[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32343, bijgewerkt t/m nr. 8 (2e NvW d.d. 28 september 2010)

Wijziging van de Mijnbouwwet in verband met implementatie van richtlijn nr. 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PbEG L 140) en van Ospar Decision 2007/2 on the storage of carbon dioxide streams in geological formations

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2010D30817, datum: 2010-09-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z04871:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 8 (2e NvW d.d. 28 september 2010)



32 343	Wijziging van de Mijnbouwwet in verband met implementatie van
richtlijn nr. 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23
april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot
wijziging van richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de richtlijnen
2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en
verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad
(PbEG L 140) en van Ospar Decision 2007/2 on the storage of carbon
dioxide streams in geological formations



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de
Mijnbouwwet regels op te nemen in verband met de implementatie van
richtlijn nr. 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23
april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot
wijziging van richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de richtlijnen
2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en
verordening (EG) nr. 1013/2006 (PbEG L 140) van het Europees Parlement
en de Raad en van Ospar Decision 2007/2 on the storage of carbon dioxide
streams in geological formations;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Aan artikel 1 worden onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel p door een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd,
luidende:

	q. opsporen van CO2-opslagcomplexen: onderzoek naar opslagcomplexen met
gebruikmaking van een boorgat of door het verrichten van proeven met
injectie van CO2 om het opslagvoorkomen te karakteriseren;

	r. opsporingsvergunning van CO2-opslagcomplexen: een vergunning voor
het opsporen van CO2-opslagcomplexen;

	s. CO2-opslagcomplex: opslagvoorkomen voor CO2 en de omringende
geologische gebieden die een weerslag kunnen hebben op de algehele
integriteit van de opslag en de veiligheid ervan;

	t. opslagvoorkomen: een voorkomen dat gebruikt wordt voor opslag;

	u. permanent opslaan van CO2: permanent opslaan van CO2 en stoffen die
daarmee in directe samenhang worden opgeslagen met uitzondering van
opslag van CO2 voor onderzoeks- of ontwikkelingsdoeleinden of voor het
beproeven van nieuwe producten en procedés indien de geplande
opslagcapaciteit minder is dan 100 kiloton.

B

	In artikel 4 worden na de zinsneden “een vergunning voor” ingevoegd
“het opsporen van CO2-opslagcomplexen,” en “in de ondergrond”
ingevoegd “CO2 opslagcomplexen opspoort,”.

C

	In artikel 5 wordt na de zinsnede “uitgevoerd ten behoeve van”
ingevoegd: het opsporen van CO2-opslagcomplexen,.

D

	Het opschrift van Hoofdstuk 2 komt te luiden:

HOOFDSTUK 2. VERGUNNINGEN VOOR OPSPOREN EN WINNEN VAN DELFSTOFFEN EN
AARDWARMTE

E

	Het opschrift van Hoofdstuk 3 komt te luiden:

HOOFDSTUK 3. VERGUNNINGEN VOOR HET OPSLAAN VAN STOFFEN EN VOOR HET
OPSPOREN VAN CO2-OPSLAGCOMPLEXEN

F

	Na het opschrift van hoofdstuk 3 wordt een paragraafopschrift ingevoegd
luidende:

§ 3.1. Algemene bepalingen

G

	Artikel 25, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister:

	a. stoffen op te slaan;

	b. CO2-opslagcomplexen op te sporen.

H

	Aan artikel 26 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt een vergunning voor
het permanent opslaan van CO2 of een vergunning voor opsporen van
CO2-opslagcomplexen niet verleend voor zover de vergunning bij de
inwerkingtreding ervan zou gaan gelden voor een CO2-opslagcomplex
waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning als bedoeld in artikel 6
of 25 geldt, ongeacht wie de houder van de desbetreffende vergunning is.

