Nader rapport
Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Brief regering
Nummer: 2010D36976, datum: 2010-09-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.C. de Jager, minister van Financiën (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2010Z12717:
- Indiener: J.C. de Jager, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2010-09-14 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-09-21 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-09-23 14:00: Miljoenennota 2011 en de Macro Economische Verkenning (MEV) 2011 van het Centraal Planbureau (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Financiën
- 2010-09-28 15:30: Algemene Financiële Beschouwingen (incl. begroting Financiën (IXB) en Nationale Schuld (IXA) en slotwetten) (1e termijn Kamer) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2010-09-29 17:00: Algemene Financiële Beschouwingen (incl. begroting Financiën (IXB) en Nationale Schuld (IXA) en slotwetten) (rest) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2010-10-07 12:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2010-10-26 14:00: Debat over regeringsverklaring/Algemene Politieke Beschouwingen (1e termijn Kamer) (Plenair debat (overig)), TK
- 2010-10-27 11:00: Debat over regeringsverklaring/Algemene Politieke Beschouwingen (rest) (Plenair debat (overig)), TK
- 2011-11-17 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Nader rapport over de Ontwerp-Miljoenennota 2011 Blijkens de mededeling van de directeur van Uw Kabinet van 6 september 2010, nummer 10.002367, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van Raad van State haar advies betreffende bovengenoemde Ontwerp-Miljoenennota 2011 rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 13 september 2010, nr. W06.10.0373/III, bied ik u hierbij aan. De Ontwerp-Miljoenennota 2011 geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding tot het maken van een aantal inhoudelijke opmerkingen. De adviezen en suggesties van de Afdeling zullen hieronder stuk voor stuk worden besproken. Het kabinet wil echter beginnen met het uitspreken van zijn welgemeende waardering voor het Afdelingsadvies. 0 Algemeen De Afdeling onderkent in haar advies dat de Miljoenennota 2011 tot stand is gekomen onder een bijzonder gesternte, namelijk de demissionaire status van het zittende kabinet en de gelijktijdigheid met de gesprekken die moeten leiden tot de vorming van een nieuw kabinet. Voor het huidige kabinet betekent dit dat terughoudendheid betracht wordt bij de beleidsplannen over 2011. De Afdeling geeft aan een soortgelijke terughoudendheid te willen betrachten in haar advies, in afwachting van de presentatie van de beleidsvoornemens van het nieuwe kabinet voor de periode 2011-2015. Daarom gaat de Afdeling in dit Nader Rapport slechts kort in op de voor 2011 aangekondigde maatregelen. Het kabinet heeft hier begrip voor, zeker gegeven de nog altijd relevante, diepgravende en vooral op de lange termijn gerichte kanttekeningen die de Afdeling in het verleden heeft geplaatst bij de beleidsvoornemens van het kabinet. 1 Begroting voor 2011 In het jaar 2011 wordt een betekenisvolle stap gedaan in het terugdringen van het begrotingstekort, voor een belangrijk deel door de maatregelen van het kabinet. De Afdeling merkt terecht op dat de verbetering van het EMU-saldo aanmerkelijk sterker is dan waartoe ons land zich Europees heeft verplicht uit hoofde van het Stabiliteits- en Groeipact en de excessieve tekortprocedure, en dat Nederland zich zowel in termen van het (structurele) EMU-saldo als in termen van werkloosheid gunstig onderscheidt ten opzichte van het gemiddelde in het Eurogebied. De Afdeling geeft hierbij wel aan behoefte te hebben aan een nadere toelichting op het doorvoeren van een niet onaanzienlijk pakket aan lastenverlichtende maatregelen. Het kabinet heeft inderdaad een aantal lastenverlichtende maatregelen voorgesteld, zoals het verlagen van het tarief van de eerste en tweede schijf van de inkomstenbelasting en het verlagen van de premies voor het arbeidsongeschiktheidsfonds (aof). Deze maatregelen waren op zichzelf noodzakelijk om een sterke stijging van de lasten door hoger dan verwachte zorgpremies te voorkomen en op het uit het trendmatig begrotingsbeleid voortvloeiende kader voor de lastenontwikkeling te blijven dat het kabinet bij haar aantreden heeft afgesproken. Over het geheel bezien is de lastenontwikkeling van 2010 op 2011 nagenoeg vlak en in lijn met de lastenontwikkeling over de gehele kabinetsperiode zoals aangekondigd in de Miljoenennota 2010. Eén en ander fungeert daarmee volgens de vaste systematiek van automatische stabilisatie. Het kabinet heeft op