[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32521 Introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op compensatie van koopkrachtverlies als gevolg van beleidsmaatregelen (Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen)

Introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op compensatie van koopkrachtverlies als gevolg van beleidsmaatregelen (Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen)

Eindtekst

Nummer: 2010D53326, datum: 2010-12-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z13614:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

16 december 2010



Introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere
belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op
compensatie van koopkrachtverlies als gevolg van beleidsmaatregelen (Wet
mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een
regeling te introduceren die de mogelijkheid biedt oudere
belastingplichtigen een tegemoetkoming toe te kennen ter compensatie van
verlies van koopkracht als gevolg van beleidsmaatregelen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1	ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

	In deze wet en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

	a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

	b. binnenlandse belastingplichtige: belastingplichtige als bedoeld in
artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting
2001;

	c. buitenlandse belastingplichtige: belastingplichtige als bedoeld in
artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting
2001, die aantoont dat ten minste 90% van zijn wereldinkomen, na
toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, in
Nederland aan de belastingheffing naar het inkomen is onderworpen;

	d. ouderenkorting: heffingskorting als bedoeld in de artikelen 8.17 van
de Wet inkomstenbelasting 2001 en 22b van de Wet op de loonbelasting
1964;

	e. de SVB: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 2 Uitvoering van de wet

	De SVB is belast met de uitvoering van deze wet.

HOOFDSTUK 2	KOOPKRACHTCOMPENSATIE

Artikel 3 Tegemoetkoming

	De binnenlandse of buitenlandse belastingplichtige die de leeftijd
heeft bereikt waarop recht kan ontstaan op de ouderenkorting, heeft
recht op een tegemoetkoming. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de
hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld en kan worden bepaald in welke
gevallen voor het vaststellen van het recht op tegemoetkoming een ander
tijdvak in aanmerking wordt genomen dan het kalenderjaar van het recht
op tegemoetkoming.

Artikel 4 Ontstaan van het recht op de tegemoetkoming

	Het recht op de tegemoetkoming ontstaat van rechtswege op de eerste dag
van de maand, waarin aan de voorwaarden, genoemd in artikel 3, eerste
lid, is voldaan.

Artikel 5 Betaalbaarstelling van de tegemoetkoming

	1. Indien de SVB de beschikking heeft over gegevens op basis waarvan
aannemelijk is dat de betrokkene een binnenlandse of buitenlandse
belastingplichtige is die recht heeft op de tegemoetkoming, vindt de
betaling van de tegemoetkoming plaats zonder dat dit bij beschikking is
vastgesteld en geschiedt deze als regel maandelijks.

	2. De tegemoetkoming wordt niet betaald over kalenderjaren met
betrekking waartoe de aanvraag, bedoeld in het vierde lid, niet is
ingediend binnen vijf jaar na dat kalenderjaar. De SVB kan in bijzondere
gevallen afwijken van de eerste zin.

	3. Indien blijkt dat de betaling van de tegemoetkoming ten onrechte
achterwege is gebleven, betaalt de SVB de tegemoetkoming alsnog binnen
acht weken nadat de SVB met dit feit bekend is geworden.

	4. Degene aan wie geen tegemoetkoming wordt betaald, kan de SVB
verzoeken alsnog tot betaling van tegemoetkoming over te gaan indien
aannemelijk is dat hij recht heeft op de tegemoetkoming. Desgevraagd
legt deze persoon nadere, door de SVB te bepalen bescheiden over. De SVB
beslist binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag,
bedoeld in de eerste zin.

	5. Indien de beslissing niet binnen acht weken na ontvangst van de
aanvraag kan worden genomen, verlengt de SVB de termijn, genoemd in het
vierde lid, met een redelijke termijn en stelt de SVB de aanvrager
daarvan schriftelijk in kennis.

	6. Indien de tegemoetkoming in het buitenland wordt uitbetaald,
geschiedt de betaling, in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht, op het tijdstip waarop de rekening van de
daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.