 

I

	Onder vernummering van artikel 26a tot artikel 26b wordt een nieuw
artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 26a

	1. Onverminderd artikel 26, zesde lid, wordt de houder van een
vergunning voor het opsporen van CO2-opslagcomplexen die met
gebruikmaking van die vergunning de geschiktheid van een voorkomen voor
permanent opslaan van CO2 heeft aangetoond, op zijn aanvraag, ingediend
gedurende de geldingsduur van die vergunning, een opslagvergunning voor
het aangetoonde opslagvoorkomen verleend.

	2. Het eerste lid geldt niet, indien weigering van de opslagvergunning,
bedoeld in het eerste lid, gerechtvaardigd wordt door één van de in
artikel 27 genoemde gronden.

	3. Indien een aanvraag als bedoeld in het eerste lid is ingediend,
blijft de vergunning voor het opsporen van CO2-opslagcomplexen, voor
zover deze betrekking heeft op het aangevraagde opslagvoorkomen,
tenminste gelden tot het tijdstip waarop de beschikking waarbij op de
aanvraag wordt beslist onherroepelijk wordt. Indien een vergunning voor
permanent opslaan van CO2 wordt verleend, vervalt op het tijdstip waarop
de beschikking onherroepelijk wordt, voor het gebied waarvoor de
opslagvergunning geldt, de vergunning voor opsporen van
CO2-opslagcomplexen. Voor zover hierdoor voorschriften vervallen die nog
niet zijn uitgewerkt, gaan zij gelden als voorschriften die zijn
verbonden aan de opslagvergunning.

J

	Artikel 26b wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid, tweede volzin, wordt na “artikel 17”
ingevoegd: dan wel, indien het permanent opslaan van CO2 betreft, van
het bepaalde in artikel 31c, derde tot en met vijfde lid.

	2. In het vierde lid wordt de punt na onderdeel b vervangen door een
puntkomma en worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

	c. een aanvraag voor een gebied waarvoor op grond van artikel 26, zesde
lid, geen vergunning zal kunnen worden verleend;

	d. een aanvraag voor een vergunning voor permanent opslaan van CO2
waarop artikel 26a van toepassing is.

	3. Een nieuw lid wordt toegevoegd luidende:

	5. Het eerste tot en met het vierde lid, onderdeel a en c, is van
overeenkomstige toepassing op een aanvraag voor een vergunning voor
opsporen van CO2- opslagcomplexen.

K

	Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

	2. Na het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

	3. Onverminderd artikel 26 wordt een vergunning voor permanent opslaan
van CO2 geweigerd indien:

	a. bij opslag onder de voorgestelde exploitatievoorwaarden een
significant risico van lekkage bestaat of significante milieu- of
gezondheidsrisico’s bestaan;

	b. door verlening van de vergunning zich in dezelfde hydraulische
eenheid meer dan één opslagvoorkomen zou gaan bevinden en de
potentiële drukinteracties zodanig zijn dat beide voorkomens niet
tegelijk aan de eisen van veiligheid kunnen voldoen.

		3. In het vierde lid wordt “het eerste en tweede lid” vervangen
door: het eerste, tweede en derde lid.

L

	In artikel 28 wordt na “In een opslagvergunning” ingevoegd: anders
dan een vergunning voor permanent opslaan van CO2.

M

	Aan artikel 29 wordt een lid toegevoegd luidende:

	3. In afwijking van het tweede lid kunnen aan een vergunning voor
permanent opslaan van CO2 ook beperkingen en voorschriften als bedoeld
in artikel 31d, eerste lid, worden verbonden.

N

	Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “artikel 29, tweede lid,” vervangen
door: artikel 29, tweede en derde lid,.

	2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt na het
tweede lid een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

	3. Onverminderd het eerste lid kan Onze Minister ook op grond van
artikel 31h een vergunning voor permanent opslaan van CO2 wijzigen of
intrekken.

O

	Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding  “1.” geplaatst.

	2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	2. In afwijking van het eerste lid zijn op vergunningen voor permanent
opslaan van CO2 uitsluitend de artikelen 14 en 22 van overeenkomstige
toepassing.

