[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32376, bijgewerkt t/m nr. 35 (3e NvW d.d. 6 december 2011)

Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PbEU L 315)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2010D24707, datum: 2011-09-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z07540:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 35 (Derde NvW d.d. 6 december 2011)



32 376	Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met
verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van
de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar
personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van
Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr.
1107/70 van de Raad (PbEU L 315)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet
personenvervoer 2000 in overeenstemming te brengen met verordening (EG)
nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor
en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van
de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PbEU L 315);

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

	 In artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel p door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd, luidende:

	q. verordening (EG) 1370/2007: verordening (EG) nr. 1370/2007 van het
Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007
betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot
intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening
(EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PbEU L 315).

B

	In artikel 2 wordt onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid
een lid ingevoegd, luidende:

	4. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat
verordening (EG) 1370/2007 of artikelen daarvan van toepassing zijn op
vervoer dat overeenkomst vertoont met het in het eerste lid bedoelde
vervoer.

C

	In artikel 3, eerste lid, wordt “de artikelen 19, 20, 24, 30, 51, 52
en 61” vervangen door: de artikelen 19, 20, 30, 36 tot en met 40 en
47.

D

	Na artikel 14 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 14a

	1. Het jaarlijks te publiceren overzichtsverslag, bedoeld in artikel 7,
eerste lid, van verordening (EG) 1370/2007 is voor eenieder elektronisch
toegankelijk.

	2. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot het in het eerste lid bedoelde overzichtsverslag.

Artikel 14b

	De concessieverleners, bedoeld in artikel 20, tweede en derde lid,
verstrekken desgevraagd aan Onze Minister gegevens voor zover hij die
nodig heeft om te kunnen voldoen aan een verzoek van de Commissie van de
Europese Gemeenschappen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van
verordening (EG) 1370/2007, binnen een door hem te bepalen termijn.

E

	Artikel 19, tweede lid, komt te luiden:

	2. In afwijking van het eerste lid, kan indien het openbaar vervoer
uitvalt of dreigt uit te vallen voor die situatie openbaar vervoer
worden verricht zonder concessie.

F

	Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Een concessiehouder verstrekt desgevraagd binnen een door de
concessieverlener te bepalen termijn aan hem de gegevens voor zover die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de artikelen 6 en 7 van
verordening (EG) 1370/2007.

G

	Het derde lid van artikel 23 vervalt en het vierde lid wordt vernummerd
tot derde lid. 

H

	Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24

	1. De concessieverlener verleent overeenkomstig de artikelen 4, derde
en vierde lid, en 5, zesde lid, van verordening (EG) 1370/2007, een
concessie voor beperkte duur.

	2. Een concessie waarvan de duur overeenkomstig artikel 4, vierde lid,
derde alinea, van verordening (EG) 1370/2007 wordt vastgesteld, heeft
een duur van ten hoogste vijfentwintig jaar.

I

	Artikel 25, eerste lid, komt te luiden:

	1. Een concessie bevat, onverminderd artikel 4 van verordening (EG)
1370/2007, een omschrijving van het openbaar vervoer, van het gebied en
de duur waarvoor de concessie is verleend, en, indien van toepassing, de
prijs die de concessiehouder betaalt voor de concessie.

J

	Na artikel 36 wordt een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 36a

	1. Bij een overgang van openbaar vervoer met een concessie naar een
situatie als bedoeld in artikel 19, tweede lid, in samenhang met artikel
5, vijfde lid, van verordening (EG) 1370/2007, is geen sprake van een
overgang van een concessie.

	2. Bij een overgang van openbaar vervoer zonder concessie als bedoeld
in artikel 19, tweede lid, naar de situatie dat openbaar vervoer wordt
verricht met een daartoe verleende concessie, zijn de artikelen 36 en 37
tot en met 40 van overeenkomstige toepassing.

