegdheidsbewijzen, bedoeld in vijfde lid;

f. de frequentie van het onderzoek, bedoeld in het zesde lid;

g. de verplichtingen van degene die de bevoegdheidsbewijzen heeft
verstrekt, en

h. de voor de veiligheidsfunctie van machinist met volledige bevoegdheid
en van machinist met beperkte bevoegdheid vereiste bedrijfsgebonden
kennis en bekwaamheid.

Artikel 51b

1. Opleidingactiviteiten met het oog op het verkrijgen van een of meer
beoordelingen waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de krachtens artikel
49, tweede lid, vastgestelde eisen inzake algemene kennis en
vaardigheden en specifieke vakkennis inzake de spoorvoertuigen en de
hoofdspoorweginfrastructuur worden slechts verricht door daartoe door
Onze Minister erkende opleidingsinstituten.

2. Een krachtens het eerste lid, erkend opleidingsinstituut geeft op
billijke en non-discriminatoire wijze toegang tot de
opleidingsactiviteiten, bedoeld in het eerste lid.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met
inachtneming van artikel 20 van richtlijn 2007/59/EG regels gegeven voor
de erkenning van de opleidingsinstituten, bedoeld in het eerste lid.

JJ

Artikel 53 komt te luiden:

Artikel 53

1. Het is verboden een veiligheidsfunctie anders dan van machinist met
volledige bevoegdheid of van machinist met beperkte bevoegdheid, binnen
het hoofdspoorwegsysteem te doen uitoefenen door een persoon:

a. die niet voldoet aan artikel 50, eerste lid, of

b. waarvan men weet of redelijkerwijs moet weten dat hij niet voldoet
aan de voor de uitoefening van de functie krachtens artikel 49, eerste
lid, gestelde eisen.

2. Het is verboden de veiligheidsfunctie van machinist met volledige
bevoegdheid of van machinist met beperkte bevoegdheid binnen het
hoofdspoorwegsysteem te doen uitoefenen door een persoon:

a. die niet voldoet aan artikel 50, tweede lid, of

b. waarvan men weet of redelijkerwijs moet weten dat hij niet voldoet
aan de voor de uitoefening van de functie krachtens artikel 49, tweede
lid, gestelde eisen.

3. Het is verboden de veiligheidsfunctie van machinist met volledige
bevoegdheid of van machinist met beperkte bevoegdheid te doen uitoefenen
door een persoon:

a. die niet beschikt over een geldige machinistenvergunning;

b. die niet beschikt over een geldig bevoegdheidsbewijs, of

c. die niet beschikt over een bevoegdheidsbewijs dat betrekking heeft op
de spoorvoertuigen waarmee en op de hoofdspoorweginfrastructuur waarvan
gebruik wordt gemaakt.

4. Onze Minister kan het doen uitoefenen van de veiligheidsfunctie van
machinist met volledige bevoegdheid of van machinist met beperkte
bevoegdheid binnen het hoofdspoorwegsysteem door een persoon die volgens
hem een ernstige bedreiging vormt voor de veiligheid van dat systeem,
overeenkomstig artikel 29 van richtlijn 2007/59/EG, voor bepaalde of
onbepaalde tijd verbieden.

KK

	Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. In het eerste lid (nieuw), onderdeel a, wordt “en hun
internationale samenwerkingsverbanden als bedoeld in artikel 3 van
richtlijn 91/440/EEG” geschrapt.

	3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	2. De spoorwegonderneming doet uiterlijk tien maanden voor aanvang van
de geldigheidsperiode van de dienstregeling, bedoeld in artikel 2,
onderdeel m, van richtlijn 2001/14/EG waarin hij met het
grensoverschrijdend personenvervoer wil aanvangen aan de raad van
bestuur NMa en de beheerder melding van het voornemen om voor dat
vervoer capaciteit aan te vragen.

	3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing voor wijzigingen
van het grensoverschrijdend personenvervoer.

LL

	In artikel 61, tweede lid, wordt “Bij de algemene maatregel van
bestuur” vervangen door: Bij of krachtens de algemene maatregel van
bestuur.

