[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nadere uitwerking voorstel van de CDA-fractie voor de Toekomst- en Onderzoeksagenda Tweede Kamer 2011: Integrale vennootschapsbelasting voor woningcorporaties

Brief lid / fractie

Nummer: 2010D41528, datum: 2010-10-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2010Z14079:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


ONDERZOEKSVOORSTEL

Integrale vennootschapsbelasting voor woningcorporaties

Van	:	Bas Jan van Bochove, CDA-fractie

Aan	:	Algemene commissie voor WWI

Datum	:	27 oktober 2010

Versie	:	Concept, t.b.v. procedurevergadering WWI op 28 oktober 2010

Per 2008 zijn woningcorporaties onderhevig aan de integrale
vennootschapsbelasting. Voor de uitwerking hebben Belastingdienst en een
delegatie van de sector afspraken gemaakt in de
Vaststellingsovereenkomst II (VSO II). Binnen de sector zijn er echter
sterke geluiden dat juist deze vennootschapsbelasting (vpb) de
investeringsruimte van woningcorporaties vermindert en vooral de
kleinere en middelgrote woningcorporaties benadeelt ten opzichte van
marktgerichte verhuurders. 

 

Waar het de opzet was om een gelijk speelveld te creëren tussen de
diverse spelers (verhuurders die marktgericht zijn en verhuurders die
een sociale taak uitvoeren) heeft de uitwerking van de integrale
vennootschapsbelasting er volgens vele corporaties, uiteindelijk
verwoord door de brancheorganisatie AEDES, toe geleid dat de
woningcorporaties op een achterstandspositie worden gezet. Corporaties
vallen, na invoering van de integrale vennootschapsbelasting, nu met het
gehele vermogen onder de vennootschapsbelasting. Dit heeft tot gevolg
dat ze geen fiscale beleggingsinstelling (FBI) meer kunnen oprichten.
Ook maatschappelijke verhuur en andere activiteiten zijn integraal
onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Dit terwijl
vastgoedinvesteerders zoals pensioenfondsen, beursgenoteerde
vastgoedbeleggers en sectorale stichtingen wel volledig zijn vrijgesteld
van vennootschapsbelasting. Het niet meer kunnen oprichten van een FBI
door corporaties is één van de grootste aanslagen op het gelijke
speelveld.

 

Berekeningen laten zelfs zien dat door de VPB extra investeren
onaantrekkelijker is. Dit terwijl breed de wens leeft dat juist
woningcorporaties in deze crisistijd anticyclisch investeren in
volkshuisvesting en in leefbaarheid. Voor ‘toegelaten instellingen’
(woningcorporaties) gelden wettelijke regels voortvloeiende uit onder
andere de Woningwet. Hierdoor zijn de huurprijzen kunstmatig laag. Deze
lage huurprijzen staan niet in verhouding tot de gepleegde investering
van de woning. Deze onrendabele investeringen worden door de fiscus niet
als kapitaalsinzet geaccepteerd en leiden tot het betalen van meer
belasting op onrendabele investeringen, die marktgerichte partijen door
middel van een investeringsvehikel niet betalen.

 

Dit alles heeft er toe geleid dat Woningstichting De Veste en
Woningstichting Den Helder zelfs hebben aangegeven uit het te willen
treden, omdat ze meer investeringen ten behoeve van de sociale
doelstelling kunnen doen als ze een marktpartij zijn. Een
uitvoeringsonderzoek ‘ex-post’ moet zicht geven op de vraag of de
grieven terecht of onterecht zijn en op welke wijze de regeling kan
worden verbeterd zodat er voor alle partijen een gelijk speelveld is;
zowel voor marktgerichte en sociaal gerichte ondernemingen als voor
grote en kleine spelers.

Toetsing van de noodzaak van een onderzoek aan de 4 criteria van de
commissie voor de Rijksuitgaven:

Maatschappelijke en politieke relevantie: Als gevolg van een politieke
keuze voor de integrale vpb is een ongelijk speelveld in de woningmarkt
ontstaan dat woningcorporaties sterk benadeelt t.o.v. andere spelers.
Een belastingmaatregel, bedoeld om inkomsten te genereren en een gelijk
speelveld te creëren, belemmert zodoende een andere
overheidsdoelstelling, namelijk sociale volkshuisvesting. De
maatschappelijke gevolgen hiervan zijn groot. Het is aan de politiek om
zichzelf over deze strijdigheid te laten informeren en zo nodig andere
keuzes te maken. Tot slot lijken de gerealiseerde belastinginkomsten uit
deze maatregel achter te blijven de prognoses, wat als urgent probleem
kan worden gezien.

Urgentie: Het probleem is urgent omdat nu zelfs woningcorporaties uit
het bestel dreigen te stappen. Ook een andere urgente maatschappelijke
en politieke wens, het anticyclisch investeren door woningcorporaties
dat nu gewenst is, staat onder druk. 

Motivering van de noodzakelijkheid van een parlementair onderzoek: Er
bestaat nog onvoldoende gezaghebbend onderzoek op dit gebied op basis
waarvan de Tweede Kamer het vigerende beleid daadwerkelijk kan
beoordelen en met alternatieve voorstellen kan komen.

Uitvoerbaarheid binnen een jaar: De beschikbaarheid van publicaties van
adviesbureaus (zoals PriceWaterhouseCoopers), van bureaus in opdracht
van woningcorporaties zoals De Veste, maken een snelle start van dit
onderzoek mogelijk. Het onderwerp is overigens goed afgebakend, zodat
het onderzoek binnen redelijke tijd afgerond kan zijn.

Onderzoeksvragen:

Is het juist dat woningcorporaties onder een afwijkend belastingregime
vallen ten opzichte van andere vastgoedontwikkelaars/-beheerders? Worden
eerstgenoemden anders behandeld? Indien woningcorporaties anders worden
behandeld; welke redenen en argumenten zijn daarvoor te geven?

Is het juist dat als gevolg van deze belastingmaatregelen de feitelijke
investeringsruimte van de woningcorporaties en daarmee de uitvoering van
hun maatschappelijk doel wordt belemmers? Wat zijn de waargenomen
effecten van de belastingmaatregel in de sector tot nu toe? Wat zijn de
opbrengsten van de maatregel voor de overheid tot nu toe?

Is er sprake van een situatie waarin een belastingmaatregel die als doel
heeft inkomsten voor de overheid te verschaffen en een gelijk speelveld
te creëren, een andere overheidsdoelstelling belemmert, namelijk de
beschikbaarheid van voldoende sociale huurwoningen en leefbare wijken?

Welke aanpassingen in de vennootschapsbelasting voor woningcorporaties
zouden kunnen leiden tot het wegnemen van de geconstateerde problemen?