[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

30645 Voorstel van wet van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Groot houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten ten behoeve van de rechtsbescherming met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus

Voorstel van wet van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Groot houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten ten behoeve van de rechtsbescherming met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus

Eindtekst

Nummer: 2010D37775, datum: 2010-09-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z02034:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer. Zij heeft 

Dezentjé Hamming-Bluemink 

en Groot  opgedragen het 

voorstel in die kamer te 

verdedigen

De Voorzitter,

28 september 2010



Voorstel van wet van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Groot
houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige
andere wetten ten behoeve van de rechtsbescherming met betrekking tot de
administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus PRIVATE  



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de
rechtsbescherming van belastingplichtigen met betrekking tot de
administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus te versterken;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal,

hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij
deze:

ARTIKEL I

	De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

	A. Artikel 25, derde lid, komt te luiden:

	3. Indien het bezwaar is gericht tegen een aanslag, een
navorderingsaanslag, een naheffingsaanslag of een beschikking, met
betrekking tot welke de vereiste aangifte niet is gedaan of

sprake is van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking als
bedoeld in artikel 52a, eerste lid, 

wordt bij de uitspraak op het bezwaarschrift de belastingaanslag of
beschikking gehandhaafd, tenzij is gebleken dat en in hoeverre die
belastingaanslag of beschikking onjuist is. 

De eerste volzin vindt geen toepassing voor zover het bezwaar is gericht
tegen een vergrijpboete. 

	B. Artikel 27e komt te luiden:

Artikel 27e

	1. Indien de vereiste aangifte niet is gedaan of sprake is van een
onherroepelijk geworden informatiebeschikking als bedoeld in artikel
52a, eerste lid, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, tenzij is
gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.

	2. Indien de rechtbank het beroep tegen een in artikel 52a, eerste lid,
bedoelde informatiebeschikking ongegrond verklaart, stelt de rechtbank
een nieuwe termijn voor het voldoen aan de in die beschikking bedoelde
verplichtingen, in situaties waarin daar nog gevolg aan kan worden
gegeven, tenzij sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van
procesrecht. 

	3. Dit artikel vindt geen toepassing voor zover het beroep is gericht
tegen een vergrijpboete. 

	C. Aan artikel 52 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	7. Ingeval een administratieplichtige een door de inspecteur op het
eerste lid gebaseerde verplichting is nagekomen maar van oordeel is dat
de verplichting onrechtmatig is opgelegd, kan hij verzoeken om
vergoeding van kosten die rechtstreeks verband houden met deze nakoming.
De inspecteur beslist op dat verzoek bij voor bezwaar vatbare
beschikking en kent een redelijke kostenvergoeding toe in geval van een
onrechtmatig opgelegde verplichting.

	D. Na artikel 52 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 52a

	1. Indien met betrekking tot een op te leggen aanslag,
navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking
niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge
artikel 41, 47, 47a, 49, 52, en, voor zover het verplichtingen van
administratieplichtigen betreft ten behoeve van de heffing van de
belasting waarvan de inhouding aan hen is opgedragen, aan de
verplichtingen ingevolge artikel 53, eerste, tweede en derde lid, kan de
inspecteur dit vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking
(informatiebeschikking). De inspecteur wijst in de informatiebeschikking
op artikel 25, derde lid. 

	2. De termijn voor de vaststelling van een aanslag, navorderingsaanslag
of naheffingsaanslag of het nemen van een beschikking wordt verlengd met
de periode tussen de bekendmaking van de met betrekking tot die
belastingaanslag of beschikking genomen informatiebeschikking waarin
wordt vastgesteld dat de belastingplichtige niet of niet volledig aan
zijn verplichtingen heeft voldaan en het moment waarop deze
informatiebeschikking onherroepelijk komt vast te staan of wordt
vernietigd.

	3. Indien de inspecteur een aanslag, navorderingsaanslag of
naheffingsaanslag vaststelt of een beschikking neemt voordat de met
betrekking tot die belastingaanslag of beschikking genomen
informatiebeschikking onherroepelijk is geworden, vervalt de
informatiebeschikking. 