	3. Ten aanzien van een vergunning voor opsporen van CO2-opslagcomplexen
zijn de artikelen 9, eerste tot en met derde lid, 11, tweede, derde en
vierde lid, 12, 13, tweede lid, 14, 17, 18 met dien verstande dat voor
andere “andere delfstoffen” wordt gelezen “andere stoffen”, 19,
20 met dien verstande dat in het eerste lid, tweede volzin, voor
“Artikel 7, tweede lid” wordt gelezen “Artikel 26, zesde lid”,
21, eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, en 22 van
overeenkomstige toepassing.

P

	Onder vernummering van artikel 32 tot artikel 31a wordt na artikel 31a
een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§3.2. Aanvullende bepalingen omtrent het permanent opslaan van CO2

Artikel 31b

	Een aanvraag om een vergunning voor permanent opslaan van CO2 omvat ten
minste de volgende onderwerpen:

	a. het tijdvak van injectie van CO2 en de omvang van het
vergunningsgebied,

	b. een karakterisering van het opslagvoorkomen en het opslagcomplex en
een beoordeling van de verwachte veiligheid van de opslag,

	c. de technische en financiële mogelijkheden van de aanvrager,

	d. de totale hoeveelheid CO2 die zal worden opgeslagen,

	e. de toekomstige bronnen van CO2 en transportmethoden,

	f. de samenstelling van de CO2-stroom,

	g. de maximum toelaatbare snelheid en druk bij injectie van CO2 en de
maximaal toelaatbare druk van de opgeslagen CO2,

	h. de ligging van het voorkomen waar CO2 zal worden opgeslagen,

	i. risicobeheer,

	j. monitoring,

	k. afsluiting,

	l. corrigerende maatregelen,

	m. bodembeweging, en

	n. een omschrijving van de financiële zekerheid of een gelijkwaardige
voorziening die gesteld zal worden en een bewijs dat deze rechtsgeldig
en daadwerkelijk wordt gesteld voordat met de opslag van CO2 wordt
aangevangen.

Artikel 31c

	1. Onze Minister zendt een aanvraag om een vergunning voor permanent
opslaan van CO2 die voldoet aan artikel 31b met de daarbij behorende
stukken binnen een maand na de ontvangst daarvan aan de Europese
Commissie.

	2. Onze Minister zendt het ontwerp van een vergunning voor permanent
opslaan van CO2 met de daarbij behorende stukken voor advies aan de
Europese Commissie binnen zes maanden:

	a. na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 26b, derde lid, of

	b. na ontvangst van de aanvraag om de vergunning indien artikel 26a,
eerste lid, van toepassing is.

	3. Onze Minister neemt een besluit op een aanvraag binnen uiterlijk
tien maanden na de ontvangst van de aanvraag.

	4. Onze Minister kan de termijnen, genoemd in het tweede en derde lid,
eenmaal met ten hoogste zes maanden verlengen.

	5. Van een beschikking tot verlening van een vergunning wordt
mededeling gedaan in de Staatscourant.

	6. Onze Minister zendt afschrift van het besluit omtrent de aanvraag
ter kennisneming naar de Europese Commissie. Een afwijking van het
advies, bedoeld in het tweede lid, wordt met redenen omkleed.

Artikel 31d

	1. Een vergunning voor permanent opslaan van CO2 omvat ten minste de
volgende onderwerpen:

	a. het tijdvak van injectie van CO2 en het gebied,

	b. de ligging en begrenzing van het opslagvoorkomen en het gebied van
het opslagcomplex,

	c. gegevens met betrekking tot de hydraulische eenheid,

	d. voorschriften voor het opslagproces,

	e. de totale hoeveelheid CO2 die overeenkomstig de vergunning ten
hoogste kan worden opgeslagen,

	f. de grenswaarden van de druk van de opgeslagen CO2,

	g. de maximum toelaatbare snelheid en druk bij injectie van CO2 en de
maximaal toelaatbare druk van het opgeslagen CO2,

	h. risicobeheer,

	i. monitoring,

	j. afsluiting,

	k. corrigerende maatregelen,

	l. bodembeweging,

	m. de samenstelling van de CO2-stroom die wordt opgeslagen met inbegrip
van stoffen die worden toegevoegd ten behoeve van de monitoring en de
controle van CO2-migratie, en

	n. het bedrag aan financiële zekerheid of een gelijkwaardige
voorziening.

