[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32403 NR Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende aard, van de Wet personenvervoer 2000 ten aanzien van het openbaar-vervoerverbod en enkele technische wijzigingen, van de Wet advies en overleg verkeer en waterstaat in verband met wijzigingen in de vorm waarin betrokkenen en organisaties bij het beleidsproces worden betrokken, alsmede wijziging van de Wet op de economische delicten, de Wet luchtvaart, de Binnenvaartwet, de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot, de Wet belastingen op milieugrondslag, de Waterwet, de Invoeringswet Waterwet, de Waterschapswet en de Crisis- en herstelwet op enkele punten van technische aard (Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 2010)

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende aard, van de Wet personenvervoer 2000 ten aanzien van het openbaar-vervoerverbod en enkele technische wijzigingen, van de Wet advies en overleg verkeer en waterstaat in verband met wijzigingen in de vorm waarin betrokkenen en organisaties bij het beleidsproces worden betrokken, alsmede wijziging van de Wet op de economische delicten, de Wet luchtvaart, de Binnenvaartwet, de Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot, de Wet belastingen op milieugrondslag, de Waterwet, de Invoeringswet Waterwet, de Waterschapswet en de Crisis- en herstelwet op enkele punten van technische aard (Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 2010)

Nader rapport

Nummer: 2010D24859, datum: 2010-06-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2010Z09159:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)












Datum	1 juni 2010

Nummer	CEND/HJDZ-2010/633 sector AWW

Onderwerp	Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging
van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende
aard, van de Wet personenvervoer 2000 ten aanzien van het
openbaar-vervoerverbod en enkele technische wijzigingen, van de Wet
advies en overleg verkeer en waterstaat in verband met wijzigingen in de
vorm waarin betrokkenen en organisaties bij het beleidsproces worden
betrokken, alsmede wijziging van de Wet op de economische delicten, de
Wet luchtvaart, de Binnenvaartwet, de Wet capaciteitsbeheersing
binnenvaartvloot, de Wet belastingen op milieugrondslag, de Waterwet, de
Invoeringswet Waterwet, de Waterschapswet en de Crisis- en  herstelwet
op enkele punten van technische aard (Verzamelwet Verkeer en Waterstaat
2010)

Bijlage(n)	diverse  DOCPROPERTY bijlage   





	

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 3 februari
2010, nr. 10.000273, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te
doen toekomen. Dit advies, gedateerd 1 april 2010, nr. W09.10.0034/IV
bied ik U hierbij aan.

De Raad van State kan zich met het voorstel van wet verenigen, maar
maakt een opmerking over de duur van het openbaar-vervoerverbod, die
hieronder zal worden besproken.

1. Op grond van artikel 98 van de Wet personenvervoer 2000 (hierna:
Wp2000) kan een openbaar-vervoerverbod aan een reiziger worden opgelegd
indien deze persoon de orde, rust of veiligheid heeft verstoord. Het
wetsvoorstel verbiedt het handelen in strijd met een dergelijk
vervoerverbod en bepaalt dat overtreding daarvan strafrechtelijk kan
worden gehandhaafd.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld over de duur van een openbaar-vervoerverbod. Blijkens de memorie
van toelichting is er voor gekozen om vooralsnog geen regels te stellen
en de praktijk per geval te laten bepalen wat een redelijke duur is voor
het openbaar-vervoerverbod. 

De Raad acht het noodzakelijk om in elk geval regels te stellen over de
maximale duur van het openbaar-vervoerverbod dat strafrechtelijk wordt
gehandhaafd, niet alleen uit hoofde van het legaliteitsbeginsel maar ook
omwille van de rechtszekerheid. In dit kader acht de Raad de keuze om
vooralsnog geen regels te stellen over de duur van een
openbaar-vervoerverbod niet wenselijk. Gelet op het vorenstaande
adviseert de Raad in artikel 98 van de Wp2000 te bepalen dat bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de
duur van een openbaar vervoerverbod.

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State merkt het kabinet
op dat  het legaliteitsbeginsel in het kader van het onderhavige
wetsvoorstel niet op zichzelf leidt tot de noodzaak om bij algemene
maatregel van bestuur nadere regels te stellen over de maximale duur van
het reisverbod in het openbaar vervoer. Met het onderhavige
wetswijziging wordt voorgesteld om bij het opleggen van een reisverbod
in het openbaar vervoer ook strafrechtelijke sanctionering mogelijk te
maken in plaats van slechts een boete tot nu toe. Aan het juridische
principe van het legaliteitsbeginsel dat inhoudt dat van tevoren bekend
moet zijn in de wet welke straf wordt opgelegd bij een overtreding en
dat precies genoeg is geformuleerd om welke straf het gaat wordt daarbij
voldaan met de reeds bestaande bepalingen van de Wp2000. 