	7. Wanneer degene aan wie de tegemoetkoming zou worden betaald een
ander machtigt om de tegemoetkoming in ontvangst te nemen,
onderscheidenlijk een verleende machtiging intrekt, wordt daaraan gevolg
gegeven met ingang van een betalingstermijn, aanvangende na de dag,
waarop de machtiging wordt ingediend, onderscheidenlijk waarop van haar
intrekking mededeling wordt gedaan, doch niet later dan de eerste dag
van de tweede maand na de dag van indiening, onderscheidenlijk
intrekking van de machtiging. 

	8. De SVB is bevoegd om de betaling van de tegemoetkoming te schorsen
indien zij van oordeel is of vermoedt dat:

	a. niet langer aannemelijk is dat betrokkene een binnenlandse of
buitenlandse belastingplichtige is die recht heeft op de tegemoetkoming;

	b. betrokkene zijn verplichting op grond van artikel 11 niet is
nagekomen.

Artikel 6 Einde van het recht op de tegemoetkoming

	Het recht op tegemoetkoming eindigt met ingang van de eerste dag van de
maand volgend op de maand waarin de dag is gelegen dat niet meer aan de
voorwaarden voor het recht op de tegemoetkoming wordt voldaan. Na het
overlijden van de belastingplichtige eindigt het recht op tegemoetkoming
evenwel met ingang van de dag na dat overlijden.

Artikel 7 Terugvordering van de tegemoetkoming

	1. Tegemoetkoming waarvan door de SVB is vastgesteld dat er geen recht
op bestond als bedoeld in artikel 3 vordert de SVB terug van de persoon
die de tegemoetkoming heeft ontvangen.

	2. In afwijking van het eerste lid kan de SVB besluiten:

	a. geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor
dringende redenen aanwezig zijn;

	b. van terugvordering af te zien indien het te vorderen bedrag een door
Onze Minister vastgesteld bedrag niet te boven gaat.

	3. Degene van wie wordt teruggevorderd, is verplicht desgevraagd aan de
SVB de inlichtingen te verstrekken die voor de terugvordering van belang
zijn.

	4. De SVB kan het teruggevorderde bedrag invorderen bij dwangbevel.

	5. De SVB is bevoegd om het teruggevorderde bedrag te verrekenen met
hetgeen de SVB uit hoofde van de andere door de SVB uitgevoerde
wettelijke regelingen, aan de betrokkene verschuldigd is.

Artikel 8 Schuldregeling

	1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, kan de SVB, op verzoek van
de betrokkene besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk
van verdere terugvordering af te zien door medewerking aan een
schuldregeling, indien:

	a. redelijkerwijs te voorzien is dat de betrokkene niet zal kunnen
voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand
verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;

	b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking
tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig
besluit niet tot stand zal komen;

	c. de vordering van de SVB wegens onverschuldigde betaling ten minste
zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de
schuldeisers van gelijke rang;

	d. een naar het oordeel van de SVB betrouwbaar voorstel tot
schuldregeling is tot stand gekomen door tussenkomst van een
schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het
consumentenkrediet;

	e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet
concurrentieverstorend werkt; en

	f. uitdeling in het kader van de schuldregeling plaatsvindt
overeenkomstig artikel 349 van de Faillissementswet.

	2. Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere
terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de betrokkene
gewijzigd indien:

	a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een
schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in
het eerste lid;

	b. de betrokkene, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn schuld aan
de SVB niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

	c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking
van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben
geleid.

	3. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel
nadere regels worden gesteld ten aanzien van de uitoefening van de
bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.

Artikel 9 Bevoorrechte vordering

	Een vordering van de SVB als bedoeld in de artikelen 7 en 8 is
bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van
Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 10 Karakter van de tegemoetkoming

	1. De tegemoetkoming is:

	a. onvervreemdbaar, en

	b. niet vatbaar voor verpanding, belening of beslag.

	2. Volmacht tot ontvangst van de tegemoetkoming, onder welke vorm of
welke benaming ook door de belastingplichtige verleend, is steeds
herroepelijk.