K 

	Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38

	1. Op de overgang van een concessie:

	a. is artikel 14a, eerste en tweede lid, van de Wet op de collectieve
arbeidsovereenkomst van overeenkomstige toepassing;

	b. is, voor zover de in het tweede lid bedoelde rechten en
verplichtingen voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde
collectieve arbeidsovereenkomst, artikel 2a van de Wet op het algemeen
verbindend verklaren van bepalingen van collectieve
arbeidsovereenkomsten van overeenkomstige toepassing.

	2. Door de overgang van een concessie gaan de rechten en verplichtingen
die op het tijdstip van overgang van concessie voor de voormalige
concessiehouder ten aanzien van een persoon als bedoeld in artikel 37,
eerste lid, voortvloeien uit bedrijfsregelingen van rechtswege over op
de nieuwe concessiehouder. 

L

	Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “een andere vervoerder” vervangen door:
diens rechtsopvolger.

	2. In het tweede lid wordt “andere vervoerder” vervangen door:
rechtsopvolger.

	3. Het vierde lid vervalt en het vijfde en zesde lid worden vernummerd
tot vierde en vijfde lid.

	4. In het vierde lid (nieuw) wordt “kan voorts slechts worden
onthouden,” vervangen door: wordt onthouden.

	5. In het vijfde lid (nieuw) wordt “de andere vervoerder” telkens
vervangen door: diens rechtsopvolger.

M

	Artikel 42 komt te luiden:

Artikel 42

	Een concessie vervalt van rechtswege:

	a. op het moment dat de vergunning van de concessiehouder van
rechtswege is vervallen;

	b. zodra een besluit tot intrekking van de vergunning van de
concessiehouder onherroepelijk is geworden.

N

	Het opschrift van paragraaf 1 van hoofdstuk III komt te luiden:
Algemene bepalingen.  

O

	[Vervallen]

	

P

	[Vervallen]

Q

	[Vervallen]

R

	De paragrafen twee, drie, vier en zes van hoofdstuk III vervallen.

S

	Na artikel 46 wordt een paragraafaanduiding ingevoegd, luidende:

§ 2. Bepalingen inzake de aanbesteding van concessies.

T

	Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47

	Concessies voor het openbaar vervoer, met uitzondering van een op grond
van artikel 64, eerste lid, verleende concessie, worden slechts verleend
nadat daartoe een aanbesteding is gehouden.

U 

	Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd: 

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 

	2. Van deelname aan een aanbesteding van een concessie is uitgesloten
een vervoerder die is gevestigd in een andere staat, niet zijnde een
lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voor zover de
wederkerigheid van de toegang tot de desbetreffende markt voor
personenvervoer voor vervoerders die in Nederland zijn gevestigd niet
gewaarborgd is.

V

	Artikel 50 vervalt.

W

	Na artikel 49 worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:

§ 3. Uitzonderingen op de aanbesteding van concessies

Artikel 50

	In bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen
kan artikel 47 buiten toepassing worden gelaten voor de verlening van
een concessie voor regionaal openbaar vervoer per trein als bedoeld in
artikel 20, derde lid. In afwijking van artikel 24, eerste lid, kan de
duur van de concessie in die algemene maatregel van bestuur worden
bepaald.

Artikel 51

	Indien het openbaar vervoer uitvalt of dreigt uit te vallen, kan een
aanbesteding van dat openbaar vervoer achterwege blijven.

Artikel 52

	In afwijking van artikel 47 kan een concessieverlener voor openbaar
vervoer, anders dan per trein, een concessie verlenen zonder dat daartoe
een aanbesteding is gehouden indien die concessie voldoet aan een van de
kenmerken, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van verordening (EG)
1370/2007. 

