[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nader rapport inzake regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg)

Regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg)

Nader rapport

Nummer: 2010D25047, datum: 2010-06-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2010Z09145:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en
Vreemdelingenzaken

Directie Wetgeving

Sector straf- en sanctierecht

 

Schedeldoekshaven 100

2511 EX  Den Haag

Postbus 20301

2500 EH  Den Haag

www.justitie.nl

 

Contactpersoon

M.E. Damave

 

T  070 370 69 86

m.e.damave@minjus.nl

 

Registratienummer

5651778/10/6

 

  DOCPROPERTY referentiegegevens   



  DOCPROPERTY woordmerk   





  DOCPROPERTY rubricering   

  DOCPROPERTY _aankoningin  Aan de Koningin 







	  DOCPROPERTY _datum  Datum 	  DOCPROPERTY datum  27 mei 2010 

  DOCPROPERTY _onderwerp  Onderwerp 	  DOCPROPERTY onderwerp  Nader
rapport inzake het voorstel van wet houdende regels voor het kunnen
verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis
(Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg) 





Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 19 juli 
2009, no. 09.002013 machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtsstreeks aan mij
te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 november 2009, no.
W03.09.0310/II, bied ik U, mede namens mijn ambtgenoot van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, hierbij aan. 

1. Het is de Raad opgevallen dat er wijziging is aangebracht in de
volgorde van ondertekening van het wetsvoorstel in vergelijking tot de
onderteking van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen
(Wet bopz). Zowel bij de Wet bopz als het onderhavige wetsvoorstel is
sprake van een gezamenlijke ondertekening. Met de gezamenlijke
ondertekening wordt de gedeelde ministeriële verantwoordelijkheid tot
uitdrukking gebracht voor de wettelijke regeling van geestelijke
gezondheidszorg die niet in een vrijwillig kader plaatsvindt. De
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ondertekent vanwege zijn
ministeriële verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de zorg, de
patiënten en voor de uitvoering van de wettelijke regeling in de
praktijk van de geestelijke gezondheidszorg en het toezicht daarop. De
minister van Justitie ondertekent vanwege zijn algemene ministeriële
verantwoordelijkheid voor de bescherming van kwetsbare groepen in de
samenleving, de rechtmatigheid van vrijheidsbenemende en
vrijheidsbeperkende maatregelen, de bescherming van de privacy, de
bescherming van de veiligheid van de samenleving, alsmede vanwege zijn
ministeriële verantwoordelijkheid voor het rechtsbestel. De
totstandkoming van wetsvoorstellen op het terrein van de verplichte
geestelijke gezondheidszorg is en blijft een gezamenlijke
verantwoordelijkheid. Mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport en ik hebben echter wel de afspraak gemaakt om de
verantwoordelijkheden anders te beleggen dan nu het geval is, in die zin
dat de totstandkoming van de nieuwe wettelijke regeling primair de
verantwoordelijkheid van Justitie zal zijn, hoewel daar in
gezamenlijkheid aan wordt gewerkt. De implementatie en uitvoering van de
wet zal de primaire verantwoordelijkheid zijn van mijn ambtgenoot van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daar het hier niet om een
herverdeling van bevoegdheden gaat, zoals de Raad in zijn advies
veronderstelt, wordt het advies van de Raad om over de wijziging in de
onderteking een passage in de memorie van toelichting op te nemen, niet
gevolgd.   

2. Het advies van de Raad van State om in de memorie van toelichting in
te gaan op de samenhang met het wetsvoorstel tot wijziging van de
beginselenwetten in verband met de verruiming van de mogelijkheid tot
onvrijwillige geneeskundige behandeling is overgenomen. Paragraaf 15 van
de memorie van toelichting is aangevuld met een passage over samenhang
van dit wetsvoorstel en het onderhavige wetsvoorstel.    