Op dit moment is strafrechtelijke sanctionering van het overtreden van
verplichtingen van reizigers geregeld in artikel 101 van de Wp2000. Er
is op dit moment reeds een strafrechtelijke sanctie opgenomen in de wet.
Door het wetsvoorstel wordt deze strafrechtelijke sanctie ook toepasbaar
bij een reisverbod.

De Wet personenvervoer 2000, zoals die na de inwerkingtreding van het
onderhavige voorstel van wet zal luiden, zal wettelijk aangeven welke
straf kan worden opgelegd en hoe hoog die straf maximaal kan zijn.
Hierdoor is naar het oordeel van het kabinet voldaan aan het
legaliteitsbeginsel, ook ten aanzien van de strafrechtelijke
sanctionering van een reisverbod.

Voor zover het gaat om het reisverbod is op dit moment ook niet bepaald
dat een reisverbod aan een maximum is gebonden. Het wetsvoorstel brengt
wat dat betreft geen verandering in de bestaande situatie, maar voegt
alleen de mogelijkheid toe om strafrechtelijk te sanctioneren.

Voor zover het het advies van de Raad betreft om bij algemene maatregel
van bestuur de maximale duur van een reisverbod te bepalen, het
volgende. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid heeft het kabinet
begrip voor het doel om zoveel mogelijk vooraf duidelijkheid te scheppen
over wat een overtreder van een reisverbod te wachten staat. Dit kan een
belangrijke reden zijn voor het stellen van nadere regels.

Het kabinet acht het echter niet wenselijk om dit op dit moment te doen
ten aanzien van het openbaar vervoerverbod, aangezien het te betwijfelen
valt of het bepalen van de maximumduur van een verbod in het openbaar
vervoer de rechtszekerheid daadwerkelijk vergroot ten opzichte van de
huidige situatie. In de eerste plaats is in de praktijk nog onduidelijk
welke maximumduur daadwerkelijk als redelijk zal worden geaccepteerd. De
duur van een reisverbod hangt in veel gevallen samen met de aard van de
andere overtredingen. Een reisverbod wegens agressiviteit of vernieling
heeft een andere oorzaak dan bijvoorbeeld een reisverbod naar aanleiding
van mishandeling. Hierbij komt nog dat als iemand bijvoorbeeld tevens
strafrechtelijk is veroordeeld wegens die mishandeling, dat een
additioneel reisverbod niet altijd proportioneel is, tenzij in de duur
van het verbod rekening gehouden is met het feit dat (deels) reeds
sanctionering heeft plaatsgevonden, ook al zou dat reisverbod op
zichzelf binnen een maximumduur vallen, die bij algemene maatregel van
bestuur is bepaald.

Bij het bovenstaande dient in ogenschouw te worden genomen dat het
vastleggen van een maximum bij algemene maatregel van bestuur als
automatisme geen logische stap is in de context van het openbaar
vervoer. Een openbaar-vervoerverbod wordt namelijk door de
opsporingsambtenaren van de OV-bedrijven zelf in samenwerking met de
politie opgelegd. In sommige gevallen hebben OV-bedrijven in samenspraak
met de politie zelf richtlijnen over de duur van een reisverbod
ontwikkeld in relatie tot de zwaarte van de overtreding. 

Het kabinet sluit overigens geenszins uit dat het naar aanleiding van
bijvoorbeeld ontwikkelingen in de jurisprudentie of de praktijk in een
later stadium zinvol is om deze praktijk of jurisprudentie in nadere
regelgeving vast te leggen. Het kabinet geeft dan ook in zoverre gevolg
aan het advies van de Raad van State dat in de memorie toelichting
nadere verheldering is aangebracht voor de keuze om vooralsnog niet bij
algemene maatregel van bestuur een maximumduur van een reisverbod in het
openbaar vervoer nader te bepalen.