§ 4. Bepalingen inzake gescheiden administratie

Artikel 53

	1. Een vervoerder aan wie een concessie voor openbaar vervoer is
verleend zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden en waarbij voor
die concessie een subsidie als bedoeld in artikel 22, eerste lid, is
verstrekt, voert voor het verrichten van openbaar vervoer waarvoor die
concessie is verleend, een gescheiden administratie binnen de
boekhouding, waarbinnen de kosten en opbrengsten van het verrichten van
het openbaar vervoer waarvoor de subsidie is verstrekt afzonderlijk
worden geadministreerd. 

	2. De administratie, bedoeld in het eerste lid, is zodanig vorm gegeven
dat: 

	a. de registratie van de lasten en baten van de verschillende
activiteiten gescheiden zijn; 

	b. alle lasten en baten, op grond van consequent toegepaste en
objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie,
correct worden toegerekend; 

	c. de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de
administratie wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd. 

	3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot de gescheiden administratie en de
kostprijsadministratie, bedoeld in het eerste en tweede lid. 

	4. Een vervoerder als bedoeld in het eerste lid, bewaart de in het
tweede lid bedoelde gegevens gedurende vijf jaar, te rekenen vanaf het
einde van het boekjaar waarop de gegevens betrekking hebben. 

	5. Een vervoerder als bedoeld in het eerste lid laat jaarlijks over het
voorgaande boekjaar een verklaring van een accountant als bedoeld in
artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opstellen
waaruit blijkt dat de financiële verhouding ten opzichte van een
concessie als bedoeld in het eerste lid voldoet aan: 

	a. de in het eerste, tweede en derde lid gestelde eisen; 

	b. de in onderdeel 5 van de bijlage bij verordening (EG) 1370/2007
gestelde voorwaarden. 

Deze verklaring ligt voor eenieder ter inzage op alle kanoren van de
vervoerder. 

	6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een vervoerder:

	a. die op grond van de artikelen 3 of 19, tweede lid, openbaar vervoer
verricht op een andere grondslag dan op grond van een concessie;

	b. die vervoer verricht waarop bij algemene maatregel van bestuur als
bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, dit artikel of leden
daarvan, van toepassing is verklaard, 

zonder dat voor het in de onderdelen a of b bedoelde vervoer

een aanbesteding is gehouden en waarbij voor dat openbaar vervoer een
subsidie als bedoeld in artikel 22, eerste lid, is verstrekt.

X

	In artikel 64, eerste en tweede lid, wordt “de paragrafen 1 tot en
met 3” vervangen door: de paragrafen 1 en 2.

Y

	In artikel 66, tweede lid, onderdeel e, wordt “artikel 69b, tweede
lid” vervangen door: artikel 65, tweede lid.

Z

	Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt “de paragrafen 1 tot en met 3” vervangen
door: de paragrafen 1 en 2.

	2. In het tweede en derde lid, wordt “artikel 69c” vervangen door:
artikel 66.

AA 

	Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd: 

	

	1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

 	b. de bij besluit van de bestuursorganen, bedoeld in artikel 20,
tweede en derde lid, aangewezen personen, voor zover het door hen gegund
openbaar vervoer betreft, voor het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 19, 22, 29, 30 tot en met 40, 46 en 53, eerste en zesde lid,
met uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van
deze wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is, en. 

	

	2. Het vijfde lid vervalt en het zesde lid wordt vernummerd tot vijfde
lid. 

	

	3. In het vijfde lid (nieuw) wordt “, eerste, vierde of vijfde”
vervangen door: eerste lid, onderdelen a en b, of vierde lid.

AAa

	In artikel 88 vervallen het tweede lid, alsmede de aanduiding “1.”
voor het eerste lid. 

BB 

	Na artikel 93 wordt een artikel ingevoegd, luidende: 

Artikel 93a

	Het dagelijks bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 20,
tweede en derde lid, is bevoegd tot oplegging van een last onder
bestuursdwang ter handhaving van de verplichtingen gesteld bij of
krachtens de artikelen 19, eerste en tweede lid, 22, 29, 32, 34, 39, 46
en 53, eerste en zesde lid, met uitzondering van openbaar vervoer per
trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde
bestuursorgaan is.  

