[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voorstel PVV voor Toekomst- en onderzoeksagenda Tweede Kamer 2011: Stijging aantal patënten met Alzheimer en andere pschychogeriatrische ziekten

Onderzoeksvoorstel

Nummer: 2010D41222, datum: 2010-10-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2010Z14725:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Voorstel PVV voor VWS-onderwerp Toekomst- en onderzoeksagenda

 

 Wij stellen een onderzoek voor met de vraagstelling:

 

“Wat kan Nederland doen om zich voor te bereiden op de te verwachten
stijging in de komende decennia van het aantal patiënten met Alzheimer
en andere psychogeriatische ziekten?”

Relevantie

De impact van dit onderzoek is groot en breed. Het werkt door in de
structuur en capaciteit van de gezondheidszorg en de langdurige zorg, de
woningmarkt, de samenleving in buurten en wijken, de arbeidsmarkt,
(wetenschappelijk) onderzoek en de overheidsfinanciën. Dit onderzoek
sluit aan op de verwachte ontwikkelingen die als criterium voor opname
in de onderzoeksagenda gelden, ook qua urgentie. Onderzoek is onmisbaar
als we behandeling en geneesmiddelen willen ontwikkelen vóór de
‘babyboom’ massaal de leeftijd bereikt waarop Alzheimer een
veelvoorkomende kwaal is. Die piek begint over pakweg 20 jaar en dat is
voor de ontwikkeling van nieuwe behandelmethoden een korte termijn. 

Maatschappelijk

Door de dubbele vergrijzing (stijgende levensverwachting én toenemende
aantallen ouderen) zal, wanneer er geen geneeswijzen tegen Alzheimer en
verwante ziekten worden gevonden, het aantal patiënten met dergelijke
ziekten dramatisch toenemen. Alleen al het aantal patiënten met
dementie verdubbelt naar een half miljoen in 2050. Afgezien van het
directe leed dat deze ziekten voor de patiënt en zijn directe omgeving
veroorzaken, zal dit ook grote gevolgen hebben voor de vereiste
capaciteit van ons zorgaanbod. Het gaat hier immers om bijzonder
zorgintensieve aandoeningen, die ook aanzienlijke specialistische kennis
en vaardigheden van zorgverleners verlangen.

Van de nu levende mensen zal (bij uitblijven van een remedie) één op
de vijf vroeg of laat Alzheimer krijgen, bijna iedereen zal iemand in
zijn naaste omgeving kennen die het overkomt.

De totale zorguitgaven aan dementie bedroegen in 2007 € 3,5 miljard en
groeien met ca. 2,7 procent per jaar. In 2010 bedragen de zorguitgaven
aan dementie dus ca. € 3,8 miljard. Iedereen zal de gevolgen in
financiële zin merken wanneer Alzheimer, zoals verwacht,  epidemische
vormen gaat aannemen. De stijgende zorguitgaven leiden tot een stijging
van de premiedruk. Dit heeft een negatief effect op de werkgelegenheid,
waardoor het macroeconomische draagvlak voor de financiering van de
vergrijzing wordt aangetast.

De totale maatschappelijke kosten van dementie zijn veel groter dan
alleen de formele zorguitgaven. Alzheimer Disease International schat de
kosten voor rijke West-Europese landen nu al op ca. 1,29% BBP wanneer
ook een prijskaartje wordt gehangen aan de inzet van mantelzorgers.
Omgerekend naar Nederland komt dit neer op op bijna € 7¾ miljard per
jaar.

De verantwoordelijkheid voor langdurige zorg verschuift, zeker sinds de
invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo), voor een deel
naar gemeenten. Dit maakt enerzijds maatwerk mogelijk, maar anderzijds
beschikken gemeenten niet over de vereiste (medische) deskundigheid en
structuur.

Politiek

Ouderenzorg is één van de prioriteiten in het regeer/-gedoogakkoord,
dat (te midden van een bezuinigingspakket van netto € 18 miljard)
voorziet in een intensivering van € 750 miljoen t.b.v. ouderenzorg.
Echter, hoewel de ouderenzorg en de vergrijzing grote politieke
thema’s zijn, is het thema van de oprukkende dementie vooralsnog
onderbelicht gebleven in de grote politieke debatten. Dit, terwijl het
RIVM verwacht dat de zorguitgaven aan dementie tot 2030 nog sneller
zullen stijgen dan die van de ouderenzorg in het algemeen. Volgens het
RIVM is dementie in 2030 zelfs de duurste ziekte met een aandeel van
6,9% van de totale zorguitgaven. Gelet op de vergaande maatschappelijke
consequenties zal de politiek zich meer dan voorheen moeten focussen op
de dementieproblematiek. 

