Voorlichtingsverzoek over de te ontwikkelen visie op het Koninkrijk in het algemeen en de waarborgfunctie
Brief lid / fractie
Nummer: 2011D07328, datum: 2011-02-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W. Hachchi, Tweede Kamerlid (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van zaak 2011Z02898:
- Indiener: W. Hachchi, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2011-02-16 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
Preview document (🔗 origineel)
Den Haag, 11 februari 2011 Geachte leden van de Commissie voor Koninkrijksrelaties, Naar aanleiding van de toezegging van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om een visie te formuleren op het Koninkrijk in het algemeen en op de waarborgfunctie van het Koninkrijk in het bijzonder, leg ik u het volgende voor: De fractie van D66 stelt voor om de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk om voorlichting te verzoeken over de te ontwikkelen visie op het Koninkrijk in het algemeen en de waarborgfunctie, zoals verwoord in artikel 43 lid 2 Statuut, in het bijzonder. Daarvoor heeft mijn fractie de volgende overwegingen: Sinds 10 oktober 2010 bevindt het Koninkrijk zich in een nieuwe constellatie, wat zowel uitdagingen als kansen met zich brengt voor de afzonderlijke onderdelen van het Rijk en voor het Koninkrijk in zijn geheel. Mijn fractie hecht er veel waarde aan dat een gedeelde visie wordt ontwikkeld op het Koninkrijk, waarin zowel de uitdagingen als de kansen worden beschreven, waarin interpretatievragen ten aanzien van meerdere artikelen uit het Statuut worden beantwoord en waarin concrete stappen worden voorgesteld om te komen tot een daadwerkelijke implementatie van die visie. De minister heeft een visie toegezegd en aangegeven dat hij deze samen met de landen binnen het Koninkrijk zal bespreken. Mijn fractie vindt het hierbij van belang dat deze visie zo scherp mogelijk wordt neergezet en alle relevante factoren worden meegenomen zowel in het belang van de Caribische landen en van Nederland, als in het belang van het Koninkrijk als geheel. Voor mijn fractie is daarbij het uitgangspunt dat het een gedeeld, gebalanceerd en constructief verhaal wordt waarin naast sancties en ingrijpen ten minste ook wordt gesproken over onderlinge uitwisseling van kennis en expertise, samenwerking, gedeelde uitgangspunten en over de zelfredzaamheid en duurzaamheid van de eilanden. Zodoende stelt de D66-fractie voor om op grond van artikel 21a van de Wet op de Raad van State, als zijnde het enige onafhankelijke Koninkrijksadviesorgaan, om voorlichting te vragen. Een voorlichting door de Raad kan helpen voorkomen dat de landen als onderhandelingspartners tegenover elkaar komen te staan en bevordert tegelijkertijd dat (ook) wordt nagedacht over gemeenschappelijke belangen. Bij de staatkundige herstructurering hebben voorlichtingen door de Raad bijgedragen aan een meer gezamenlijke focus. Daaraan is opnieuw behoefte. Daarbij wil mijn fractie de volgende voorlichtingsvragen stellen: Welke uitdagingen ziet de Raad voor het Koninkrijk als geheel en voor de afzonderlijke onderdelen van het Koninkrijk? Welke kansen ziet de Raad voor het Koninkrijk als geheel en voor de afzonderlijke onderdelen van het Koninkrijk? Welk oordeel heeft de Raad over de mogelijkheden van het huidige Statuut voor het Koninkrijk (feitelijk daterend uit 1954) om op adequate wijze met de uitdagingen om te gaan en de kansen ten volle te benutten? Kan de Raad in zijn beschouwing in elk geval ingaan op een aantal artikelen uit het Statuut, waarvan de interpretatie in de verschillende delen van het Koninkrijk in de praktijk niet altijd eenduidig is: artikel 3, artikel 12, artikel 36, artikel 37, artikel 38, artikel 43, artikel 50, artikel 51 en artikel 52. Daarbij gaat het niet alleen om een afzonderlijke beschouwing van elk van de genoemde artikelen uit het Statuut, maar mede ook om hun onderlinge samenhang. Op welke wijze denkt de Raad dat de totstandkoming van een zo breed mogelijk gedragen visie op het Koninkrijk – waaronder begrepen ook de waarborgfunctie – kan worden bevorderd, rekening houdende met constitutionele spelregels, democratische legitimatie en andere elementen van goed bestuur. Welke uitgangspunten voor een dergelijke visie ziet de Raad reeds nu in de verschillende onderdelen van het Koninkrijk? Wat verhinderde de afgelopen jaren de totstandkoming van een dergelijke visie? Wat betekent de nieuwe staatkundige constellatie in concreto voor de waarborgfunctie zoals verwoord in het Statuut voor het Koninkrijk in artikel 43 lid 2 en deels uitgewerkt in een aantal daarmee verband houdende artikelen uit het Statuut, zoals artikel 50, 51 en 52? Op welke terreinen en hoe zou het Koninkrijk incidenteel dan wel structureel ondersteuning kunnen bieden aan landen binnen het Koninkrijk om de naleving van de fundamentele mensenrechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bestuur te waarborgen? Met andere woorden zou de waarborgfunctie – die nu vooral als stok achter de deur c.q. ultimum remedium wordt gezien – niet ook een meer positieve en preventieve invulling kunnen krijgen? Kan de Raad aangeven hoe in een visie op het Koninkrijk niet alleen zou moeten worden ingegaan op bovenstaande interne verhoudingen binnen het Koninkrijk, maar hoe ook rekening kan worden gehouden met de externe betrekkingen die het Koninkrijk onderhoudt, met name binnen Europa en binnen de Caribische regio? Ik zie graag dat bovenstaand voorstel wordt geagendeerd voor de procedure vergadering van 16 februari aanstaande. Met vriendelijke groet, Wassila Hachchi D66 Tweede Kamerfractie Op grond van artikel 21 a van de Wet op de Raad van State