Preview document (🔗 origineel)

---

No.W03.10.0120/II	's-Gravenhage, 28 april 2010

Bij Kabinetsmissive van 14 april 2010, no.10.001011, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van
State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot
wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de normering van de
vergoeding voor kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, met
memorie van toelichting.

Het voorstel van wet geeft de Raad van State geen aanleiding tot het
maken van inhoudelijke opmerkingen. 

Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies
behorende bijlage.

De Raad geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de
Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Gelet op artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op
de Raad van State, is het college van oordeel dat openbaarmaking van dit
advies achterwege dient te blijven. 

De waarnemend Vice-President 

van de Raad van State,

(get.) Van DijkBijlage bij het advies van de Raad van State betreffende
no.W03.10.0120/II met redactionele kanttekeningen die de Raad in
overweging geeft.

Artikel 96 lid 2 onder c en lid 3 (nieuw) van Boek 6 van het Burgerlijk
Wetboek ter wille van de duidelijkheid verdelen over meerdere leden en
herformuleren, omdat "deze kosten" in de voorgestelde bepaling zowel kan
slaan op de "redelijke kosten", als op "de kosten onder b en c." 
Daarbij kan worden gedacht aan de volgende formulering:

2. Als vermogensschade komen mede voor vergoeding in aanmerking

a. (..)

b. (..)

c. redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte.

3. Het tweede lid onder c is niet van toepassing indien aanspraak
bestaat op vergoeding van proceskosten krachtens artikel 241 van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.        

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld voor de vergoeding van kosten als bedoeld in lid 2 onder c. Van
deze regels kan niet ten nadele van de schuldeiser worden afgeweken. In
dit geval mist artikel 241 van het Wetboek van Burgerlijke 
Rechtsvordering toepassing.

Artikel II, onderdelen A en B in het licht van het vorenstaande
aanpassen. 

 PAGE    

  PAGE  2 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........