[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32528 NR Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 i.v.m. verruiming van de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verruiming van de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht

Nader rapport

Nummer: 2010D38956, datum: 2010-10-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2010Z14385:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en
Vreemdelingenzaken

Directie Wetgeving

 

Schedeldoekshaven 100

2511 EX  Den Haag

Postbus 20301

2500 EH  Den Haag

www.rijksoverheid.nl/justitie

 

Contactpersoon

C.S. Valkenburg

 

T  070 370 69 53

c.s.valkenburg@minjus.nl

 	d

Registratienummer

5669771/10/6  	 

 

  DOCPROPERTY referentiegegevens   



  DOCPROPERTY woordmerk   





  DOCPROPERTY rubricering   

  DOCPROPERTY _aankoningin  Aan de Koningin 

	









  DOCPROPERTY _datum  Datum 	4 oktober 2010

  DOCPROPERTY _onderwerp  Onderwerp 	Nader rapport inzake het
wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met
verruiming van de bevoegdheden in het kader van het
vreemdelingentoezicht







Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 9 juli 2010,
nr. 10.001973, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen
toekomen. Dit advies, gedateerd 4 augustus 2010, nr. W03.10.0284/II,
bied ik U hierbij aan.

2a. Het advies van de Raad is gevolgd. In paragraaf 2 van de memorie van
toelichting is een beschrijving van het huidige wettelijke kader
opgenomen en is aangegeven hoe de rechtsbescherming tegen de uitoefening
van de toezichtsbevoegdheden is geregeld. Voorts is in paragraaf 3 van
de toelichting ingegaan op de noodzakelijkheid van het wetsvoorstel in
licht van de bestaande bevoegdheden. 

2b. Het advies van de Raad is niet gevolgd. Identiteitsonderzoek vormt
een essentieel element voor de processen binnen de vreemdelingenketen,
waaronder het terugkeerbeleid. Met de zinsnede “en de voorbereiding
van het vertrek van de vreemdeling” is niet bedoeld een doelbeperking
aan te geven. Alle in artikel 50 van de Vw2000 geregelde
onderzoeksbevoegdheden hebben tot doel de “vaststelling van de
identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie”. Hoewel
deze doelbeperking alleen in het eerste lid expliciet wordt vermeld ten
aanzien van de bevoegdheid tot staandehouding, kan uit de context worden
opgemaakt dat de doelbeperking geldt voor alle in de desbetreffende
paragraaf van hoofdstuk 4 van de wet geregelde bevoegdheden (artikelen
50 t/m 53 Vw2000 alsmede het voorgestelde artikel 53a). Het voorgestelde
artikel 59, vijfde lid, behelst onderzoek tijdens de periode van
vreemdelingenbewaring en is opgenomen in hoofdstuk 5 van de wet
(getiteld: vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen). Om
die reden is de doelbeperking van het “vaststellen van de identiteit,
nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie” expliciet opgenomen in
het voorgestelde vijfde lid. 

2c. De rechtmatigheid van de vreemdelingenrechtelijke staandehouding en
de toepassing van de overige bevoegdheden van hoofdstuk 4 van de Vw2000,
met inbegrip van de naleving van de Algemene wet op het binnentreden
(hierna: Awbi) en de Ambtsinstructie voor de politie, wordt door de
rechter beoordeeld in het kader van het beroep tegen de daarop gevolgde
vreemdelingenbewaring. Voor de bevoegdheid tot doorzoeking van de woning
van artikel 53a Vw2000 zal dit niet anders zijn. Als de rechter de
aanwending van de betreffende bevoegdheden onrechtmatig acht, wordt de
daarop gevolgde vreemdelingenbewaring onrechtmatig geacht indien de met
de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de
ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen (o.a. ABRvS 29
juni 2001, AB2001, 268, ABRvS 17 december 2004, JV 2005, 67,  Rb
’s-Gravenhage 30 november 2006, LJN: AZ4543 en 23 november 2007, LJN:
BB9947). Voor zover derden worden geraakt door de uitoefening van deze
bevoegdheden – hetgeen niet is uitgesloten bij het binnentreden in
ondernemingen of woningen en het doorzoeken ervan met het oog op
documenten die tot identificatie van de vreemdeling kunnen dienen –
geldt dat voor hen niet is voorzien in specifieke bestuursrechtelijke
rechtsbescherming. In het Nederlandse rechtssysteem kunnen zij zich ter
bescherming van hun rechten tot de burgerlijke rechter wenden met een
vordering op grond van art. 6:162 BW (onrechtmatige daad). Daarnaast
heeft eenieder het recht om gebruik te maken van wettelijke geregelde
klachtvoorzieningen om een oordeel te verkrijgen over de gedragingen van
de politie of de Koninklijke marechaussee. In dit verband zij benadrukt
dat bij het gebruik van de doorzoekingsbevoegdheid van 53a Vw 2000
altijd de waarborgen van voorafgaande machtiging, rapportage achteraf en
beperking van het gebruik van deze bevoegdheid tot de in de wet
omschreven gevallen, gelden. Paragraaf 2 van de toelichting is aangevuld
op dit punt. 