	4. Dit artikel laat onverlet de mogelijkheid voor de inspecteur om een
procedure aanhangig te maken bij de burgerlijke rechter strekkende tot
een veroordeling tot nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit
deze wet op straffe van een dwangsom. 

	E. Aan artikel 53 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Ingeval een administratieplichtige een door de inspecteur op het
eerste lid, aanhef en onderdeel a, gebaseerde verplichting is nagekomen
maar van oordeel is dat de verplichting onrechtmatig is opgelegd, kan
hij verzoeken om vergoeding van kosten die rechtstreeks verband houden
met deze nakoming. De inspecteur beslist op dat verzoek bij voor bezwaar
vatbare beschikking en kent een redelijke kostenvergoeding toe in geval
van een onrechtmatig opgelegde verplichting.

ARTIKEL II

	Artikel 8:2 van de Algemene Douanewet wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “de artikelen 26a, 27, 27a en 27b”
vervangen door: de artikelen 25, derde lid, 26a, 27, 27a, 27b en 27e.

	2. Het zevende lid komt te luiden:

	7. Indien het bezwaar is gericht tegen een uitnodiging tot betaling of
een beschikking als bedoeld in het tweede lid, met betrekking tot welke:

	a. de vereiste aangifte niet is gedaan; of

	b. niet of niet volledig is voldaan aan een verzoek op de voet van
artikel 14 van het Communautair douanewetboek om gegevensdragers, of de
inhoud daarvan, voor raadpleging beschikbaar te stellen; of

	c. niet of niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge
artikel 1:32,

wordt bij de uitspraak op het bezwaarschrift de belastingaanslag of de
beschikking gehandhaafd, tenzij aannemelijk is dat het niet of niet
volledig voldoen aan genoemd verzoek of aan genoemde verplichtingen het
gevolg is van overmacht en tenzij is gebleken dat en in hoeverre de
belastingaanslag of de beschikking onjuist is.

De eerste volzin vindt geen toepassing voor zover het bezwaar is gericht
tegen een vergrijpboete.

	3. Onder vernummering van het achtste lid tot het negende lid wordt een
lid ingevoegd, luidende:

	8. Indien het beroep is gericht tegen een uitnodiging tot betaling of
een beschikking als bedoeld in het tweede lid, met betrekking tot welke:

	a. de vereiste aangifte niet is gedaan; of

	b. niet of niet volledig is voldaan aan een verzoek op de voet van
artikel 14 van het Communautair douanewetboek om gegevensdragers, of de
inhoud daarvan, voor raadpleging beschikbaar te stellen; of

	c. niet of niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge
artikel 1:32,

verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en
in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.

De eerste volzin vindt geen toepassing voor zover het bezwaar is gericht
tegen een vergrijpboete. 

ARTIKEL III

Vervallen

ARTIKEL IV

	Na artikel 62 van de Invorderingswet 1990 wordt een artikel ingevoegd,
luidende:

Artikel 62a

	1. Ingeval een persoon als bedoeld in de artikelen 58, eerste lid, 59,
eerste lid en 62, eerste lid, een door de ontvanger op een van die leden
gebaseerde verplichting is nagekomen maar van oordeel is dat de
verplichting onrechtmatig is opgelegd, kan hij verzoeken om vergoeding
van kosten die rechtstreeks verband houden met deze nakoming. De
ontvanger beslist op dat verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking en
kent een redelijke kostenvergoeding toe in geval van een onrechtmatig
opgelegde verplichting. 

	2. Op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie inzake de
in het eerste lid bedoelde beschikking is hoofdstuk V van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL V

Vervallen

ARTIKEL VI

Vervallen

ARTIKEL VII

Vervallen

ARTIKEL VIII

	In artikel 30, eerste lid, van de Wet waardering onroerende zaken wordt
na “51,” ingevoegd: 52a,.

ARTIKEL IX

	Onderdeel I, onder 1, van de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht
komt te luiden:

	1. Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49 en
62a. 

ARTIKEL X

	Onze Minister van Financiën zendt binnen vier jaar na inwerkingtreding
van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van deze wet in de praktijk. 

ARTIKEL XI

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Justitie,

 PAGE    

 PAGE   5