CC

	 De artikelen 94, 95 en 96 vervallen. 

DD

	[Vervallen]

EE

	Artikel 101 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Niet naleving van de bij of krachtens de artikelen 70 tot en met 74,
tweede lid, gestelde voorschriften, is een overtreding en wordt gestraft
met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de
tweede categorie.

FF 

	In artikel 105 vervallen het tweede lid, alsmede de aanduiding “1.”
voor het eerste lid. 

GG

	De artikelen 107 tot en met 110, 111, 113, 115, 118, 120, 121a tot en
met 124 en paragraaf 3 van hoofdstuk VIII vervallen.

HH

	Na de aanduiding van paragraaf 2 van hoofdstuk III worden vier
artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 107

	In de artikelen 108 tot en met 110 wordt verstaan onder:

	a. wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met
verordening 1370/2007: de Wet van ………. tot wijziging van de Wet
personenvervoer 2000 in verband met Verordening (EG) nr. 1370/2007 van
het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober
2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg
en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en
Verordening (EEG) nr. 110/70 van de Raad (PbEU L 315) (Stb. …);

	b. een gemeentelijk vervoerbedrijf: een vervoerbedrijf in de zin van
artikel 69, eerste lid, zoals dat artikel luidde voor de
inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wet personenvervoer
2000 in verband met verordening  1370/2007 of waarop de desbetreffende
stadsregio op basis van feitelijke of juridische omstandigheden
beslissende invloed uitoefent.

Artikel 108

	Een ontheffing die voor de datum van inwerkingtreding van de wet tot
wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening
1370/2007 is verleend op grond van artikel 24, tweede lid, of artikel
61, tweede lid, zoals die artikelen luidden voor de inwerkingtreding van
genoemde wet, blijft van kracht, onverminderd mogelijke wijziging,
intrekking of het van rechtswege vervallen, voor de duur waarvoor deze
ontheffing is verleend.

Artikel 109

	1. Artikel 36b, tweede lid, juncto eerste lid, van het Besluit
personenvervoer 2000 zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de
wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met
verordening 1370/2007 blijft van toepassing voor zover het een door een
concessieverlener in een plusregio als bedoeld in artikel 20, tweede
lid, die de gemeente Amsterdam, ’s-Gravenhage of Rotterdam omvat,
overeenkomstig dat artikel 36b aan het desbetreffende gemeentelijk
vervoerbedrijf gegunde concessie betreft.  

	2. In afwijking van het eerste lid vervalt een daar bedoelde concessie
indien voor het desbetreffende openbaar vervoer een concessie door
middel van een aanbesteding is verleend, op het tijdstip waarop die
aanbestede concessie in werking treedt indien dat tijdstip eerder is dan
het op grond van het eerste lid van toepassing zijnde tijdstip. 

Artikel 110

	

	1. Op een gemeentelijk vervoerbedrijf blijven van toepassing de
artikelen 38, tweede en derde lid, met dien verstande dat in dat derde
lid “en vierde” vervalt, 69, eerste, tweede, derde en vijfde lid,
88, 94, 95, 96 en 105, tweede lid, zoals die luidden voor de
inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wet personenvervoer
2000 in verband met verordening 1370/2007, alsmede de artikelen 36, 37,
39 en 40. 

	2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in artikel 69,
eerste en  vijfde lid, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de
wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met
verordening 1370/2007, zijn belast de bij besluit van de raad van
bestuur van de mededingingsautoriteit aangewezen ambtenaren van de
Nederlandse Mededingingsautoriteit.

	3. Van een besluit als bedoeld in het tweede lid, wordt mededeling
gedaan in de Staatscourant.

	4. Een besluit van de raad van bestuur van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 87 zoals dat luidde voor
de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wet personenvervoer
2000 in verband met verordening 1370/2007, berust na de inwerkingtreding
van die wet op artikel 110, tweede lid. 