MM

	Artikel 77, eerste lid, komt te luiden:

	1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van
overtreding van de artikelen 33, zevende lid, 36, eerste lid, 37, eerste
lid, 37b, eerste en achtste lid, 53, en 96, tweede lid.

NN

	Artikel 80, eerste lid, komt te luiden:

	1. Voor de overtredingen gelden de volgende vaste bedragen van de
bestuurlijke boete:

	a. voor overtreding van de artikelen 36, eerste lid, 37, eerste lid,
37b, eerste en achtste lid, en 53: € 10.000;

	b. voor overtreding van de artikelen 33, zevende lid, 96, tweede lid:
€ 50.000.

OO

	In artikel 87, eerste lid, wordt “en 51, derde lid,” vervangen
door: en 51, vierde lid,.

PP

In artikel 91, eerste lid, wordt “te verstrekken certificaat of ander
document” vervangen door: te verstrekken certificaat, ander document,
beoordeling of verklaring of te verrichten inschrijving of wijziging van
die inschrijving in het register, bedoeld in artikel 37, tweede lid.

QQ

	Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Een wijziging van richtlijn 91/440/EEG, richtlijn 95/18/EG,
richtlijn 2001/14/EG, richtlijn 2004/49/EG, richtlijn 2007/59/EG en van
richtlijn 2008/57/EG gaat voor de toepassing van deze wet en de daarop
berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop aan de
betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij
ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekend gemaakt, een
ander tijdstip wordt vastgesteld.

	2. Het tweede lid en de aanduiding “1.” voor het eerste lid
vervallen.

RR

	Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden

	1. Onze Minister wijst op aanvraag aan:

	a. aangemelde instanties;

	b. de instanties, belast met de toetsing, bedoeld in artikel 8, vijfde
lid, artikel 9, zesde lid, artikel 36, zevende lid, en artikel 37b,
negende lid.

	2. In het tweede lid wordt “neergelegd in bijlage VII van richtlijn
96/48/EG, respectievelijk richtlijn 2001/16/EG vervangen door:
neergelegd in bijlage VIII van richtlijn 2008/57/EG.

	3. In het vierde lid wordt “bijlage VI van richtlijn 96/48/EG
respectievelijk richtlijn 2001/16/EG” vervangen door: bijlage VI van
richtlijn 2008/57/EG.

	4. In het zesde lid wordt “bijlage VII van de desbetreffende
richtlijn” en “bijlage VI van de desbetreffende richtlijn”
vervangen door: bijlage VIII van richtlijn 2008/57/EG onderscheidenlijk
bijlage VI van richtlijn 2008/57/EG.

SS

	In artikel 122 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding “1.”
voor het eerste lid.

ARTIKEL II

	De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel o door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

p. verordening 1371/2007/EG: verordening nr. 1371/2007 van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007
betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het
treinverkeer (PbEU L 315).

B

	In artikel 2 wordt onder vernummering van het derde lid tot vierde lid
een lid ingevoegd, luidende:

	3. Deze wet is in afwijking van het eerste lid voor wat betreft de
onderdelen betreffende de uitvoering van verordening 1371/2007/EG ook
van toepassing op ander vervoer van personen langs railwegen dan
openbaar vervoer.

C

	Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor
grensoverschrijdend personenvervoer per trein waarbij slechts een
station in Nederland wordt aangedaan.

	2. Na het derde lid worden vijf leden toegevoegd, luidende:

	4. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor
grensoverschrijdend personenvervoer per trein indien daarvan
overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van de Spoorwegwet melding is
gemaakt en daarvoor geen aanvraag als bedoeld in artikel 19a, tweede
lid, is gedaan.

	5. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor
grensoverschrijdend personenvervoer per trein indien daarvoor een of
meer aanvragen als bedoeld in artikel 19a, tweede lid, zijn gedaan en de
raad van bestuur van de mededingingsautoriteit heeft vastgesteld dat:

	a. het hoofddoel van het vervoer internationaal passagiersvervoer is of
dat geen aanvraag het hoofddoel betreft, en

	b. het vervoer van passagiers tussen stations in Nederland het
economisch evenwicht van een of meer concessies van een
spoorwegonderneming niet in gedrang brengt of dat geen aanvraag het
economisch evenwicht betreft.

