32538 NR inzake de Kaderwet veteranen
Bevordering van de erkenning van en de waardering voor veteranen en het waarborgen van de zorg voor veteraren (Kaderwet veteranen)
Nader rapport
Nummer: 2010D40707, datum: 2010-10-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. van Middelkoop, minister van Defensie ()
Onderdeel van zaak 2010Z14963:
- Indiener: E. van Middelkoop, minister van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2010-10-28 10:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2010-10-28 14:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-11-02 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Nader rapport, inzake het voorstel van wet voor de bevordering van de erkenning van en de waardering voor veteranen en het waarborgen van de zorg voor veteranen (Kaderwet veteranen) met memorie van toelichting Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 10 mei 2010, no.10.001298, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 29 juli 2010, No.W07.10.0180/II, bied ik u hierbij aan. De Raad van State maakt opmerkingen over de doelstellingen van het wetsvoorstel, de definitie van veteraan en van missie, de veteranenregistratie en de subdelegatie. Hij is van oordeel dat in verband daarmee het wetsvoorstel deels nader moet worden overwogen. In verband daarmee is het wetsvoorstel deels nader overwogen en zijn ten gevolge daarvan aanpassingen aan het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aangebracht. 1. Inleiding: het veteranenbeleid Door de vele instanties die zich bezighouden met de zorg voor veteranen en de diverse publicaties van die instellingen ontstaat, naar de mening van de Raad, het beeld van een versnipperd veld met veel spelers die zich de erkenning, zorg en waardering voor veteranen, elk op hun specifieke deelterrein, aantrekken. Over deze constatering spreekt de Raad geen oordeel uit. Deze constatering van de Raad geeft wel aanleiding om bij de verdere ontwikkeling van het veteranenbeleid hiermee rekening te houden en voor zover mogelijk verbeteringen in aan te brengen. 2. Verankering van het veteranenbeleid; zekerheden en zorgplichten Betreffende de verschillende zorgplichten van artikel 3 (materiële zorg) en artikel 4 (maatschappelijke opvang en geestelijke gezondheidszorg), het wetenschappelijk onderzoek van artikel 5, de veteranenregistratie van artikel 6 en de klachtenregeling van artikel 7, stelt de Raad van State vast dat het gaat om bestaande zaken. Dat brengt de Raad tot de vraag wat de meerwaarde van het wetsvoorstel is. Deze constatering van de Raad is aanleiding geweest om in de Memorie van Toelichting met betrekking tot de doelstellingen van de wet op te nemen dat deze wet duidelijk maakt dat het veteranenbeleid als een zelfstandig beleidsonderwerp wordt gezien en verder gaat dan het gebruikelijke personeelsbeleid jegens gewezen medewerkers. De Raad adviseert geen zorgplichten in te voeren die nopen tot het voeren van beleid, maar aan eventueel op te nemen zorgplichten een zodanige inhoud te geven dat het de veteraan duidelijk is welke zekerheden hij aan het te voeren beleid kan ontlenen. De Raad adviseert het wetsvoorstel op dit punt te heroverwegen. Het advies van de Raad om het wetsvoorstel op dit punt te heroverwegen is ter harte genomen en heeft ertoe geleid de zorgplichten op het gebied van de materiële zorg en betreffende de maatschappelijke opvang en geestelijke gezondheidszorg in de wet concreter in te vullen. Deze zekerheden gaan uit boven de rechten en plichten die zijn neergelegd in de bestaande wettelijke kaders en komen voort uit deze wet. De materiële zorgplicht in artikel 3 is nader geduid. De zorgplicht in artikel 4 is eveneens nader ingevuld. De genoemde elementen kunnen in overleg met de betrokken departementen verder worden uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur of in een ministeriële regeling. Op deze wijze wordt voldaan aan het advies van de Raad om op zodanige wijze inhoud te geven aan de zorgplichten dat het voor de veteraan duidelijk is welke zekerheden hij daaraan kan ontlenen. 3. Begripsbepalingen a. Actief dienende militairen Het advies van de Raad om de uitbreiding van de definitie met actief dienende militairen te heroverwegen en terug te keren naar de oorspronkelijke definitie met als uitgangspunt gewezen militairen is overgenomen. De definitiebepaling in artikel 1 is daarop aangepast. In het algemeen gedeelte van de Memorie van Toelichting is een nieuw onderdeel toegevoegd waarin nader wordt gemotiveerd waarom onder het begrip veteraan in formele zin als bedoeld in deze wet alleen zij worden gerekend, die geen actief dienend militair meer zijn b. Aanwijzing; criteria voor missie In de Memorie van Toelichting is nader ingegaan op de achtergrond van de Regeling voorzieningen bij vredes- en humanitaire operaties en waarom deze regeling in de begripsbepaling is opgenomen. De opmerking van de Raad dat een aanwijzing van een operatie ook weer kan worden ingetrokken berust kennelijk op een misverstand. Een eenmaal aangewezen missie zal deze kwalificatie nooit verliezen. Ook dit is in de Memorie van Toelichting nader toegelicht. c. Militair ambtenaar In de definitiebepaling is een verwijzing naar artikel 1, tweede lid van de Militaire Ambtenarenwet 1931 opgenomen. 4. Verwerking van persoonsgegevens a. Conform het advies van de Raad is de delegatiegrondslag met betrekking tot de verstrekking van persoonsgegevens aan derden in het tweede lid van artikel 6 nader geclausuleerd. Subdelegatie van dit onderwerp is bij nader inzien niet nodig. De redactie van het tweede lid van artikel 6 is daarop aangepast. b. Het advies van Raad om het wetsvoorstel op dit moment ter advisering aan het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) voor te leggen is niet overgenomen aangezien het eerste lid van artikel 6 slechts enkele min of meer vanzelfsprekende hoofdlijnen bevat. De gehele uitwerking en invulling daarvan zal plaatsvinden bij algemene maatregel van bestuur. Een concept daarvan zal, zoals in de Memorie van Toelichting is vermeld, voor advies worden voorgelegd aan het Cbp. 5. Subdelegatie Daar waar sprake is van subdelegatie is dit in de toelichting gemotiveerd. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. DE MINISTER VAN DEFENSIE Pagina PAGE 2 van NUMPAGES 2