[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32467 NR inzake de Wet College voor de rechten van de mens

Wet College voor de rechten van de mens

Nader rapport

Nummer: 2010D32558, datum: 2010-08-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2010Z12056:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 april
2010, nr. 10.001108, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te
doen toekomen. Dit advies, gedateerd 16 juni 2010, nr. W04.10.0131/I
bied ik U hierbij aan. 

Naar aanleiding van het advies wordt het volgende opgemerkt. 

1. Wij zijn het eens met de Raad dat uit de wet en de memorie van
toelichting onterecht het beeld ontstaat dat het mensenrechteninstituut
een plaats krijgt binnen de Cgb, in plaats van andersom. De toelichting
is daarom gewijzigd, waardoor nu duidelijker naar voren komt dat de
intentie van het wetsvoorstel is om een mensenrechteninstituut op te
richten, waar de Commissie gelijke behandeling in opgaat. Bovendien is
verduidelijkt waarom de gekozen structuur voor het College voordelen met
zich brengt. Ook de aanhef van de wet is op dit punt aangepast. 

Daarnaast hebben wij een aantal wijzigingen aangebracht in de structuur
van het College, zoals een sterkere positie van de voorzitter en het
instellen van een Raad van advies. Wij zijn van mening dat het College
met deze structuur (vergelijkbaar met onder andere het
mensenrechteninstituut in Ierland) effectief zal zijn in het uitoefenen
van al zijn taken, zowel die op het brede mensenrechtenterrein als de
taak een oordeel te geven of er sprake is van onderscheid, zoals bedoeld
in de gelijke behandelingswetgeving. De Raad benoemt niet dat de
Commissie gelijke behandeling nu ook andere taken heeft dan enkel de
oordelende taak. Juist bij die taken (advisering, onderzoek,
samenwerking met maatschappelijke organisaties en nationale, Europese en
internationale instellingen) wordt inhoudelijke en procesmatige
meerwaarde verwacht van het overhevelen van de taken van de Cgb naar het
College voor de rechten van de mens. 

2a. Het advies over de woorden ā€œin het bijzonderā€ en ā€œop
onafhankelijke wijzeā€ is gevolgd, maar wel is de onafhankelijkheid van
het College expliciet vermeld in een nieuw artikel 4 (vergelijk artikel
52, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens). Ook al delen
wij de mening van de Raad dat deze bepaling slechts symbolische waarde
en juridisch geen betekenis heeft, omdat de onafhankelijkheid blijkt uit
een aantal institutionele bepalingen, is het behoud van deze bepaling
voor beoordeling van de wet door het Hoge Commissariaat voor de
Mensenrechten van de Verenigde Naties gewenst. 

2b. Het advies van de Raad is gevolgd voor wat betreft de Engelse
benaming van het College voor de rechten van de mens. In de toelichting
is opgenomen dat het College de naam ā€œNetherlands Institute for Human
Rightsā€ zal gebruiken. Voor de nationale herkenbaarheid gelden deze
argumenten niet, maar wij kiezen er bij nader inzien voor gelijke
behandeling uit de naam schrappen. De naam wordt dan ook College voor de
rechten van de mens. 

3.1a. Uit het rapport ā€œNational Human Rights Institutions in the EU
Member Statesā€ van het EU-grondrechtenagentschap, verschenen in mei
2010, blijkt dat er in de Europese Unie van de elf nationale
mensenrechteninstituten met de A-status zes commissies zijn, drie
ombudsmannen en twee instituten. Een commissiestructuur is te vinden in
Frankrijk, Luxemburg, Griekenland, Ierland, Noord-Ierland en het
Verenigd Koninkrijk. Alleen Denemarken en Duitsland kennen een
instituut. Anders dan de Raad suggereert is het daarom niet noodzakelijk
dat het mensenrechteninstituut een eenhoofdige leiding krijgt om een
centraal en goed herkenbaar aanspreekpunt te worden voor Nederlandse,
buitenlandse en internationale organisaties. 

