[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32576 NR versterking cassatierechtspraak

Wijziging van de Advocatenwet, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten ter versterking van de cassatierechtspraak (versterking cassatierechtspraak)

Nader rapport

Nummer: 2010D51870, datum: 2010-12-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2010Z19603:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Directie Wetgeving

 

Schedeldoekshaven 100

2511 EX  Den Haag

Postbus 20301

2500 EH  Den Haag

www.rijksoverheid.nl/ministeries/venj

 

Contactpersoon

Mr. drs. L.M. Brouwer-Harten

 

T  070 370 60 95

F  070 370 79 10

  HYPERLINK "mailto:l.m.brouwer-harten@minjus.nl" 
l.m.brouwer-harten@minjus.nl 

Registratienummer

5673691/10/6

   DOCPROPERTY referentiegegevens   



  DOCPROPERTY woordmerk   





  DOCPROPERTY rubricering   

  DOCPROPERTY _aankoningin  Aan de Koningin 







	  DOCPROPERTY _datum  Datum 	9 december 2010

  DOCPROPERTY _onderwerp  Onderwerp 	  DOCPROPERTY onderwerp  Voorstel
van wet tot wijziging van de Advocatenwet, de Wet op de rechterlijke
organisatie en enige andere wetten ter versterking van de
cassatierechtspraak 





Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 september
2010, nr. 10.002536, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van
de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet
rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 21 oktober
2010, 

nr. W03.10.0433/II, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering aanleiding tot het maken van
enkele inhoudelijke opmerkingen.

1. Beroep tegen een weigering tot inschrijving

De Afdeling adviseert om te voorzien in de mogelijkheid van beroep bij
het hof van discipline tegen een weigering van het verzoek om
aantekening op het tableau als advocaat bij de Hoge Raad. Dit advies is
overgenomen. De Afdeling stelt terecht dat de weigering van de
aantekening nadelige consequenties kan hebben voor de betrokken
advocaat, aangezien deze zonder aantekening niet gerechtigd is om in
procedures op te treden als advocaat bij de Hoge Raad. Artikel 9j van de
Advocatenwet alsmede de toelichting op dit artikel zijn aangevuld.

2. Overgangsrecht

a. Termijn

De Afdeling merkt op dat de in artikel V, eerste lid, voorgestelde
overgangstermijn aan de korte kant is. De overgangstermijn moet immers
voldoende tijd bieden om de aanvraag tot aantekening in te dienen, om te
beoordelen of een advocaat voldoet aan de in de verordening gestelde
eisen en voor welke onderdelen van de opleiding en het examen de
advocaat een vrijstelling kan krijgen. Bovendien moet voldoende tijd
bestaan om de opleiding te volgen van onderdelen waarvoor de advocaat
geen vrijstelling heeft gekregen. Om aan deze opmerking tegemoet te
komen is de in het concept-wetsvoorstel opgenomen overgangstermijn van
een jaar uitgebreid tot een termijn van twee jaar, welke in redelijkheid
voldoende mogelijkheid biedt om de vereiste stappen te doorlopen.

b. Vrijstelling van eisen voor inschrijving

De Afdeling wijst erop dat het voorgestelde artikel 9j, derde lid,
onderdeel c, van de Advocatenwet al voldoende mogelijkheden biedt om
advocaten uit te zonderen van bepaalde onderdelen van de opleiding en
van het examen. Met de Afdeling ben ik van mening dat er bij nadere
beschouwing onvoldoende aanleiding bestaat om daarnaast in de
overgangsrechtelijke bepalingen van artikel V een regeling op te nemen
die moet voorkomen dat advocaten, die al voldoen aan de te stellen
kwaliteitseisen, onnodig worden onderworpen aan opleidings- en
kwaliteitseisen. Artikel V en de memorie van toelichting zijn
overeenkomstig het advies van de Afdeling aangepast.

3. Samenstelling examencommissie

Het advies van de Afdeling om de memorie van toelichting op het punt van
de samenstelling van de examencommissie aan te passen is overgenomen.
Het ligt niet voor de hand dat zittende leden van de Hoge Raad deel uit
gaan maken van de examencommissie, onder meer omdat dit een
spanningsveld kan opleveren met de onafhankelijke positie die leden van
de Hoge Raad en het parket moeten innemen ten opzichte van degenen die
als advocaat optreden in procedures bij de Hoge Raad. Dit spanningsveld
doet zich overigens niet voor indien het gaat om het deelnemen aan een
adviescommissie die adviseert over de normen die worden gesteld aan het
verkrijgen van een aantekening. Als het gaat om het vaststellen van
toetredingsnormen en permanente eisen voor aantekening, kunnen zittende
leden van de Hoge Raad en het parket waardevolle inzichten bieden
aangezien zij dagelijks van doen hebben met de cassatiepraktijk.