Buurtzorg is een van de politieke speerpunten. Mensen met dementie en
hun mantelzorgers hebben behoefte aan meer informatie, praktische en
deskundige hulp thuis. Nodig is meer focus van buurtzorg op dementie en
trajectbegeleiding. Het ziektetraject duurt gemiddeld 8 jaar. 

Het toenemend aantal dementiepatiënten heeft niet alleen gevolgen voor
de zorgsector, maar ook voor de arbeidsmarkt (vanwege de druk op
mantelzorgers), voor de volkshuisvesting (behoefte aan aangepaste
woningen) en voor de wetenschap (roep om wetenschappelijke
‘oplossingen’). De brede maatschappelijke problematiek vergt een
brede politieke agendering.

Urgentie

De babyboomgeneratie stroomt vanaf nú de AOW in. De vergrijzingsgolf
komt volop op gang, maar Nederland is organisatorisch niet klaar voor de
toename van het aantal dementiepatiënten.

Dementiedeskundigen zoals Philip Scheltens en Rose-Marie Dröes
waarschuwen dat het vijf voor twaalf is en dat er straks dementen over
straat zullen zwerven als we niets doen.

Noodzakelijkheid parlementair onderzoek

Juist aan het begin van een regeerperiode waarin ouderenzorg één van
de prioriteiten is, is het voor de Kamer van belang zich hier gedegen
inhoudelijk op te oriënteren, en zich hierbij te focussen op dementie
als zwaarwegend issue met verstrekkende maatschappelijke consequenties.
Op die manier kan de Kamer optimaal invulling geven aan zijn
controlerende taak en zijn budgetrecht.

De politieke besluitvorming is voor een groot deel gebaseerd op de
middellange termijnscenario’s en vergrijzingsstudies van het Centraal
Planbureau. In deze studies worden echter vooral de grote
macroeconomische hoofdlijnen geschetst. Er wordt niet specifiek ingegaan
op de gevolgen van de stijging van het aantal dementiepatiënten en op
de arbeidsmarkteffecten van een stijgend beroep op de mantelzorg.
Daarnaast is een parlementair onderzoek beter in staat de problematiek
in een bredere maatschappelijke context te plaatsen.

De toename van het aantal dementiepatiënten raakt de hele samenleving,
ongeacht de politieke kleur. Hoewel er wellicht verschillend kan worden
gedacht over de gewenste beleidsreactie, lijkt er nauwelijks
meningsverschil mogelijk over de noodzaak een waardige opvang voor
dementiepatiënten te garanderen. De hele Kamer heeft er daarom belang
bij inzicht te verwerven in de problematiek m.b.t. dementie en de
mogelijke oplossingen.

Uitvoerbaarheid binnen een jaar

Nationale en internationale prognoses over de toename van het aantal
dementiepatiënten zijn beschikbaar bij Alzheimer Nederland, evenals
meer algemene macroeconomische studies van het CPB, rapporten van het
RIVM over de toekomst van de gezondheidszorg en onderzoeken van
instellingen als het SCP en Nivel over mantelzorg. Het onderzoek hoeft
dus niet op nul te beginnen, maar kan zich na een inventarisatie van
reeds beschikbare data richten op:

Verdere analyse van de maatschappelijke consequenties van de prognoses
en het leggen van dwarsverbanden.

Dichten van informatietekorten m.b.t. de mogelijkheden en kosten van
verschillende manieren van opvang/ondersteuning.

Mogelijke modaliteiten in de wijze van financiering (Zvw/verzekeraars,
AWBZ, gemeenten/Wmo, persoonsgebonden budgetten) van dementiezorg.

Arbeidsmarkteffecten van de stijgende vraag naar mantelzorg

Mogelijkheden om tijdig voldoende aangepaste woonruimte te realiseren

Goede voorbeelden van gemeenten die uitvoering geven aan hun WMO taken
specifiek voor mensen met dementie en hun mantelzorgers. 

Deelvragen

Een voor de hand liggende deelvraag is: “Hoe kunnen we garanderen dat
onze zorgsector de benodigde capaciteit en kennis heeft om de te
verwachten toename van het aantal psychogeriatische patiënten te kunnen
opvangen?”