3a. De door de Raad gevraagde heroverweging leidt niet tot een ander
standpunt met betrekking tot de afgifte van de machtiging. Ingevolgde de
Awbi is voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de
bewoner een voorafgaande machtiging vereist. Bevoegd tot het afgeven van
een machtiging tot binnentreden zijn de advocaat-generaal bij het
gerechtshof, de officier van justitie en de hulpofficier van justitie en
– in bepaalde gevallen – de burgemeester (artikel 3 Awbi). In de
praktijk van het vreemdelingenrecht wordt de machtiging tot het
binnentreden in woningen ten behoeve van staandehouding ter vaststelling
van identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van een
vermoedelijk illegaal in Nederland verblijvende vreemdeling op grond van
artikel 53 van de Vw 2000 verleend door de hulpofficier van justitie.
Aan diezelfde hulpofficier van justitie plegen op het terrein van het
vreemdelingenrecht door de minister c.q. de korpschef in (onder)mandaat
bevoegdheden te worden toegekend tot het opleggen van
vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen (artikelen 5.1,
5.2 en 5.3 van het Vv 2000). Deze bevoegdheden zijn naar mijn oordeel
niet minder ingrijpend dan de thans voorstelde bevoegdheid om, na
eenmaal rechtmatig in de woning te zijn binnengetreden, ingeval de
identiteit van de staande gehouden vreemdeling niet onmiddellijk kan
worden vastgesteld, de woning te doorzoeken met het oog op in de wet
omschreven identiteitsdocumenten. De vergelijking van de Raad met de
Mededingingswet gaat in zoverre mank dat in de Mededingingswet opgenomen
regeling met betrekking tot het betreden en doorzoeken van woningen
voorvloeit uit het Europese mededingingsrecht waarin is bepaald dat een
door de Europese Commissie gelaste inspectie van de woning van
directeuren, bestuurders of andere personeelsleden van een onderneming,
niet kan worden uitgevoerd zonder voorafgaande toestemming van de
nationale rechterlijke instantie van de betrokken lidstaat (art. 21 van
de Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002
betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81
en 82 van het Verdrag). Ter implementatie hiervan vereist de
Mededingingswet voor het betreden en doorzoeken van een woning zonder
toestemming van de bewoner een voorafgaande machtiging van de
rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de
rechtbank Rotterdam en is het merendeel van de bepalingen van de Awbi
niet van toepassing verklaard. 

3b. Ik onderschrijf de opmerking van de Raad dat met behulp van nieuwe
technieken op termijn wellicht een machtiging – per telefoon –
denkbaar is die voor de betrokken personen meer controleerbare
waarborgen biedt (op scherm of papier zichtbaar maken, electronische
handtekening), dan het enkel aanwezig zijn bij een door een
politieambtenaar gevoerd telefoongesprek met degene die tot afgifte van
een machtiging tot doorzoeking is bevoegd (met opschriftstelling zo
spoedig mogelijk daarna). Ik laat het graag bij de constatering dat
artikel 53a, vierde lid, van het wetsvoorstel deze technisch meer
geavanceerde vorm van telefonische instemming niet uitsluit. Bovendien
hecht ik eraan op te merken dat de mogelijkheid van telefonische
instemming met een doorzoeking van de woning naar documenten die tot
identificatie van de vreemdeling kunnen dienen, niet de hoofdregel is,
maar een uitzondering die getroffen is voor een beperkt aantal gevallen.
De hoofdregel is, net als voor het binnentreden op de voet van artikel
53 Vw 2000, dat voor doorzoeking van de woning een voorafgaande
schriftelijke machtiging is vereist (artikel 3 Awbi jo. artikel 53b,
eerste lid, Vw 2000). 