Met de Raad zijn wij het eens dat het duidelijk moet zijn dat de
voorzitter van het College het gezicht naar buiten wordt. Bij optredens
in media en in internationale gremia zal de voorzitter dan ook het
College vertegenwoordigen. Daarom wordt voorgesteld hiervoor een
bepaling in de wet op te nemen (artikel 14, derde lid).

Het advies van de Raad om niet langer de eis te stellen dat de
voorzitter voldoet aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk
ambtenaar wordt deels overgenomen. Aangezien er niet voor gekozen wordt
een instituut op te richten met eenhoofdige leiding waarbinnen de
Commissie gelijke behandeling zich alleen bezig houdt met de oordelen,
kan de voorzitter zich ook met oordelen bezig houden. Ook het meeste
andere werk van het College zal een juridisch karakter hebben. Het ligt
daarom voor de hand dat in veel gevallen wordt gekozen voor een persoon
die voldoet aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk
ambtenaar. Het advies van de Raad heeft wel aanleiding gegeven te
bepalen dat in bijzondere gevallen het mogelijk is deze eis voor de
voorzitter los te laten. 

3.1b. Anders dan de Raad suggereert zal er na het tweede jaar, dus in
het derde jaar, de toereikendheid van de personele en materiƫle
middelen worden geƫvalueerd. De toelichting is op dit punt
verduidelijkt. 

3.1c. Anders dan de Raad stelt zijn er binnen de huidige Commissie
gelijke behandeling leden aangetrokken met een brede
mensenrechtenkennis. Zo is onder meer kennis aanwezig over het
migranten- en vreemdelingenrecht, rechten van vrouwen, kinderen en
etnische minderheden, gezondheidsrecht en van de terreinen waarop
mensenrechten in het bijzonder ingrijpen. Niet alle leden hoeven
bovendien fulltime te werken en er kunnen plaatsvervangende leden worden
aangetrokken, waardoor de kennis nog verder wordt verbreed. Daarnaast
zal ā€“ zoals de toelichting vermeldt ā€“ het College juist ook veel
gebruik maken van de kennis en expertise die aanwezig zijn bij andere
organisaties en instellingen en alleen daar waar lacunes zijn deze
opvullen. 

3.1d. De benoeming van de leden en plaatsvervangende leden is naar
aanleiding van de kritiek van de Raad aangepast. De leden en
plaatsvervangende leden zullen worden benoemd bij koninklijk besluit, op
voordracht van de Minister van Justitie. Aangezien de Minister van
Justitie verantwoordelijk wordt voor het beheer van het nieuwe College,
zal de verantwoordelijkheid voor de benoeming ook bij hem, en niet bij
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties komen te
liggen. 

Dit gebeurt in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad. In
dit verband is eveneens artikel 22 aangepast: het verslag van de
Minister van Binnenlandse Zaken over de werking in de praktijk van de
wet College voor de rechten van de mens, de Algemene wet gelijke
behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en artikel
646 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zal tevens de goedkeuring
behoeven van de ministerraad. 

Ten behoeve van de voordracht adviseert een wettelijk verankerde Raad
van advies de Minister. 

Wij kiezen er niet voor een raad van toezicht in te stellen. Het kabinet
acht het onwenselijk bij zelfstandig bestuursorganen aan een raad van
toezicht bevoegdheden toe te kennen die de Minister op grond van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen heeft ten opzichte van het
College. Dit geldt bijvoorbeeld voor bevoegdheden in het kader van
benoeming van leden van een zelfstandig bestuursorgaan en controle op de
begroting en het jaarplan. Bovendien lijkt het, gezien de wens het
aantal overheidsorganisaties niet uit te breiden en het beperkte budget,
niet wenselijk zowel een raad van advies als een raad van toezicht op te
richten en beide een rol te geven in de benoemingsprocedure. 