II

	Artikel 143 vervalt.

ARTIKEL II

	Na de inwerkingtreding van deze wet berust het Besluit personenvervoer
2000 mede op artikel 50 van de Wet personenvervoer 2000.

ARTIKEL III

	De zinsnede met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000 in artikel
1, onder 4º, van de Wet op de economische delicten komt te luiden:

	- de Wet personenvervoer 2000, de artikelen 5a, eerste en tweede lid,
8, 9, vijfde lid, 11, eerste lid, 12, 13, 19, 30, vierde lid, 39, eerste
lid, 43a, derde lid, 76, derde, vijfde en zesde lid, - voor zover in
laatstbedoeld lid wordt verwezen naar andere bepalingen dan artikel 11,
tweede en derde lid - 77, 78, 79, 80, 82a, 82b, 83 en 104;.

ARTIKEL IV

	Artikel I, onderdeel PP, van de Concessiewet personenvervoer per trein
vervalt.

ARTIKEL IVA

	1. Indien artikel II, onderdeel E, van het bij Koninklijke boodschap
van 7 juni 2010 ingediende voorstel van wet (Verzamelwet Verkeer en
Waterstaat 2010) (32 403) eerder in werking is getreden of treedt,
onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I,
onderdeel EE, van deze wet, wordt in dat onderdeel EE voorgestelde
artikel 101, eerste lid “de artikelen 70 tot en met 74, tweede lid,”
vervangen door: de artikelen 70 tot en met 74, tweede lid, en 98, derde
lid.

	2. Indien artikel I, onderdeel EE, van deze wet eerder in werking is
getreden of treedt dan artikel II, onderdeel E, van het bij Koninklijke
boodschap ingediende voorstel van wet (Verzamelwet Verkeer en Waterstaat
2010) (32 403) komt artikel II, onderdeel E, van die wet als volgt te
luiden: 

E

	In artikel 101, eerste lid, wordt na “de artikelen 70 tot en met 74,
tweede lid,” ingevoegd: en 98, derde lid,.     

ARTIKEL IVB

	1. Indien artikel II, onderdeel G, van de Wet van 16 december 2010 tot
wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op
de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG,
2007/59/EG, 2008/57/EG en 2009/110/EG (Stb. 2011, 218) eerder in werking
is getreden of treedt, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking
treedt als artikel I, onderdeel FF, van deze wet, komt artikel I,
onderdeel FF, van deze wet als volgt te luiden: 

FF

	In artikel 105, tweede lid, wordt “de artikelen 19a, tweede, vijfde
en zevende lid, 56, eerste lid, 59, eerste lid, 94, eerste lid, en 96,
eerste lid,” vervangen door: artikel 19a, tweede, vijfde en zevende
lid.  

	2. Indien artikel I, onderdeel FF, van deze wet eerder in werking is
getreden of treedt dan artikel II, onderdeel G, van de Wet van 16
december 2010 tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer
2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de
richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2009/110/EG (Stb.
2011, 218) komt artikel I, onderdeel G, van die wet als volgt te luiden:


G

	Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd: 

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 

	2. In afwijking van het eerste lid is voor beroepen tegen besluiten op
grond van artikel 19a, tweede, vijfde, en zevende lid, de rechtbank
Rotterdam bevoegd.  

ARTIKEL IVC

	Indien artikel III, tweede lid, van de Wet van 16 december 2010 tot
wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op
de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG,
2007/59/EG, 2008/57/EG en 2009/110/EG (Stb. 2011, 218) eerder in werking
is getreden of treedt, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking
treedt als artikel III van deze wet, wordt in de in artikel III van deze
wet voorgestelde zinsnede in artikel 1, onder 4°, van de Wet op de
economische delicten met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000
“19,” vervangen door: 19, eerste en tweede lid, 19a, tiende lid,. 

ARTIKEL V

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,