deze vaste systematiek voor 2011 één uitzondering gemaakt. Voortvloeiend uit het Aanvullend Beleidskader, en ook toen reeds buiten de haken van de reguliere systematiek geplaatst, en de motie Koolmees waarnaar de Afdeling ook in voetnoot 6 verwijst, heeft het kabinet een pakket van 3,2 miljard voor verbetering van het EMU-saldo gevonden, waarvan 0,2 miljard wordt ingevuld door een lastenverzwaring via de tabaksaccijns. Deze leidt tot een overschrijding van het lastenkader met 0,2 miljard. Daarbij kan, los van de toepassing van het lastenkader waaraan het kabinet zich heeft verbonden, worden aangetekend dat het te sterk laten oplopen van de lasten niet zonder risico's is bij een pril herstel na een historisch zware crisis. Het consumentenvertrouwen is namelijk nog wankel, en burgers en bedrijven hebben voldoende financiële ruimte nodig om hun huishoudboekjes op orde te krijgen en daarmee de basis te leggen voor een hernieuwde groei van consumptie en investeringen, in 2011 en in latere jaren. 2 Structurele aanpassingen De Afdeling merkt met recht op dat Nederland een open en op handel georiënteerde economie is, en daarmee sterk afhankelijk van ontwikkelingen in de wereldeconomie. De onzekere toekomst van de wereldeconomie betekent daarmee ook dat het herstel in Nederland onzeker is. De Afdeling constateert bovendien dat de overheid, onder andere met de diverse garantieregelingen, grote risico's naar zich toe heeft gehaald en stelt verder dat uit de voorliggende Miljoenennota niet duidelijk wordt welke stappen gezet zullen worden ter vermindering van deze risico's. Het kabinet heeft in het licht van de crisis inderdaad een aantal garantieregelingen in het leven geroepen of uitgebreid. Dat was ook noodzakelijk gegeven de onrust op financiële markten en de woningmarkt. Het is eveneens duidelijk dat deze garanties op zijn minst weer afgebouwd moeten worden tot het niveau van vóór de crisis. Daarom heeft Nederland het als een van de eerste landen in Europa minder aantrekkelijk gemaakt voor financiële instellingen om met een overheidsgarantie te lenen op de kapitaalmarkt. Dit is gebeurd door het verhogen van de premie. In 2010 heeft nog geen van de instellingen gebruik gemaakt van de garanties. Dit geeft aan dat zij in staat zijn zich zelfstandig te financieren. Eind 2010 loopt de regeling voor overheidsgaranties voor financiële instellingen af. Een aantal garantieregelingen op het terrein van kredietverlening en woningmarkt is met één jaar verlengd tot eind 2011 onder aanscherping van de voorwaarden. Er is hierbij dus duidelijk sprake van een tijdelijke verlenging, met het oog op de nog vigerende onzekerheden en risico’s in sectoren waar het herstel vertraagd optreedt. Het is aan het nieuwe kabinet om verder afwegingen te maken rond de garantieregelingen, mede op basis van het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte hieromtrent. Verder merkt de Afdeling terecht op dat het in het licht van de vergrijzing noodzakelijk is te komen tot houdbare overheidsfinanciën, en dat zeker in economische betere jaren gestreefd zou moeten worden naar een overschot op de Rijksbegroting. Dit stelt de overheid in staat om ook in mindere economische jaren een stabiel beleid te voeren dat bijdraagt aan vertrouwen en rust bij burgers, bedrijven en instellingen. De Afdeling merkt ook op dat beleid gericht op structurele aanpassingen niet zal slagen door her en der enkele procenten van begrotingen af te schaven, dat duidelijkheid nodig is over omvang en tempo waarin hervormingen moeten worden gerealiseerd, dat gelet zou moeten worden op de verdeling van lasten en lusten tussen verschillende groepen en dat gevestigde belangen niet in de weg zouden moeten staan van maatschappelijk wenselijke hervormingen. De concrete invulling van dit beleid is, zoals de Afdeling zelf ook zegt, vooral een verantwoordelijkheid voor het nieuwe kabinet. Het kabinet tekent hierbij aan dat het nastreven van een structureel begrotingsevenwicht in 2015 al een forse inspanning zal vergen. Vanuit dat oogpunt is een verantwoorde fasering in het komen tot het gewenste begrotingsoverschot geen overbodige luxe. Het is aan het nieuwe kabinet om, voortbouwend op de door dit kabinet voorgestelde inspanningen, een goed evenwicht te vinden tussen de noodzaak op afzienbare termijn te komen tot een begrotingsoverschot enerzijds en het binnen de grenzen blijven van de economische en maatschappelijke spankracht anderzijds. Overigens zijn er ook maatregelen mogelijk die de komende kabinetsperiode beperkt budgettair gewin opleveren, maar wel een significante bijdrage leveren aan de lange termijn houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan maatregelen in de zorg en de oudedagsvoorziening. 