3.2. Het advies is gevolgd, behalve wat betreft de term commissie. De
term kamer is overgenomen uit artikel 11, tweede lid, van de Algemene
wet gelijke behandeling. 

4a. Besloten is het voorstel op de volgende punten aan te passen:

De benoeming van de leden (zie artikel 16) is onafhankelijker en
transparanter gemaakt door de onder 3.1d beschreven wijzigingen.
Daarnaast is bepaald dat vacatures openbaar worden gemaakt. Inderdaad
zou de Minister van Justitie kunnen weigeren het advies op te volgen,
maar gezien het brede draagvlak daarvan, ligt het in de rede dat hij
daar zeer terughoudend mee zal zijn. 

De benoeming van de medewerkers van het bureau komt bij het College te
liggen in plaats van bij de Minister van Justitie. Daarnaast is de
bepaling geschrapt dat het College zich kan doen bijstaan door daartoe
door de Minister van Justitie aangewezen ambtenaren (artikel 12, eerste
lid (oud)).

In de wet wordt niet langer bepaald dat het College een
bestuursreglement opstelt. Het College kan zelf een reglement opstellen
waarin wordt vastgelegd hoe de interne en externe samenwerking en
procedures verlopen, maar dit behoeft niet de goedkeuring van de
Minister.

Op het punt van de inlichtingenplicht is de toelichting aangevuld.

Wat betreft de financiƫle onafhankelijkheid van het College wijs ik
erop dat het budget van het College zichtbaar zal zijn in hoofdstuk 10
van de Justitiebegroting in het overzicht ZBO's en RWT's. Aangezien de
door het College ingediende ontwerpbegroting openbaar is, wordt
duidelijk wat het College zelf, op basis van zijn inzichten,
verwachtingen en ervaringen denkt dat zijn taakvervulling in een volgend
jaar zal gaan kosten. Aldus wordt de begrotingswetgever in staat gesteld
een goede en gedocumenteerde afweging te maken. 

4b. Aan het advies is gehoor gegeven door de instelling van een Raad van
advies, waarin onder andere maatschappelijke organisaties zitting hebben
en die de Minister een aanbeveling doet voor de benoeming van de
(plaatsvervangende) leden. 

4c. Naar aanleiding van het advies is de bepaling dat er bij de
benoeming gestreefd wordt naar diversiteit gewijzigd. 

Overeenkomstig het advies van de Raad heeft de Staat der Nederlanden
eind augustus 2010 advies ingewonnen bij de Hoge Commissaris voor de
Mensenrechten van de Verenigde Naties over de overeenstemming van het
voorstel met de Paris Principles. De Cgb heeft daarnaast informeel
advies gevraagd over de versie van het wetsvoorstel die in consultatie
is gegaan, toen de Cgb door de VN getoetst werd voor het behoud van de
B-status. Naar aanleiding van dit advies, half juni 2010 ontvangen, is
het voorstel op diverse punten aangepast. Een aantal opmerkingen van de
VN kwamen ook terug in het advies van de Raad, met name waar het gaat om
de onafhankelijkheid. Er zijn echter ook een aantal wijzigingen
doorgevoerd, die het resultaat zijn van het advies van de VN:

in artikel 3 is de taakomschrijving op een aantal punten aangepast,
evenals de toelichting. Een voorbeeld hiervan is te bepalen dat het
College activiteiten organiseert met maatschappelijke organisaties;

er is een bepaling toegevoegd over de openbaarheid en navolging van
adviezen, rapporten, aanbevelingen en onderzoek van het College (artikel
8); 

aan het wetsvoorstel is een bepaling toegevoegd dat de raad van advies
bij de aanbeveling voor de voordracht van leden, rekening houdt met het
vereiste van een deskundig en onafhankelijk college (artikel 16, tweede
lid);

artikel 22 is aangevuld, waardoor nauwkeuriger is bepaald welke
informatie het jaarverslag bevat en aan wie dit wordt gezonden. 

