Voorstel van de PvdA-fractie voor de Toekomst- en Onderzoeksagenda Tweede Kamer 2011: Etnische registratie in de lokale praktijk
Brief lid / fractie
Nummer: 2010D38143, datum: 2010-10-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.R.V.A. Dijsselbloem, Tweede Kamerlid (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2010Z14080:
- Indiener: J.R.V.A. Dijsselbloem, Tweede Kamerlid
- Volgcommissie: commissie voor de Rijksuitgaven
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2010-10-07 11:30: Extra procedurevergadering WWI (Procedurevergadering), algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
- 2010-10-07 11:30: Extra procedurevergadering WWI (Procedurevergadering), algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
- 2010-10-28 10:00: Extra procedurevergadering WWI (Procedurevergadering), algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
- 2010-10-28 10:00: Extra procedurevergadering WWI (Procedurevergadering), algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
Preview document (🔗 origineel)
Onderzoeksvoorstel ´Etnische registratie in de lokale praktijk` Samenvatting Dit voorstel behelst een onderzoek naar de praktijk van etnische registratie bij gemeenten en organisaties en de vraag in hoeverre deze overeenkomt met het wettelijk kader op het gebied van etnische registratie. Juridisch kader De wetgever heeft registratie van etnische persoonsgegevens in beginsel verboden. Dit verbod is neergelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Op het verbod zijn enkele in de Wbp omschreven uitzonderingen mogelijk. Indien organisaties etnische gegevens willen registreren om bepaalde maatschappelijke problemen aan te pakken, dan zullen zij aan de strenge criteria van de uitzonderingsgronden in de wet moeten voldoen. De uitzonderingen op het verbod van registratie van etnische gegevens gelden voor enkele zeer specifieke doeleinden (zoals voorkeursbeleid). Daarnaast bepaalt de wet dat registratie van etniciteit toegestaan kan zijn als het noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang. In dat laatste geval is vereist dat de mogelijkheid tot registratie van etnische gegevens óf uitdrukkelijk wordt geregeld in een wet óf het College bescherming persoonsgegevens (CBP) voor het specifieke geval ontheffing heeft verleend. In alle gevallen moet eerst de vraag worden beantwoord of het probleem niet met andere, minder ingrijpende, middelen te bestrijden is. Actuele situatie Registratie van etniciteit staat momenteel volop in de belangstelling. In het politieke debat over de verbetering van integratie wordt verschillend geoordeeld over (on)zin en (on)wenselijkheid van etnische registratie. Recente berichten in de media laten zien dat bij gemeenten op zeer verschillende wijze wordt omgegaan met de registratie van bijzondere persoonsgegevens waaronder etniciteit. De laatste jaren wordt in sterkere mate weer beleid gevoerd gericht op specifieke problemen en achterstanden onder bepaalde minderheidsgroepen. Al ruimere tijd betreft dit de problematiek van Antilliaans/Nederlandse risicojongeren. In de afgelopen kabinetsperiode is een vergelijkbare samenwerking opgestart tussen Rijk en gemeenten bij de aanpak van Marokkaans Nederlandse risicojongeren. Tevens werd door het Rijk een beperkte bijdrage geleverd aan het samenwerkingsverband van zogenaamde ´Romagemeenten` met name gericht op het terugdringen van vroegtijdig schoolverlaten door Romameisjes. Dit doelgroepenbeleid nieuwe stijl maakt dat gemeenten vaker gegevens verzamelen op basis van etniciteit, al dan niet binnen de marges van de wet. Het College Bescherming Persoonsgegevens ziet toe op de naleving van wetten die het gebruik van persoonsgegevens regelen. Zij doet dit onder andere door advies, melding en toetsing, het verlenen van ontheffing, handhaving etc. De wijze waarop het CBP toeziet op de daadwerkelijke praktijk van het etnische registreren is onduidelijk. Lopend onderzoek Op verzoek van de Kamer heeft de Minister voor WWI in 2009 een quick scan laten uitvoeren in de vorm van een enquête onder circa 7 gemeenten naar de vraag in hoeverre zij etnisch registreren en in hoeverre zij daar behoefte aan hebben. De uitkomsten van deze beperkte steekproef gaven de Minister aanleiding een breder onderzoek onder 20, bij het landelijke doelgroepenbeleid betrokken gemeenten naar de feitelijke wijze van omgang met etnisch registreren. Dit onderzoek is na de val van het Kabinet stopgezet. Onderzoeksvragen Teneinde als controleur en medewetgever een goed beeld te krijgen van de verhouding tussen wet en werkelijkheid op het gebied van etnisch registreren is een eigen onderzoek door de Tweede Kamer van groot belang. De onderzoeksvragen, uiteraard verder uit te werken door de Parlementaire werkgroep die het onderzoek ter hand gaat nemen, laten zich als volgt ordenen: 1 In welke mate houden gemeenten, organisaties en hulpverleners zich aan de inhoudelijke en procedurele eisen van de wetgeving? Onderliggende vragen zijn: Hoe vaak, door wie en op welke wijze wordt etnisch geregistreerd? Voldoen de voorbeelden waar gebruik gemaakt wordt van een vorm van etnische registratie aan de uitzonderingen die de wet toestaan op het algemene verbod? En wordt voldaan aan de procedurele waarborgen zoals melding bij en ontheffing van het CBP? 2 Op welke wijze voert het College haar taken uit? Het gaat daarbij om haar voorlichtende taak, haar toetsende taak (meldingen, vermeende vrijstellingen, verleende ontheffingen), haar handhavende taak. Is zij reactief of proactief? Heeft zij voldoende middelen om haar taak adequaat uit te voeren? Is de wet effectief en uitvoerbaar, vanuit het perspectief van het CBP? 3 In hoeverre is de wet adequaat om enerzijds de zorgvuldige omgang met bijzondere persoonsgegevens te waarborgen en anderzijds overheden, organisaties en hulpverleners in staat te stellen maatwerk te bieden teneinde maatschappelijke problemen effectief aan te pakken? Onderliggende vragen zijn onder andere: Welke problemen en dilemma´s komen uitvoerders van beleid tegen? Hoe wordt daar mee om gegaan? Is de wet uitvoerbaar? Zou er eventueel behoefte zijn aan wijziging van de wet en zoja op welke wijze? Wijze van aanpak Een parlementaire werkgroep zou dit onderzoek ter hand moeten nemen. Gedacht kan worden aan het extern aanbesteden van het verkennende onderzoek naar de praktijk zoals verwoord onder hoofdvraag 1. Dit zou binnen 6 weken na de start van het onderzoek in concept gereed kunnen zijn. De werkgroep zou zelf het voortouw kunnen nemen bij de beantwoording van hoofdvragen 2 en 3. Het onderzoek naar hoofdvraag 2 kan deels parallel verlopen aan het externe onderzoek. In de tweede fase van het onderzoek zou de werkgroep zowel door een aantal lokale werkbezoeken als een aantal openbare hoorzittingen tot verdere verdieping en beantwoording van de derde hoofdvraag moeten komen. De totale tijdsplanning beslaat naar schatting 4 maanden.