 

3. 

a. Naar aanleiding van het advies van de Raad, is aan artikel 3:1 van
het wetsvoorstel een nieuw tweede lid toegevoegd, waarmee diegenen die
behoren tot de “geen bereidheid-geen bezwaar-groep” onder het bereik
van het wetsvoorstel worden gebracht. Tevens wordt in hoofdstuk 3 (bij
artikel 3:1) van de Hoofdstuksgewijze toelichting van de memorie van
toelichting ingegaan op de door de Raad aangegeven punten.

b. Het advies van de Raad in de memorie van toelichting in te gaan op de
zogenaamde “zorgwekkende zorgmijders” wordt gevolgd. In paragraaf 8
van de memorie van toelichting is de desbetreffende passage opgenomen.

c. De Raad adviseert in de memorie van toelichting nader in te gaan op
de groep verdachten en veroordeelden met een psychische stoornis aan wie
op grond van het wetsvoorstel verplichte zorg wordt verleend, alsmede op
de financiële consequenties van deze groep. In hoofdstuk 9 van de
Hoofdstuksgewijze toelichting van de memorie van toelichting is een
passage opgenomen, waarin aan deze groep in de door de Raad bedoelde zin
aandacht wordt besteed. 

4. Het advies van de Raad in de memorie van toelichting in verband met
de eis van voldoende mogelijkheden van zorg in te gaan op de kwaliteit
en de kwantiteit van de hulpverlening en van de investeringen die
daarvoor nodig zijn, is overgenomen door in hoofdstuk 2 van de
Hoofdstuksgewijze toelichting van de memorie van toelichting daarover
een passage op te nemen.

5. Naar aanleiding van het advies van de Raad met betrekking tot de 
vertegenwoordiger is artikel 2:4 aangepast.

6. In Hoofdstuk 3 van de Hoofdstuksgewijze toelichting is een passage
opgenomen, waarin op de door de Raad genoemde punten wordt ingegaan. 

7. Het advies van de Raad van State om de eis van informatieverschaffing
in een begrijpelijke taal in het wetsvoorstel op te nemen, is opgevolgd
door een nieuw artikel 2:7 in te voegen en aan artikel 5:13 een vierde
lid toe te voegen.

8. Artikel 5:11, eerste lid, is aangepast in de door de Raad
voorgestelde zin. 

9. Anders dan de Raad zijn wij van oordeel dat het wetsvoorstel de
waarborgen bevat waar artikel 27 van Aanbeveling 10 (2004) op ziet. Wij
wijzen hierbij in het bijzonder op artikel 2:1, derde lid, in combinatie
met de artikelen 8:3 tot en met 8:7 en de rechtsbescherming die het
wetsvoorstel biedt ten aanzien van de beslissingen die worden genomen
met betrekking tot de verplichte zorg. In paragraaf 15 van de memorie
van toelichting is een passage opgenomen, waarin wordt aangegeven op
welke wijze de waarborgen van artikel 27 in het wetsvoorstel zijn
vervat.  

10. Artikel 8:1 heeft betrekking op de tenuitvoerlegging van de
zorgmachtiging, en niet over de uitvoering van de zorgmachtiging. Bij de
tenuitvoerlegging gaat het er bijvoorbeeld om dat betrokkene naar de
instelling wordt gebracht waar de uitvoering van de zorgmachtiging
plaats kan vinden. Naar aanleiding van het advies van de Raad is artikel
8:1, derde lid, gewijzigd en is aan Hoofdstuk 8 van de hoofdstuksgewijze
toelichting een passage toegevoegd. 

11. In hoofdstuk 7 van de Hoofdstuksgewijze toelichting van de memorie
van toelichting is een passage opgenomen, waarin wordt ingegaan op het
advies van het Nederlands Genoorschap van Burgemeesters overeenkomstig
het advies van de Raad.

12. In navolging van het advies van de Raad is artikel 8:20 en de
daarbijbehorende toelichting aangepast. 

13.  Anders dan de Raad zijn wij van oordeel dat artikel 8:20 niet in de
door de Raad voorgestelde zin dient te worden aangepast.  Artikel 6 van
de Grondwet heeft directe werking. De geneesheer-directeur dient bij het
verbinden van voorwaarden aan de beslissing tot beëindiging van de
zorgmachtiging dit en andere grondrechten in acht te nemen. Dit geldt
evenzeer voor rechtstreeks geldende mensenrechten. 