 

De opvang van mensen met psychogeriatrische aandoeningen beperkt zich
niet tot de formele zorg. Ca. 70 procent van de mensen met dementie
woont thuis. Zij zijn aangewezen op de door hun familie en bekenden
geleverde mantelzorg en hebben tevens behoefte aan aangepaste woningen.
Om een aantal redenen zal de vraag naar mantelzorg en aangepaste
woningen sterk stijgen:

Veel mensen willen zelf langer thuis blijven wonen

Bijna alle formele zorgkosten als gevolg van dementie worden gemaakt
door en voor de 30 procent van de patiënten die niet meer thuis woont.
Kostenbeheersing (en hieruit voortvloeiend beheersing van de stijging
van belasting- en premiedruk) in de zorg geeft de komende jaren dus een
belangrijke prikkel om er vanuit de overheid op te sturen dat mensen
langer thuis blijven wonen.

De vergrijzing zorgt voor een beperking van het arbeidsaanbod. In het
bijzonder bij verplegend personeel worden tekorten verwacht. Het
aantrekken van verplegend personeel zal daarom relatief duurder worden,
terwijl tegelijkertijd de noodzaak toeneemt om oplossingen te bedenken
om patiënten toch goed te kunnen opvangen, gegeven duur en beperkt
beschikbaar personeel in de zorg.

 

Probleem is dat mantelzorgers van dementiepatiënten vaak zwaarder
belast zijn dan andere verleners van informele zorg. Onderzoek van NIVEL
wijst uit dat 82 procent van de mantelzorgers ernstig belast is of een
groot risico op overbelasting loopt.. Hierdoor ontstaat voor
mantelzorgende werknemers risico van extra ziektervezuim en
arbeidsongeschiktheid. In algemene zin kan gesteld worden dat een groter
beroep op werknemers om mantelzorg te verrichten, ten koste gaat van de
mogelijkheden om het arbeidsaanbod te vergroten..

Een uit het voorgaande voortvloeiende tweede deelvraag is daarom: “Wat
is er nodig om te zorgen dat de mantelzorg niet overbelast raakt en er
tijdig voldoende aangepaste woningen beschikbaar zijn? In hoeverre is
een verschuiving van formele zorg naar mantelzorg verenigbaar met de
doelstelling het arbeidsaanbod te vergroten?”

Duidelijk is dat de impact van dementie enorm is voor de mensen die het
betreft maar zeker op voor de volkshuisvesting, gezondheidszorg,
landelijke en gemeentelijke overheden, de financiën en de arbeidsmarkt.
We kunnen het ons eigenlijk niet veroorloven om geen onderzoek te doen
naar de preventie en behandeling van dementie. Momenteel zijn er echter
nauwelijks geneeswijzen voor Alzheimer en soortgelijke aandoeningen.
Wetenschappers hebben pas recent enig inzicht verworven in hoe de ziekte
medisch gezien in elkaar steekt. Men zou kunnen zeggen dat onze kennis
over Alzheimer in hetzelfde stadium verkeert waarin onze kennis over
kanker in pakweg de jaren ’50 van de vorige eeuw verkeerde.
Kankeronderzoek heeft sinds die tijd grote vorderingen gemaakt, en maakt
die nog altijd, maar het onderzoek naar Alzheimer staat nog in de
kinderschoenen. Uit recent onderzoek in het Verenigd Koninkrijk blijkt
dat ondanks de toenemende maatschappelijke relevantie 15x zo veel geld
aan onderzoek naar hart- en vaakziekten en 30x zo veel aan
kankeronderzoek wordt uitgegeven als aan dementie.

 

Een derde deelvraag is daarom: “Wat kan Nederland bijdragen aan de
kennisontwikkeling die geneeswijzen voor Alzheimer in de toekomst
mogelijk maakt. Welk onderzoek kunnen wij het best stimuleren, en hoe
kunnen wij andere landen met eenzelfde problematiek stimuleren ook hun
verantwoordelijkheid te nemen op onderzoeksgebied?”

 

 

 

 RIVM, Tijd en toekomst; Deelrapport van de VTV 2010, Van gezond naar
beter, 2010.

 Alzheimer Disease International, World Alzheimer Report 2010, 2010.

 RIVM, Tijd en toekomst; Deelrapport van de VTV 2010, Van gezond naar
beter, 2010.

 PAGE    

 PAGE   1