[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32358 Wijziging van de Wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op 20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, uitvoering van het op 25 oktober 1980 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen alsmede algemene bepalingen met betrekking tot verzoeken tot teruggeleiding van ontvoerde kinderen over de Nederlandse grens en de uitvoering daarvan en van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming in verband met afschaffing van de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de centrale autoriteit in zaken van internationale kinderontvoering en kinderbescherming, alsmede, in teruggeleidingszaken, de concentratie van rechtspraak, introductie van de bevoegdheid van de rechter om te beslissen aan het hoger beroep in teruggeleidingszaken schorsende werking te verlenen, en beperking van het beroep in cassatie

Wijziging van de Wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op 20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, uitvoering van het op 25 oktober 1980 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen alsmede algemene bepalingen met betrekking tot verzoeken tot teruggeleiding van ontvoerde kinderen over de Nederlandse grens en de uitvoering daarvan en van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming in verband met afschaffing van de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de centrale autoriteit in zaken van internationale kinderontvoering en kinderbescherming, alsmede, in teruggeleidingszaken, de concentratie van rechtspraak, introductie van de bevoegdheid van de rechter om te beslissen aan het hoger beroep in teruggeleidingszaken schorsende werking te verlenen, en beperking van het beroep in cassatie

Eindtekst

Nummer: 2011D05359, datum: 2011-01-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z05868:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

18 januari 2011



	Wijziging van de Wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op 20 mei
1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese verdrag betreffende de
erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over
kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen,
uitvoering van het op 25 oktober 1980 te ’s-Gravenhage tot stand
gekomen Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale
ontvoering van kinderen alsmede algemene bepalingen met betrekking tot
verzoeken tot teruggeleiding van ontvoerde kinderen over de Nederlandse
grens en de uitvoering daarvan en van de Uitvoeringswet internationale
kinderbescherming in verband met afschaffing van de
procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de centrale autoriteit in
zaken van internationale kinderontvoering en kinderbescherming, alsmede,
in teruggeleidingszaken, de concentratie van rechtspraak, introductie
van de bevoegdheid van de rechter om te beslissen aan het hoger beroep
in teruggeleidingszaken schorsende werking te verlenen, en beperking van
het beroep in cassatie







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de
procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de centrale autoriteit in
zaken op grond van de verdragen inzake de civiele aspecten van
internationale kinderontvoering en kinderbescherming af te schaffen en
in teruggeleidingszaken de rechtspraak te concentreren, de bevoegdheid
aan de rechter te verlenen om te beslissen dat het instellen van appel
tegen teruggeleidingsbeschikkingen schorsende werking heeft, en het
beroep in cassatie te beperken;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op 20 mei 1980 tot stand
gekomen Europese Verdrag betreffende de erkenning en de
tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en
betreffende het herstel van het gezag over kinderen, uitvoering van het
op 25 oktober 1980 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de
burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen
alsmede algemene bepalingen met betrekking tot verzoeken tot
teruggeleiding van ontvoerde kinderen over de Nederlandse grens en de
uitvoering daarvan (Stb. 202), wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid komt de zinsnede “zowel in als buiten rechte
namens hem op te treden” te luiden: namens hem, anders dan in rechte,
op te treden.

	2. Het tweede lid vervalt.

	3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

B

	In artikel 7 vervalt de zinsnede “, met uitzondering van optreden in
rechte”.

C

	Artikel 10, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden:

	Zij geeft in deze mededeling tevens kennis van de mogelijkheid dat een
verzoek tot afgifte van een rechterlijk bevel tot teruggeleiding kan
worden ingediend, indien niet binnen een door haar te stellen redelijke
termijn vrijwillig aan dat verzoek is voldaan.

D

	Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

	1. Onverminderd de bevoegdheid van de voorzieningenrechter te
's-Gravenhage in kort geding, is in eerste aanleg uitsluitend de
kinderrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage bevoegd tot kennisneming
van alle zaken met betrekking tot de gedwongen afgifte van een
internationaal ontvoerd kind aan degene wie het gezag daarover toekomt
en de teruggeleiding van een zodanig kind over de Nederlandse grens.

	2. De kinderrechter van de rechtbank binnen wier rechtsgebied het kind
zijn werkelijke verblijfplaats heeft is, onverminderd de bevoegdheid van
de voorzieningenrechter in kort geding, bevoegd tot de kennisneming van
alle zaken met betrekking tot de regeling en uitvoering van het
omgangsrecht in internationale gevallen, daaronder begrepen verzoeken
als bedoeld in artikel 14 van deze wet. Heeft het kind geen werkelijke
verblijfplaats of kan zijn verblijfplaats niet worden vastgesteld, dan
is bevoegd de kinderrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage.

E

	In artikel 12 vervalt de tweede volzin.

F

	Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

	1. De laatste zin van het vijfde lid komt te luiden:

	Het hoger beroep schorst de tenuitvoerlegging van de beschikking,
tenzij de rechter in het belang van het kind op verzoek of ambtshalve
anders bepaalt.

	2. Na het zevende lid, wordt een nieuw lid toegevoegd dat luidt:

	8. Tegen de beschikking van het gerechtshof staat geen gewoon
rechtsmiddel open.

G

	Na artikel 18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19

	Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet internationale
kinderontvoering.

ARTIKEL II

	De Uitvoeringswet internationale kinderbescherming wordt als volgt
gewijzigd:

A

	Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid komt de zinsnede “zowel in als buiten rechte
namens hem op te treden” te luiden: namens hem, anders dan in rechte,
op te treden.

	2. Het tweede lid vervalt.

	3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

B

	In artikel 6 vervalt de zinsnede “, met uitzondering van optreden in
rechte”.

C

	Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de tweede volzin wordt “procureur” vervangen door: advocaat.

	2. De derde en de vijfde volzin vervallen.

D

	In artikel 14 wordt “de Wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op
20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese verdrag betreffende
de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag
over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen,
uitvoering van het op 25 oktober 1980 te 's-Gravenhage tot stand gekomen
verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale
ontvoering van kinderen alsmede algemene bepalingen met betrekking tot
verzoeken tot teruggeleiding van ontvoerde kinderen over de Nederlandse
grens en de uitvoering daarvan” vervangen door: de Uitvoeringswet
internationale kinderontvoering.

E

	Artikel 15, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de tweede volzin wordt “procureur” vervangen door: advocaat.

	2. De derde en de vijfde volzin vervallen.

F

	Artikel 18, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de tweede volzin wordt “procureur” vervangen door: advocaat.

	2. De derde en de vijfde volzin vervallen.

G

	In artikel 22 wordt “procureur” vervangen door: advocaat.

ARTIKEL III

	1. De artikelen 5, 7 en 12 van de Uitvoeringswet internationale
kinderontvoering en de artikelen 5, 6, 13, 15 en 18 van de
Uitvoeringswet internationale kinderbescherming, zoals deze ingevolge de
onderhavige wet komen te luiden, zijn niet van toepassing op aanhangige
procedures waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet het
gerecht waarbij de zaak aanhangig is, nog geen eindbeslissing heeft
gegeven.

	2. Artikel 11 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering,
zoals dit ingevolge de onderhavige wet komt te luiden, is niet van
toepassing op aanhangige procedures waarin het inleidend verzoekschrift
voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet is ingediend.

	3. Artikel 13, achtste lid, van de Uitvoeringswet internationale
kinderontvoering, zoals dit ingevolge de onderhavige wet komt te luiden,
is niet van toepassing op procedures waarin het gerechtshof op het
tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet een eindbeslissing heeft
gegeven.

ARTIKEL IV

	Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij
wordt geplaatst.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,