2. De redactionele opmerkingen van de Raad zijn overgenomen.

3. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt het wetsvoorstel op een aantal
punten aan te passen:

a. Er is een ontwerp-wijziging van artikel 160 van de Wegenverkeerswet
1994 (hierna: WvW 1994) toegevoegd. Daarmee wordt mogelijk gemaakt dat
opsporingsambtenaren van bestuurders hun gehandicaptenparkeerkaart of
vervoerskaart voor gehandicapten, zoals een OV-begeleiderspas, Valyspas
of WMO-vervoerspas, ter inzage kunnen vorderen. Dit sluit aan bij het
voornemen om via een wijziging van het RVV 1990 mogelijk te maken dat
bestuurders van bepaalde voertuigen, die beschikken over een van die
kaarten, op het trottoir of op het voetpad mogen rijden. Het plan is dat
het daarbij in ieder geval zal gaan om Segways en andere door de
Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen bijzondere snorfietsen
waarvoor geen Europese typegoedkeuring vereist is. De aanpassing van
artikel 160 van de WvW 1994 zorgt ervoor dat opsporingsambtenaren erop
kunnen toezien dat slechts daartoe gerechtigde bestuurders het trottoir
en het voetpad gebruiken.

b. Abusievelijk was verzuimd om overtreding van artikel 66e WvW 1994
(verbod op het zich ten onrechte voordoen als erkenningshouder voor
exportdienstverlening) toe te voegen aan de artikelen waarvan
overtreding op grond van artikel 177 wordt gestraft met een geldboete
van de derde categorie (artikel I, het nieuw ingevoegde onderdeel H).

c. In de Binnenvaartwet is een verwijzing naar verouderde nummering van
de Awb vernummerd naar de huidige nummering (artikel V, onderdeel B).

d. De Waterwet wordt op een ondergeschikt punt gewijzigd in artikel IX.
De wijziging is van technische aard en herstelt een omissie. Deze
wijziging leidt ertoe dat in artikel 3.6, eerste lid, van de Waterwet,
niet alleen het waterschap wordt genoemd, maar elke beheerder van een
oppervlaktewaterlichaam.

e. In de Invoeringswet Waterwet wordt de tekst van artikel 2.12 op
enkele punten verduidelijkt en wordt in artikel 2.25 een redactionele
fout gecorrigeerd (artikel X).

f. De artikelen 122c  en 122h van de Waterschapswet worden gewijzigd
(artikel XI). De wijzigingen houden verband met de aanstaande
inwerkingtreding van de Drinkwaterwet (Stb. 2009, 370) en de
gelijktijdige intrekking van de Waterleidingwet. De Drinkwaterwet
vervangt het begrip leidingwater door het binnen de Europese Unie meer
ingeburgerde begrip drinkwater. Daarnaast onderscheidt de Drinkwaterwet,
anders dan de Waterleidingwet, ‘warm tapwater’, dat niet begrepen is
in de definitie van drinkwater. Als gevolg hiervan moet bij de in
artikel 122h, tweede lid, voorgeschreven wijze voor het bepalen van de
vervuilingswaarde worden uitgegaan van zowel de hoeveelheid drinkwater
als de hoeveelheid warm tapwater die is afgenomen.

g. In de redactie van artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet is
onbedoeld geen rekening gehouden met de binnen afzienbare tijd te
verwachten inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo). Dit artikel wordt om die reden aangepast. 

h. In de aan de Raad aangeboden tekst werd er van uitgegaan dat het
wetsvoorstel Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Kamerstukken
II 2009/10, 32 314, nrs. 1-3), waarin een vernummering plaats vond van
artikelen van de Wet advies en overleg verkeer en waterstaat en de
citeertitel van de Wet advies en overleg verkeer en waterstaat gewijzigd
werd, in werking zou zijn getreden voor dit wetsvoorstel. Vanwege de
demissionaire status van het kabinet zal parlementaire behandeling van
het wetsvoorstel Raad voor de leefomgeving en infrastructuur voorlopig
niet plaats vinden. Gelet daarop, zijn het opschrift, de toelichting en
de artikelen VI en VII van het verzamelwetsvoorstel aangepast, waarbij
is uitgegaan van de huidige nummering van de artikelen van de Wet advies
en overleg verkeer en waterstaat. 

i. Tot slot is wegens de vele wetten die met dit wetsvoorstel worden
gewijzigd besloten een citeertitel op te nemen, namelijk Verzamelwet
Verkeer en Waterstaat 2010 (artikel XVI).

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

	Artikelen 70 tot en met 74 van de Wp2000.

	De voorgestelde artikelen 98, derde lid, en 101, eerste lid, van de
Wp2000.

	Het voorgestelde artikel 98, tweede lid, van de Wp2000. 





	  DOCPROPERTY _pagina  _pagina    PAGE   \* MERGEFORMAT  1   
DOCPROPERTY _van  _van    NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  1 











Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  4 







  DOCPROPERTY _datum  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 

  DOCPROPERTY datum  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 

  DOCPROPERTY _nummervolg  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.


  DOCPROPERTY nummer-txt  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 





1

HOOFDDIRECTIE JURIDISCHE ZAKEN





Aan de Koningin

Nummer

  REF nummer  

CEND/HJDZ-2010/633 sector AWW