14. 

a. Het advies van de Raad niet te spreken van klachten, klachtrecht,
klachtencommissie en klachtprocedure wordt niet gevolgd, omdat
aansluiting is gezocht bij de in de praktijk van de geestelijke
gezondheidszorg gehanteerde en ingeburgerde terminologie. Wel is voor de
duidelijkheid een passage toegevoegd aan hoofdstuk 10 van de
Hoofdstuksgewijze toelichting dat de klachtprocedure van hoofdstuk 10
moet worden onderscheiden van de algemene klachtregeling van de Wet
klachtrecht cliënten zorgsector.

b. Anders dan de Raad zijn wij van oordeel dat niet dient te worden
voorzien in een procedure van klachtrecht. De Wet klachtrecht clienten
zorgsector bevat een voor alle zorgaanbieders geldende regeling voor een
procedure van klachtrecht. Deze regeling geldt ook voor zorgaanbieders
die verplichte zorg verlenen, zodat reeds in een dergelijke voorziening
van klachtrecht is voorzien.  

15. 

a. Het voorstel van de Raad is overgenomen met de aanpassing van de
artikelen 14:3 en 14:4.

b. Vanwege het feit dat personen met een zorgmachtiging ook andere
delicten kunnen plegen die een risico op schade of gevaar voor anderen
kunnen opleveren, zoals bijvoorbeeld brandstichting, wordt het advies de
toepassing van opsporingsbevoegdheden te beperken tot gewelds- of
zedendelicten niet overgenomen.

c. Met de aanpassing van artikel 14:4 is het advies van de Raad
opgevolgd.

16. Het advies van de Raad is overgenomen door in het wetsvoorstel een
nieuw artikel 17:1 in te voegen. 

17.  In hoofdstuk 6 van het algemene deel van de memorie van toelichting
is een passage opgenomen over de implementatie van het wetsvoorstel en
de voorlichting aan patiënten en hulpverleners. 

18. De eerste, tweede, derde, vijfde, zevende en achtste redactionele
kanttekeningen van de Raad van State zijn verwerkt. De vierde en de
zesde redactionele kanttekening zijn niet verwerkt, omdat er bewust voor
is gekozen geen limitatieve lijst van verzoekers in het wetsvoorstel op
te nemen. Bij de verwerking van de negende kanttekening wordt er van
uitgegaan dat de Raad beoogt op te merken dat een behandelplan dat is
opgesteld vóór de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel
gelijk wordt gesteld met een zorgplan, als bedoeld in artikel 5:8 van
het wetsvoorstel. In die zin is artikel 16:2, derde lid, aangepast. 

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in het wetsvoorstel en
de memorie van toelichting enkele redactionele aanpassingen te plegen en
de familievertrouwenspersoon in de geestelijke gezondheidszorg te
introduceren, door een nieuw hoofdstuk 12 in te voegen.

Ik moge U, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de
gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

  DOCPROPERTY ondertekening   



  DOCPROPERTY rubriceringvolg   



	  DOCPROPERTY rubricering   	  DOCPROPERTY _pagina  Pagina    PAGE   \*
MERGEFORMAT  2    DOCPROPERTY _van  van    SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT
 4 





	  DOCPROPERTY rubricering   	  if   NUMPAGES  4  = "1" "" " 
DOCPROPERTY _pagina  Pagina    PAGE  1    DOCPROPERTY _van  van   
NUMPAGES  4 " Pagina 1 van 4 





  DOCPROPERTY directoraatvolg  Directoraat-Generaal Wetgeving,
Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

   DOCPROPERTY directoraatnaamvolg  Directie Wetgeving

   DOCPROPERTY onderdeelvolg  Sector straf- en sanctierecht  
DOCPROPERTY directieregel   

 

  DOCPROPERTY _datum  Datum 

  DOCPROPERTY datum  27 mei 2010 

  DOCPROPERTY _onskenmerk   

  DOCPROPERTY onskenmerk   





  DOCPROPERTY rubricering