Reactie op een brief over uitleg van het beleid inzake ambtshalve vermindering van belastingaanslagen in relatie tot nieuwe jurisprudentie
Brief regering
Nummer: 2010D31005, datum: 2010-07-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.C. de Jager, minister van Financiƫn (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2010Z11439:
- Indiener: J.C. de Jager, minister van Financiƫn
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiƫn
- 2010-09-07 14:01: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-09-08 15:30: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2010-09-22 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 12 juli 2010 Naar aanleiding van de brief d.d. 14 april 2010 van de vaste commissie voor Financiƫn inzake J.B. te R. bericht ik u als volgt. Uit de brief begrijp ik dat uw commissie behoefte heeft aan een uitleg van het beleid inzake ambtshalve vermindering van belastingaanslagen in relatie tot nieuwe jurisprudentie. In het Besluit ambtshalve verminderen of teruggeven van 10 december 2009, nr. CPP2009/2461M, is dit beleid als volgt geformuleerd: Een arrest van de Hoge Raad dan wel een beleidsbesluit mijnerzijds waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van een vermindering of teruggaaf van belasting indien de belastingaanslag, de voldoening op aangifte of de afdracht op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop het arrest door de Hoge Raad is gewezen, onderscheidenlijk voor de dagtekening van het beleidsbesluit of andere schriftelijke aanwijzing, tenzij ik op dit punt een afwijkende regeling heb getroffen. Deze formulering komt overeen met het ook voordien reeds gevoerde beleid (Besluit van 25 maart 1991, nr. DB89/735: Voorschriften inzake het ambtshalve verlenen van verminderingen of teruggaven). Het beleid leidt er derhalve toe dat een belastingplichtige die ervan afziet om zelf rechtsmiddelen aan te wenden, waardoor de aanslag onherroepelijk komt vast te staan, achteraf niet in aanmerking komt voor ambtshalve vermindering op basis van de uitkomst van een procedure die door een ander gevoerd is. Deze bepaling is in het beleid opgenomen enerzijds om onvoorziene gevolgen van arresten van de Hoge Raad voor 's Rijks schatkist te beperken, anderzijds vanuit oogpunt van uitvoerbaarheid. Om deze redenen is het van belang dat de mogelijkheid van ambtshalve teruggave op enig moment een einde neemt. De minister van Financiƫn, J.C. de Jager