5. Het advies is gevolgd.

6.

a. De toelichting is aangevuld.

b. In het vierde lid van artikel 16 (nieuw) is verduidelijkt dat artikel
14, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen onverkort
geldt.

c. Het advies is gevolgd.

d. Het advies is gevolgd.

7. Het advies is gevolgd.

8. De redactionele kanttekeningen zijn overgenomen. 

9. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt artikel 14 van het Besluit
werkwijze Commissie gelijke behandeling over te hevelen naar het
voorstel van wet (artikel 7) en dit te verbreden naar het werkterrein
van het College. 

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt het voorstel van wet en de
memorie van toelichting op enkele ondergeschikte punten aan te passen. 

Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel
van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 

De Minister van Justitie, 

E.M.H. Hirsch Ballin

 European Agency for fundamental rights: National Human Rights
Institutions in the EU Member States, Strenghtening the fundamental
rights architecture in the EU I, p. 24,
http://fra.europa.eu/fraWebsite/research/publications/publications_per_y
ear/pub_national_hr_inst_en.htm

 Kamerstukken II 2008/09, 31 700 VII, nr. 95

  DOCPROPERTY  Datum_kop  \* MERGEFORMAT  Datum 

  DOCPROPERTY  Datum  \* MERGEFORMAT  23 augustus 2010 

  DOCPROPERTY  Kenmerk_kop  \* MERGEFORMAT  Kenmerk 

  DOCPROPERTY  Kenmerk  \* MERGEFORMAT  2010-0000564182 











  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   	 Pagina   PAGE   \*
MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  5 







  DOCPROPERTY  Directie  \* MERGEFORMAT  Directie Constitutionele Zaken
en Wetgeving 

  DOCPROPERTY  Onderdeel  \* MERGEFORMAT  Wetgeving Staatsinrichting en
Grondrechten 

  DOCPROPERTY  Bezoekadres  \* MERGEFORMAT  Schedeldoekshaven 200

2511 EZ  Den Haag 

  DOCPROPERTY  Postadres  \* MERGEFORMAT  Postbus 20011

2500 EA  Den Haag 

  DOCPROPERTY  InternetAdres  \* MERGEFORMAT  www.rijksoverheid.nl 

  DOCPROPERTY  Contactpersoon_kop  \* MERGEFORMAT  Contactpersoon 

  DOCPROPERTY  CPNaam  \* MERGEFORMAT  mw. mr. drs. S. de Lint  

  DOCPROPERTY  T_kop  \* MERGEFORMAT  T    DOCPROPERTY  CPTel  \*
MERGEFORMAT  070- 426 6183 

  DOCPROPERTY  CPEmail  \* MERGEFORMAT  sanne. lint@minbzk.nl 



  DOCPROPERTY  Kenmerk_kop  \* MERGEFORMAT  Kenmerk 

  DOCPROPERTY  Kenmerk  \* MERGEFORMAT  2010-0000564182 

  DOCPROPERTY  UwKenmerk_kop  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  UwKenmerk  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  Bijlagen_kop  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  AantalBijl  \* MERGEFORMAT   





  DOCPROPERTY  Retouradres_kop  \* MERGEFORMAT  > Retouradres   
DOCPROPERTY  Retouradres  \* MERGEFORMAT  Postbus 20011 2500 EA  Den
Haag 

  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  Aan  \* MERGEFORMAT  Aan de Koningin 



  DOCPROPERTY  Datum_kop  \* MERGEFORMAT  Datum 	  DOCPROPERTY  Datum 
\* MERGEFORMAT  23 augustus 2010 

  DOCPROPERTY  Onderwerp_kop  \* MERGEFORMAT  Betreft 			  DOCPROPERTY 
Onderwerp  \* MERGEFORMAT  Nader rapport inzake het voorstel van wet
houdende de oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet
College voor de rechten van de mens) 





  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   	 Pagina   PAGE   \*
MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  5