	2. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met uitzondering van
artikel 3:18 is van toepassing op de voorbereiding van het besluit over
een vergunning voor permanent opslaan van CO2, voor zover de opslag niet
geschiedt in het continentaal plat of onder de territoriale zee in een
opslagvoorkomen dat is gelegen aan de zeezijde van de in de bijlage bij
deze wet vastgelegde lijn. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht
door een ieder. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is niet
van toepassing indien het een besluit betreft inzake wijziging van een
besluit omtrent een vergunning als bedoeld in het eerste lid.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent het
eerste lid regels worden gesteld.

Artikel 31e

	1. Een houder van een vergunning voor permanent opslaan voor  CO2 of,
indien de vergunning door meerdere personen wordt gehouden, een
aangewezen persoon als bedoeld in artikel 22 stelt Onze Minister in
kennis van de geplande wijzigingen van de exploitatie van het
opslagvoorkomen en de injectiefaciliteiten met bijbehorende bovengrondse
voorzieningen.

	2. Op een aanvraag van de houder van een vergunning voor permanent
opslaan van CO2 om wijziging van een of meer onderdelen van een
verleende vergunning is artikel 31d, eerste lid, voor zover relevant van
toepassing.

Artikel 31f

	1. Een houder van een vergunning voor permanent opslaan voor  CO2 of,
indien de vergunning door meerdere personen wordt gehouden, een
aangewezen persoon als bedoeld in artikel 22 houdt in een register bij
de hoeveelheden en kenmerken van de geleverde, opgeslagen en weggelekte
CO2-stromen met inbegrip van hun samenstelling.

	2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de
inrichting van het register.

Artikel 31g

	1. De houder van een vergunning voor permanent opslaan voor  CO2 of,
indien de vergunning door meerdere personen wordt gehouden, een
aangewezen persoon als bedoeld in artikel 22 verstrekt ten minste elk
jaar aan Onze Minister de volgende gegevens:

	a. de resultaten van de monitoring van de opgeslagen CO2 met vermelding
van de gebruikte technologie,

	b. de hoeveelheden en kenmerken van de geleverde en opgeslagen
CO2-stromen met vermelding van de samenstelling van deze stromen,

	c. het bewijs dat financiële zekerheid of een gelijkwaardige
voorziening is gesteld en aangehouden, en

	d. andere gegevens die Onze Minister van belang acht voor het
beoordelen van de belangen genoemd in artikel 27, eerste lid, onderdelen
a, b en c, en derde lid, onderdeel b, en voor het vergroten van de
kennis van het CO2-gedrag in het opslagvoorkomen.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld omtrent de gegevens, bedoeld in het eerste lid, en tijdstip van
verstrekking.

Artikel 31h

	1. Onze Minister wijzigt waar nodig een vergunning voor permanent
opslaan van CO2 of trekt deze in:

	a. na kennis te hebben genomen van lekkages of significante
onregelmatigheden,

	b. indien blijkt dat de vergunningsvoorwaarden niet worden nageleefd of
dat er risico is op lekkages of significante onregelmatigheden,

	c. indien dit noodzakelijk blijkt op basis van de meest recente
wetenschappelijke bevindingen en technologische vooruitgang, of

	d. indien de gestelde financiële zekerheid of een gelijkwaardige
voorziening onvoldoende blijkt te zijn.

	2. Beoordeling van de vergunning vindt plaats nadat een periode van
vijf jaar na de verlening van de vergunning is verstreken en vervolgens
om de tien jaar.