4. De Raad acht het noodzakelijk dat de in artikel 53a, eerste lid, Vw
2000 voorgestelde bevoegdheid om na binnentreding en staandehouding in
de woning van een persoon van wie de identiteit niet onmiddellijk kan
worden vastgesteld onder bepaalde voorwaarden over te gaan tot
doorzoeking van de woning met het oog op in de wet omschreven
identiteitsdocumenten, gelet op de verstrekkendheid ervan, zoveel
mogelijk wordt ingekaderd in de wet. 

De Raad stelt daartoe een nadere clausulering van de bevoegdheid voor,
in die zin dat wordt bepaald dat tot doorzoeking alleen wordt
overgegaan, indien een redelijk vermoeden bestaat dat de vreemdeling de
woning waarin hij is staande gehouden gebruikt als woonruimte, tenzij
een redelijk vermoeden van de aanwezigheid van documenten de doorzoeking
reeds rechtvaardigt. 

Ik zie onvoldoende aanleiding voor een nadere clausulering van artikel
53a, eerste lid. Zoals in de toelichting is aangegeven zal de politie
bij het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner,
steeds een redelijk vermoeden moeten hebben dat aldaar een vreemdeling
verblijft die geen rechtmatig verblijf heeft (artikel 53). Voorts is
zowel voor binnentreden in een woning als voor een doorzoeking een
voorafgaande machtiging vereist (artikel 3 Awbi jo. artikel 53b, eerste
lid, Vw 2000). Dat onder omstandigheden ook de woning van een derde –
die niet mede de woning van de vreemdeling is – kan worden
binnengetreden, is niet uitgesloten, doch zal zich in de praktijk van
het vreemdelingenrecht niet snel voordoen. Bovendien is in de
artikelsgewijze toelichting aangegeven dat de huidige formulering van
artikel 53a, eerste lid, reeds tot de door de Raad en de Nederlandse
Orde van Advocaten voorgestane, genuanceerde benadering leidt.
Doorzoeking is immers slechts mogelijk “voor zover dat redelijkerwijs
noodzakelijk is” voor de tijdelijke inbewaringneming van reis- of
identiteitspapieren, dan wel andere documenten waaruit de identiteit van
de betrokken vreemdeling met een redelijke mate van zekerheid kan worden
afgeleid. Indien bij het binnentreden duidelijk is dat de vreemdeling de
woning waarin hij wordt aangetroffen niet (mede) bewoont, maar slechts
(voor korte tijd) op bezoek is, zal niet snel aanleiding bestaan om de
woning te doorzoeken naar op de vreemdeling betrekking hebbende
identiteitsdocumenten. Een nadere clausulering van de tekst van artikel
53a, eerste lid, is daarvoor niet nodig.    

5. De redactionele kanttekening is niet overgenomen. Of een vreemdeling
“werkzaam is” in de onderneming is lastiger te bewijzen dan of een
vreemdeling “werkend is aangetroffen”. Dit laatste kan naar
objectieve, feitelijke maatstaven worden vastgesteld. 

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de
gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie, 



  DOCPROPERTY rubriceringvolg   



	  DOCPROPERTY rubricering   	  DOCPROPERTY _pagina  Pagina    PAGE   \*
MERGEFORMAT  2    DOCPROPERTY _van  van    SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT
 4 





	  DOCPROPERTY rubricering   	  if   NUMPAGES  4  = "1" "" " 
DOCPROPERTY _pagina  Pagina    PAGE  1    DOCPROPERTY _van  van   
NUMPAGES  4 " Pagina 1 van 4 





  DOCPROPERTY directoraatvolg  Directoraat-Generaal Wetgeving,
Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

   DOCPROPERTY directoraatnaamvolg  Directie Wetgeving   DOCPROPERTY
onderdeelvolg     DOCPROPERTY directieregel   

 

  DOCPROPERTY _datum  Datum 

4 oktober 2010

  DOCPROPERTY _onskenmerk   

  DOCPROPERTY onskenmerk   





  DOCPROPERTY rubricering