4. Kwaliteitsverhoging appelrechtspraak

De Afdeling merkt op dat in de toelichting niet wordt ingegaan op de
aanbevelingen van de Commissie kernwaarden appelrechtspraak, noch wordt
vermeld of en hoe deze geïmplementeerd worden om de vermindering van
toezicht op de kwaliteit van de hoogste feitelijke rechter te
compenseren. De toelichting is op dit punt aangevuld. 

5. Criterium gering belang

In de toelichting worden verschillende voorbeelden genoemd van
cassatieberoepen die de Hoge Raad op grond van het voorgestelde artikel
80a Wet RO niet-ontvankelijk kan verklaren indien de aangevoerde
klachten van te gering belang zijn. De Afdeling merkt op dat het
vereiste van een “te gering financieel belang” een subjectief
criterium is dat objectivering behoeft, en adviseert om in de
toelichting hierop nader in te gaan.

Mede naar aanleiding van het advies van de Afdeling, en het advies van
de Adviescommissie voor het Burgerlijk Procesrecht van 19 november 2010
heb ik, overigens zonder de strekking van de concept-bepaling te willen
veranderen, de formulering enigszins aangepast. Bij de keuze voor de
terminologie is aangesloten bij de niet-ontvankelijkverklaring wegens
gebrek aan voldoende belang in civiele zaken, zoals neergelegd in
artikel 3:303 BW. De zinsnede “te gering belang” is daarmee
vervangen door: klaarblijkelijk onvoldoende belang. Deze term sluit meer
nog dan “te gering belang” aan bij de wens tot objectivering.

6. Redactionele kanttekeningen

Aan de redactionele kanttekeningen van de Afdeling is aandacht besteed.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het voorgestelde artikel 9j,
zesde lid, van de Advocatenwet de mogelijkheid op te nemen van een
vrijstelling van het vereiste voor advocaten bij de Hoge Raad om
onvoorwaardelijk als advocaat op het tableau ingeschreven te staan. Aan
de mogelijkheid van vrijstelling kan behoefte bestaan wanneer een
advocaat weliswaar niet onvoorwaardelijk is ingeschreven als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, van de Advocatenwet doch over zodanige kennis en
ervaring beschikt dat deze de hoedanigheid van advocaat bij de Hoge Raad
moet kunnen verkrijgen. De bedoelde vrijstelling kan uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen door de algemene raad worden verleend. De
toelichting is in overeenkomstige zin aangevuld. Van de gelegenheid is
voorts gebruik gemaakt om in de toelichting te verduidelijken dat de
mogelijkheid bestaat om bij verordening op grond van artikel 9j, derde
lid, van de Advocatenwet onderscheid te maken tussen voorwaardelijke en
onvoorwaardelijke aantekening op het tableau als advocaat bij de Hoge
Raad. Voorts zijn enkele redactionele verbeteringen aangebracht. 

Voorts geeft de Afdeling advisering in overweging om in artikel 80a,
eerste lid, “klaarblijkelijk” te veranderen in “kennelijk”.
Redengevend is volgens de Afdeling het feit dat “klaarblijkelijk” in
de wet verder niet voorkomt en geen afgebakend begrip is. Voor de term
“klaarblijkelijk” is gekozen om verwarring met de aanduiding
“kennelijk niet-ontvankelijk” te voorkomen. Daarnaast onderstreept 
de term ‘klaarblijkelijk’, zoals ook de Adviescommissie voor het
Burgerlijk Procesrecht aangeeft, dat het moet gaan om evidente gevallen.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,



  DOCPROPERTY rubriceringvolg   



	  DOCPROPERTY rubricering   	  DOCPROPERTY _pagina  Pagina    PAGE   \*
MERGEFORMAT  2    DOCPROPERTY _van  van    SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT
 3 





	  DOCPROPERTY rubricering   	  if   NUMPAGES  3  = "1" "" " 
DOCPROPERTY _pagina  Pagina    PAGE  1    DOCPROPERTY _van  van   
NUMPAGES  3 " Pagina 1 van 3 





  DOCPROPERTY directoraatvolg  Directie Wetgeving   DOCPROPERTY
directoraatnaamvolg     DOCPROPERTY onderdeelvolg     DOCPROPERTY
directieregel   

 

  DOCPROPERTY _datum  Datum 

December 20120  DOCPROPERTY _onskenmerk   

  DOCPROPERTY onskenmerk   





  DOCPROPERTY rubricering