Artikel 31i

	1. Een houder van een vergunning voor permanent opslaan voor  CO2 of,
indien de vergunning door meerdere personen wordt gehouden, een
aangewezen persoon als bedoeld in artikel 22 sluit een opslagvoorkomen
af en verwijdert de injectiefaciliteiten met de bijbehorende
bovengrondse voorzieningen indien opslag van CO2 overeenkomstig de
voorschriften van zijn vergunning is beëindigd.

	2. Alvorens te beginnen met de afsluiting van het opslagvoorkomen en de
verwijdering van de injectiefaciliteiten met de bijbehorende
bovengrondse voorzieningen dient de houder of de aangewezen persoon,
bedoeld in het eerste lid, een geactualiseerde versie van de documenten,
bedoeld in artikel 31d, eerste lid, onderdelen h tot en met l, bij Onze
Minister in.

	3. De houder of de aangewezen persoon, bedoeld in het eerste lid, vangt
niet eerder aan met de afsluiting dan nadat Onze Minister met de
geactualiseerde versies heeft ingestemd.

Artikel 31j

	1. Onze Minister trekt een vergunning voor permanent opslaan van CO2 op
eigen beweging of op verzoek van de vergunninghouder in indien:

	a. door de houder van een vergunning voor permanent opslaan voor  CO2
of, indien de vergunning door meerdere personen wordt gehouden, een
aangewezen persoon als bedoeld in artikel 22 schriftelijk is aangetoond
dat het opgeslagen CO2 volledig en permanent ingesloten blijft,

	b. het opslagvoorkomen is afgesloten en de injectiefaciliteiten met de
bijbehorende bovengrondse voorzieningen zijn verwijderd,

	c. na het tijdstip waarop het opslagvoorkomen is afgesloten en de
bijbehorende bovengrondse voorzieningen en injectiefaciliteiten zijn
verwijderd een periode van tenminste 20 jaar is verstreken of zoveel
korter of langer als naar het oordeel van Onze Minister, gelet op
onderdeel a, verantwoord is, en

	d. de houder, bedoeld in onderdeel a, hem een financiële bijdrage ter
beschikking heeft gesteld waarmee de voorziene kosten, doch ten minste
de geraamde monitoringskosten gedurende een periode van 30 jaar,
ingaande op het tijdstip van intrekking worden gedekt.

	2. Op het document, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en een
besluit als bedoeld in het eerste lid zijn de artikelen artikel 31c en
31d, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent het
eerste lid regels gesteld.

Artikel 31k

	1. Met ingang van het tijdstip waarop een vergunning ingevolge artikel
31j is ingetrokken, is Onze Minister belast met:

	a. monitoring,

	b. corrigerende maatregelen en

	c. de preventieve en herstelmaatregelen, bedoeld in de artikelen 17.12
en 17.13 van de Wet milieubeheer.

	2. Indien na het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, lekkages van CO2
plaatsvinden:

	a. meldt Onze Minister de lekkages aan de Nederlandse emissieautoriteit
en

	b. levert Onze Minister voor 1 mei van het daarop volgende kalenderjaar
ten minste een aantal broeikasgasemissierechten als bedoeld in artikel
1:1 van de Wet milieubeheer in, dat overeenkomt met de hoeveelheid van
de emissie ten gevolge van de lekkages.

	3. Met ingang van het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, vervalt de
verplichting de gestelde financiële zekerheid of een gelijkwaardige
voorziening aan te houden.

	4. De monitoring betreft het niveau waarop lekkages of significante
onregelmatigheden kunnen worden vastgesteld. Indien significante
onregelmatigheden of dreiging daarvan worden vastgesteld, intensiveert
Onze Minister de monitoring.

	5. Onze Minister verhaalt de kosten die samenhangen met het eerste lid
en zijn ontstaan na intrekking van de vergunning op de voormalige houder
van een vergunning voor permanent opslaan voor  CO2 of, indien de
vergunning door meerdere personen wordt gehouden, een aangewezen persoon
als bedoeld in artikel 22 voor zover hij niet zorgvuldig heeft gehandeld
in de periode voorafgaande aan de intrekking van de opslagvergunning.