	6. Het hoofddoel van grensoverschrijdend personenvervoer per trein is
internationaal passagiersvervoer indien op basis van bij regeling van
Onze Minister te stellen regels:

	a. het internationale traject substantieel buiten Nederland is gelegen;

	b. het hoofdzakelijk vervoer betreft van reizigers die de Nederlandse
grens

passeren, en

	c. de omzet van het openbaar vervoer hoofdzakelijk afkomstig is van de
reizigers,

bedoeld in onderdeel b.

	7. Het economisch evenwicht van een of meer verleende concessies komt
in het gedrang indien overeenkomstig bij regeling van Onze Minister te
stellen regels het aantal reizigers of de omzet van een of meer
betrokken concessiehouders in betekenisvolle mate afneemt.

	8. Het vierde tot en met zevende lid is van overeenkomstige toepassing
op wijzigingen van het grensoverschrijdend personenvervoer per trein.

D

	Na artikel 19 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19a

	1. De raad van bestuur van de mededingingsautoiteit doet zo spoedig
mogelijk na ontvangst van een melding als bedoeld in artikel 57, tweede
of derde lid, van de Spoorwegwet, mededeling van die melding in de
Staatscourant en aan de betrokken concessieverleners en concessiehouders
en vermeldt daarbij de mogelijkheid van een aanvraag als bedoeld in het
tweede lid, en de termijn voor indiening van die aanvraag.

	2. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt op daartoe
strekkende aanvraag van een of meer concessieverleners of
concessiehouders of de beheerder, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van
de Spoorwegwet, vast of het ingevolge artikel 57, tweede of derde lid
van de Spoorwegwet, gemelde voorgenomen vervoer:

	a. internationaal passagiersvervoer als hoofddoel heeft, of

	b. het daarvan deel uitmakende vervoer van passagiers tussen stations
in Nederland het economisch evenwicht van een of meer concessies van een
spoorwegonderneming in gedrang brengt.

	3. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is bevoegd de
inlichtingen te vorderen en de inzage van zakelijke gegevens en
bescheiden te vorderen die hij redelijkerwijs nodig heeft voor de
behandeling van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid.

	4. Een ieder, met uitzondering van de personen, bedoeld in artikel
5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is verplicht binnen
redelijke termijn de door de raad van bestuur van de mededingsautoriteit
gevorderde inlichtingen te verstrekken of de gevorderde inzage van
zakelijke gegevens en bescheiden te verlenen.

	5. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit geeft de
beschikking op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van de
overeenkomstig het derde lid gevorderde gegevens en bescheiden.

	6. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit doet mededeling
van de aanvraag, en van de beschikking, bedoeld in het vijfde lid, aan
de betrokken beheerder, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de
Spoorwegwet en doet mededeling van die beschikking in de Staatscourant.

	7. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit legt, bij de
beschikking, bedoeld in het vijfde lid, indien een aanvraag als bedoeld
in het tweede lid, onderdeel b, is gedaan, de beperkingen op aan het
vervoer van passagiers tussen stations in Nederland, die noodzakelijk
zijn ter voorkoming van het in gedrang komen van het economisch
evenwicht van een of meer concessies van een spoorwegonderneming.

	8. Onze Minister beperkt het vervoer van passagiers tussen stations in
Nederland voor grensoverschrijdend openbaar vervoer per trein zonder
concessie op het traject waarvoor de aan HSA beheer N.V. verleende
concessie voor de duur van vijftien jaar, met aanvangsdatum 1 juli 2009,
van toepassing is.

	9. Het tweede lid, onderdeel b, en het zevende lid zijn niet van
toepassing op het vervoer, bedoeld in het achtste lid.

	10. Het personenvervoer per trein in strijd met de krachtens het
zevende dan wel het achtste lid vastgestelde beperkingen is verboden.