3 Nederland en Europa De Nederlandse economie is sterk verweven met de Europese economie en ook onlosmakelijk verbonden met de wereldeconomie. De Afdeling merkt terecht op dat de kredietcrisis en de Europese schuldencrisis de internationale vervlechting en de lotsverbondenheid tussen economieën, zowel binnen Europa als binnen de wereld, pijnlijk duidelijk illustreren. Nederland is geraakt door de financiële crisis in de VS en kon zich niet veroorloven lijdzaam toe te zien toen de overheidsfinanciën in Griekenland fors verslechterden waardoor het vertrouwen in de euro onder druk kwam te staan en de financiële stabiliteit van het eurogebied in gevaar kwam. De Afdeling stelt hierbij dat het waarborgen van de stabiliteit van de Economische en Monetaire Unie vraagt om coördinatie van beleid, die niet beperkt kan blijven tot monetaire aangelegenheden, maar zich ook uit zou moeten strekken tot het sociaal-economische beleid. Ook zou beter gewaarborgd moeten worden dat alle lidstaten zich houden aan de gemaakte afspraken. Het kabinet onderschrijft het belang van een betere coördinatie van het economische beleid binnen Europa. Hierbij is het allereerst van belang dat landen zich houden aan bestaande regels en afspraken van het Stabiliteits- en Groeipact. In dit kader pleit Nederland binnen Europa voor een krachtigere handhaving van het pact, bijvoorbeeld voor het sneller en meer automatisch toepassen van sancties. Daarnaast zou de Europese aanpak van macro-economische onevenwichtigheden minder vrijblijvend moeten worden. De lidstaten zullen ook zelf hun begrotingsregels en –raamwerken moeten verbeteren via bijvoorbeeld het gebruik van, in Nederland reeds gehanteerde, meerjarige begrotingen en onafhankelijke ramingsautoriteiten. En tot slot zal Europa moeten nadenken voor een beter raamwerk voor crisisresolutie. Dit zijn allemaal punten die worden aangepakt in de werkgroep Van Rompuy, waar het kabinet de Kamer nader over zal informeren bij het openbaar worden van het eindrapport, dat in oktober wordt verwacht. De Afdeling stelt terecht dat Europa door samenwerking sterker is geworden en dat zeker Nederland daar doorgaans van heeft geprofiteerd. En deze samenwerking is inderdaad, zoals de Afdeling opmerkt, gebaseerd op een samenspel van verplichting en solidariteit. Daarbij tekent het kabinet aan dat ook het principe van subsidiariteit een belangrijk principe is in de verdeling van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen Europa en de lidstaten. Als het optreden van een individuele lidstaat gevolgen heeft voor andere lidstaten is een gecoördineerde aanpak van belang. Dat vraagt er wel om dat elke lidstaat zijn verantwoordelijkheid neemt. Nederland en enkele andere Europese lidstaten hebben in de afgelopen decennia belangrijke stappen genomen om de concurrentiekracht te versterken, de arbeidsmarkt flexibel te maken en de overheidsfinanciën op orde te brengen. Dat mag echter niet betekenen dat landen die deze vaak pijnlijke aanpassingen in onvoldoende mate hebben gemaakt al te makkelijk mogen leunen op de sterkere lidstaten. Dit herbergt namelijk het gevaar dat hervormingen uitblijven in de lidstaten die deze het hardste nodig hebben, waardoor een belangrijke oorzaak van de onevenwichtigheden binnen Europa blijft bestaan. Tegen deze achtergrond kan het kabinet de stelling van de Afdeling onderschrijven dat versterking van Europa juist ook in het welbegrepen eigen belang van Nederland is, binnen de brede grondslag die de samenwerking in Europa heeft. Ingevolge de door Uwe Majesteit bij besluit van 6 maart 1992, nummer 92.002038 verleende machtiging zal ondergetekende de begrotingsstukken voor het dienstjaar 2011 op dinsdag 21 september 2010 aanbieden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Hoogachtend, De minister van Financiën mr. drs. J.C. de Jager De heroverwegingsrapporten, de Studiegroep Begrotingsruimte en de Studiecommissie Belastingstelsel waarnaar de Afdeling in dit kader ook verwijst, bieden over de volle breedte van de begroting aangrijpingspunten. Directie Begrotingszaken Ons kenmerk BZ/ 2010/654 Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 5 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 5 Directie Begrotingszaken Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.minfin.nl Inlichtingen mw. A.K. Kindt T 070-3427146 F 070-3427946 a.k.kindt@minfin.nl Ons kenmerk BZ/ 2010/654 Uw brief (kenmerk) Bijlagen 1 > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Koningin Datum 16 september 2010 Betreft Nader rapport over de Ontwerp-Miljoenennota 2011 Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 5