	6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent het
eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid regels worden opgesteld.

Artikel 31l

	1. Indien Onze Minister ingevolge artikel 31h, eerste lid, een
vergunning intrekt, zet hij de werkzaamheden met betrekking tot opslag
voort in overeenstemming met de voorschriften die verbonden zijn aan de
vergunning en artikel 31f, totdat hij opnieuw een vergunning voor
permanent opslaan van CO2 heeft verleend.

	2. Indien in afwijking van het eerste lid geen nieuwe vergunning wordt
verleend sluit Onze Minister het opslagvoorkomen af en verwijdert de
injectiefaciliteiten met de bijbehorende bovengrondse voorzieningen in
overeenstemming met de voorschriften van de vergunning.

	3. Indien het eerste dan wel tweede lid toepassing vindt, actualiseert
Onze Minister zo nodig de documenten, bedoeld in artikel 31d, eerste
lid, onderdelen h tot en met l.

	4. De kosten die Onze Minister bij toepassing van het eerste tot en met
derde lid maakt of heeft gemaakt, verhaalt hij op de voormalige houder
van een vergunning voor permanent opslaan voor  CO2 of, indien de
vergunning door meerdere personen wordt gehouden, een aangewezen persoon
als bedoeld in artikel 22. Indien geen verhaal mogelijk is, verhaalt
Onze Minister de kosten op de door de voormalige vergunninghouder
gestelde financiële zekerheid of een gelijkwaardige voorziening.

	5. Onze Minister stelt in de periode die aanvangt met de intrekking van
een vergunning de financiële zekerheid of een gelijkwaardige
voorziening periodiek bij.

	6. De door de voormalige vergunninghouder gestelde financiële
zekerheid of een gelijkwaardige voorziening vervalt wanneer alle
beschikbare gegevens naar het oordeel van Onze Minister aantonen dat het
opgeslagen CO2 volledig en permanent ingesloten blijft na betaling van
de kosten, bedoeld in het vierde lid, die nog niet door de voormalige
houder of de aangewezen persoon, bedoeld in het vierde lid, zijn
betaald, en de kosten die Onze Minister naar redelijke verwachting
gedurende een aansluitende periode van 30 jaar zal moeten maken,
waaronder kosten van monitoring.

	7. Indien de kosten als bedoeld in het zesde lid meer bedragen dan de
financiële zekerheid of een gelijkwaardige voorziening verhaalt Onze
Minister deze meerdere kosten op de voormalige houder of aangewezen
persoon.

	8. Indien het eerste of tweede lid van toepassing is, is Onze Minister
belast met het inleveren van rechten als bedoeld in artikel 31k, tweede
lid.

Artikel 31m

	Onze Minister houdt een register bij van de verleende vergunningen voor
permanent opslaan van CO2 en het afgesloten opslagvoorkomen en
omliggende opslagcomplexen inclusief informatie aan de hand waarvan kan
worden beoordeeld of de opgeslagen CO2 volledig en permanent ingesloten
is.

Artikel 31n

	Onze Minister draagt er zorg voor dat de milieu-informatie over
permanent opslaan van CO2 voor een ieder toegankelijk is. Artikel 10 van
de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32

	1. Een houder van een vergunning voor permanent opslaan voor  CO2 of,
indien de vergunning door meerdere personen wordt gehouden, een
aangewezen persoon als bedoeld in artikel 22 en een exploitant van een
transportnetwerk zijn verplicht op voorwaarden die redelijk, transparant
en niet-discriminerend zijn voor degene die daarom verzoekt CO2 in zijn
opslagvoorkomen op te slaan respectievelijk door zijn transportnetwerk
te transporteren.