E

	Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
deze wet zijn belast:

	a. de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen, en

	b. de bij besluit van de bestuursorganen, bedoeld in artikel 20, tweede
en derde lid, aangewezen personen, voor zover het de door hen verleende
concessies betreft, voor het bepaalde bij of krachtens artikel 19 en 30
tot en met 40.

	2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	4. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij verordening
1371/2007/EG zijn de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen
belast.

	3. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

	6. Van een besluit als bedoeld in het eerste, vierde of vijfde lid,
wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

F

	Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Onze Minister is de handhavende instantie, bedoeld in artikel 30 van
verordening 1371/2007/EG.

	3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	2. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder
bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde
verplichtingen en van verordening 1371/2007/EG.

	3. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is bevoegd tot het
opleggen van een last onder dwangsom ter handhaving van artikel 19a,
vierde lid.

G

	Artikel 105, tweede lid, komt te luiden:

	2. In afwijking van het eerste lid is voor beroepen tegen besluiten op
grond van de artikelen 19a, tweede, vijfde en zevende lid, 56, eerste
lid, 59, eerste lid, 94, eerste lid en 96, eerste lid, de rechtbank te
Rotterdam bevoegd.

ARTIKEL III

	1. In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten, komt
de zinsnede met betrekking tot de Spoorwegwet te luiden: “de artikelen
13, 27, tweede lid, onderdelen a tot en met c, 33, zevende lid, 36,
eerste lid, 37, eerste lid, 37b, eerste en achtste lid, 39, eerste lid,
42, 46, achtste lid, 47, 48 en 53, alsmede - voor zover aangeduid als
strafbare feiten - overtredingen van voorschriften krachtens de
hoofdstukken 3 en 4, met uitzondering van de artikelen 64, tweede lid,
en 65, eerste lid, gegeven;

	2. In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt
in de zinsnede met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000 “19,”
vervangen door: 19, eerste en tweede lid, 19a, tiende lid.

ARTIKEL IV

	Hoofdspoorweginfrastructuur anders dan bedoeld in artikel 121 van de
Spoorwegwet, die voor de inwerkingtreding van deze wet in gebruik is
genomen en voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 6, eerste
lid, en artikel 7 van de Spoorwegwet zoals dat luidde op de dag
voorafgaand aan de dag van de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen
B en C van deze wet, wordt aangemerkt als in overeenstemming met artikel
6, eerste lid, van de Spoorwegwet.

ARTIKEL V

1. Na de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen FF en II van deze
wet, kunnen tot het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I,
onderdelen GG en JJ, van deze wet, certificaten van bekwaamheid voor de
veiligheidsfunctie van machinist, voor wat betreft de gradaties
machinist met volledige bevoegdheid en machinist met beperkte
bevoegdheid worden afgegeven overeenkomstig het bij of krachtens de
Spoorwegwet bepaalde, zoals dat bepaalde luidde voor de inwerkingtreding
van artikel I, onderdelen FF en II van deze wet.

2. De certificaten van bekwaamheid, bedoeld in het eerste lid, blijven
geldig.

3. De certificaten van bekwaamheid voor de veiligheidsfunctie van
machinist, voor wat betreft de gradaties machinist met volledige
bevoegdheid en machinist met beperkte bevoegdheid, die voor de
inwerkingtreding van artikel I, onderdelen FF en II van deze wet, zijn
afgegeven, worden gelijkgesteld met beoordelingen van Onze Minister
waaruit blijkt dat hij voldoet aan:

a. de krachtens artikel 49, tweede lid, vastgestelde eisen inzake
algemene kennis en vaardigheden voor de veiligheidsfunctie van machinist
met volledige bevoegdheid respectievelijk van machinist met beperkte
bevoegdheid, en

b. de krachtens artikel 49, tweede lid, vastgestelde eisen inzake
specifieke vakkennis inzake de spoorvoertuigen en de
hoofdspoorweginfrastructuur waarop een bevoegdheidsbewijs betrekking kan
hebben voor de veiligheidsfunctie van machinist met volledige
bevoegdheid respectievelijk van machinist met beperkte bevoegdheid.

4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de certificaten
van bekwaamheid, bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL VI

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

 PAGE    

 PAGE   20