	3. Elk beding strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.

HOOFDSTUK 3	INFORMATIEVERPLICHTING EN BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 11 Informatieverplichting

	Een ieder die de tegemoetkoming ontvangt, deelt aan de SVB desgevraagd
of uit eigen beweging onverwijld alle feiten en omstandigheden mee,
waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed
kunnen zijn op het recht op een tegemoetkoming.

Artikel 12 Bestuurlijk boete

	1. Indien aan het niet naleven van artikel 11 te wijten is dat ten
onrechte tegemoetkoming is uitbetaald, is de SVB bevoegd een
bestuurlijke boete op te leggen van ten hoogste 100 percent van het op
grond van artikel 7, eerste lid, terug te vorderen bedrag.

	2. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete, genoemd in het eerste
lid, vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het
kalenderjaar waarin de SVB bekend was of redelijkerwijs had kunnen zijn
met het niet naleven van artikel 11.

	3. Wanneer degene die de tegemoetkoming ontvangt of heeft ontvangen
bepaalde informatie op een later tijdstip verstrekt dan bedoeld in
artikel 11 maar vóórdat hij weet of redelijkerwijs kon vermoeden dat
de informatie bij de SVB bekend is, legt de SVB geen bestuurlijke boete
op.

HOOFDSTUK 4	FINANCIERING EN VERANTWOORDING

Artikel 13 Financiering en verantwoording uitvoering door de SVB

	1. Onze Minister verstrekt jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan
de SVB een uitkering voor de lasten van de door de SVB uitbetaalde
tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en de daaraan
verbonden uitvoeringskosten.

	2. De SVB verantwoordt de lasten van de tegemoetkomingen en
uitvoeringskosten  afzonderlijk.

	3. Hoofdstuk 8 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen is van overeenkomstige toepassing voor begroting, beheer en
verantwoording door de SVB van de uitvoering van deze wet.

	4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de
berekening van het bedrag van de uitkering en de daarvoor noodzakelijke
gegevens.

HOOFDSTUK 5	WIJZIGING ANDERE WETTEN

Artikel 14 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet

	Hoofdstuk III, paragraaf 4, van de Algemene Ouderdomswet vervalt.

Artikel 15 Wijziging van de Wet werk en bijstand

	Artikel 31, tweede lid, van de Wet werk en bijstand wordt als volgt
gewijzigd:

	1. Onderdeel p komt te luiden:

	p. een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 29a van de Algemene
nabestaandenwet;.

	2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel u door een
puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	v. een tegemoetkoming op grond van artikel 3 van de Wet mogelijkheid
koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen.

Artikel 16 Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen

	Artikel 83, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen
wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel c vervalt.

	2. De puntkomma aan het slot van onderdeel b wordt vervangen door een
punt.

Artikel 17 Wijziging van de Wet op de huurtoeslag

	De Wet op de huurtoeslag wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 14, tweede lid, wordt “het bedrag van de tegemoetkoming,
bedoeld in artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet” vervangen door:
het bedrag van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3 van de Wet
mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen.

B

	In artikel 17, eerste lid, onderdelen c en d, wordt “de
tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van die wet” vervangen door: de
tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3 van de Wet mogelijkheid
koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen.

Artikel 18 Wijziging van de Algemene nabestaandenwet

	In artikel 29a, vijfde lid, van de Algemene nabestaandenwet wordt
“die recht heeft op een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 33b van
die wet” vervangen door: die recht heeft op een tegemoetkoming als
bedoeld in artikel 3 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming
oudere belastingplichtigen.

HOOFDSTUK 6	SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Bezwaar en beroep

	1. Hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van
overeenkomstige toepassing op beschikkingen als bedoeld in het tweede
lid.

	2. Voor de overeenkomstige toepassing van hoofdstuk V van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen is een beschikking die is genomen op grond
van deze wet voor bezwaar vatbaar.

Artikel 20 Inwerkingtreding

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Artikel 21 Citeertitel

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet mogelijkheid
koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 

 

 PAGE    

 PAGE   6