	2. Een houder en een exploitant als bedoeld in de eerste volzin kunnen
het verzoek om opslag of transport weigeren op grond van een gebrek aan
capaciteit, verbindingsmogelijkheden of onverenigbaarheid van technische
specificaties.

	3. Beroep op een gebrek aan capaciteit of verbindingsmogelijkheden kan
niet worden gedaan indien de houder en de exploitant het gebrek kunnen
opheffen met het uitvoeren van de nodige capaciteitsverhogende
werkzaamheden voor zover dit economisch verantwoord is of de verzoeker
bereid is de werkzaamheden te betalen en de uit te voeren werkzaamheden
geen negatief effect hebben op de milieuveiligheid van het transport en
de opslag van CO2.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld omtrent het eerste lid.

Q

	Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Het eerste lid blijft buiten toepassing voor zover hoofdstuk 3,
paragraaf 3.2, toepassing vindt.

Qa

	In artikel 39a wordt na “opslagplan” ingevoegd: als bedoeld in
artikel 39.

R

[vervallen]

S

	Aan artikel 47, wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. In afwijking van het tweede lid rust de door Onze Minister te
stellen zekerheid als bedoeld in het eerste lid op de houder van een
vergunning voor permanent opslaan van CO2 of, indien de vergunning door
meerdere personen wordt gehouden, een aangewezen persoon als bedoeld in
artikel 22.

Sa

	Aan artikel 49, eerste lid, wordt na onderdeel f, onder vervanging van
de punt in een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

	g. de stoffen die samen met CO2, worden getransporteerd en opgeslagen.

T

	Aan artikel 114 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. De commissie brengt aan Onze Minister advies uit omtrent
bodembeweging als bedoeld artikel 31b, onderdeel m.

U

	Aan artikel 124 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Onze Minister zendt aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen
om de drie jaar een verslag over het register, bedoeld in artikel 31m,
en andere door de Commissie opgevraagde informatie.

V

	Artikel 127 wordt gewijzigd als volgt:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. De inspecteur-generaal der mijnen stelt na elke inspectie, verricht
in het kader van paragraaf 3.2 een verslag op over de naleving van de
voorschriften en de voorgeschreven maatregelen. Het verslag wordt ter
kennis gebracht van de betrokken houder van een vergunning voor
permanent opslaan voor  CO2 of, indien de vergunning door meerdere
personen wordt gehouden, een aangewezen persoon als bedoeld in artikel
22 en binnen twee maanden na de inspectie openbaar gemaakt.

ARTIKEL Ia

	In artikel 1, onder 2˚, van de Wet op de economische delicten wordt de
zinsnede met betrekking tot de Mijnbouwwet als volgt gewijzigd:

	1. “artikel 29, eerste lid” wordt vervangen door: artikel 29,
eerste en derde lid,.

	2. Na artikel 29, eerste en derde lid, wordt ingevoegd: 31d, eerste
lid, 31i,.

ARTIKEL II

	1. Op een vergunning voor permanent opslaan voor  CO2  die is verleend
voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft de
Mijnbouwwet zoals die gold voor dat tijdstip van toepassing tot 25 juni
2011.

	2. De houder van de vergunning, bedoeld in het eerste lid, of, indien
de vergunning door meerdere personen wordt gehouden, een aangewezen
persoon als bedoeld in artikel 22 van de Mijnbouwwet dient binnen vier
weken na de inwerkingtreding van deze wet bij Onze Minister een aanvraag
in tot aanpassing van zijn vergunning aan de voorschriften van de
Mijnbouwwet.

	3. De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, bevat gegevens als bedoeld
in artikel 31b van de Mijnbouwwet.

	4. Onze Minister past al dan niet ambtshalve de vergunning na ontvangst
van de aanvraag zodanig aan dat deze met ingang van 25 juni 2011 in
overeenstemming is met de voorschriften, gesteld bij of krachtens de
Mijnbouwwet. Van het besluit wordt mededeling gedaan in de
Staatscourant.

ARTIKEL III

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Economische Zaken,

 PAGE    

 PAGE   10