32640 NR Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties
Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties
Nader rapport
Nummer: 2011D07372, datum: 2011-02-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2011Z02926:
- Indiener: J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Medeindiener: M.J.M. Verhagen, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2011-02-15 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-03-01 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-03-10 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2011-03-17 11:00: Wetsvoorstel Onderwijstijd (Technische briefing), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2011-03-17 12:45: Rondetafelgesprek Wetsvoorstel Onderwijstijd (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2011-03-31 17:00: Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2011-06-30 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2011-09-22 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-10-26 16:00: Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (32640) (1e termijn Kamer) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2011-11-03 11:00: Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (32640) (antw 1e termijn en repliek) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2011-11-08 17:00: Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (32640) (dupliek) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2011-11-22 16:00: Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (32640) (derde termijn) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2011-11-29 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 juli 2010, nr. 10.002108, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 oktober 2010, No.W05.10.0356/I, bied ik U hierbij aan. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de horizontale verantwoording, de invulling van de onderwijstijd en de centraal vastgestelde schoolvakanties. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat met de opmerkingen van de Afdeling rekening zal zijn gehouden. 1. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling is in de memorie van toelichting verduidelijking aangebracht als het gaat om de ruimte en het vertrouwen die leraren hebben bij de uitoefening van hun professie. Leraren weten wat kwalitatief goed onderwijs is en krijgen ook de ruimte om dat in de dagelijkse praktijk vorm te geven. Die positie wordt bovendien versterkt met het wetsvoorstel dat bij de Tweede Kamer ligt over de positie van personeel dat belast is met het geven van onderwijs. Wel wordt in het voorliggende wetsvoorstel een beroep gedaan op ouders en leerlingen om daadwerkelijk bij het onderwijs betrokken te zijn. Juist die actieve betrokkenheid, de interactie tussen leraren, ouders, leerlingen en scholen, geeft een gevoel van gezamenlijke verantwoordelijkheid en kan daarmee leiden tot betere resultaten. Zie hiervoor met name de paragrafen 2.1 en 2.3 van het algemeen deel van de toelichting. Tevens is hoofdstuk 4 van het algemeen deel van de toelichting aangepast. In de toelichting wordt nu ingegaan op de belemmerende factoren bij de horizontale verantwoording over onderwijstijd die uit de eerste fase van de pilot naar voren zijn gekomen en waar de Afdeling aan refereert. Daaruit blijkt o.a. dat ouders en leerlingen vaak een informatieachterstand hebben in het gesprek met de school. Daarom is, naast de nadere toelichting in hoofdstuk 4, ook een artikel aan het wetsvoorstel toegevoegd (aanpassing artikel 8 van de Wet medezeggenschap op scholen, zie artikel IV, onderdeel A). Door in het voorliggende wetsvoorstel op te nemen dat de medezeggenschapsraad na afloop van het schooljaar geïnformeerd wordt over de gerealiseerde onderwijstijd, wordt de medezeggenschapsraad in positie gebracht om deze relevante informatie mee te laten wegen bij het gesprek over de invulling van de onderwijstijd voor het komende schooljaar. Dit is inmiddels ook zo verwoord in paragraaf 2.3 van het algemeen deel van de toelichting. Tevens is in de aanpassing van hoofdstuk 4 aandacht besteed aan de relatie tussen de uitkomsten van de tweede fase van de pilot en het wetsvoorstel. 2. Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling zijn paragraaf 2.2 en 2.3 van het algemeen deel van de toelichting aangepast om meer naar voren te laten komen dat dit wetsvoorstel de ambitie van kwaliteitsverhoging ondersteunt en voldoende waarborgen biedt voor het overdragen van basisvaardigheden. Enerzijds omdat een norm van 1000 uur (de verlaging geldt overigens alleen voor de onderbouw, voor de bovenbouw gold al een norm van 1000 uur) realistisch en haalbaar is en daarom ook strikt gehandhaafd kan worden. Anderzijds omdat ouders en leerlingen in positie worden gebracht om de school ter verantwoording te roepen daar waar de kwaliteit van de invulling van de uren ter discussie staat. Daarnaast is in hoofdstuk 3 uitgebreid ingegaan op de wijze waarop de Inspectie blijft toezien op de kwaliteit en kwantiteit van het onderwijs. Dit systeem van check en balances speelt een belangrijke rol bij deze waarborg. 3. De door de Afdeling gewenste ruimte is in de praktijk reeds aanwezig, zij het niet in de wet, maar in het Inrichtingsbesluit W.V.O., waarin nadere voorschriften worden gegeven omtrent vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd. Aanpassing van het wetsvoorstel zoals gevraagd door de Afdeling is dan ook niet nodig. Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling is wel een passage toegevoegd aan de artikelsgewijze toelichting op artikel III, onderdeel G, waarin op de mogelijkheden die het Inrichtingsbesluit W.V.O. biedt (nader) wordt ingegaan. 4. In het wetsvoorstel zijn daarnaast nog enkele andere, technische wijzigingen aangebracht. In de toelichting op het wetsvoorstel is een aantal redactionele verbeteringen aangebracht en is de ondertekening aangepast conform de gemaakte afspraken over de portefeuilleverdeling in het nieuwe kabinet. Tot slot is, aangezien de scholen zich moeten kunnen verantwoorden over de onderwijstijd, gezocht naar een wijze van verantwoording over onderwijstijd waarbij de medezeggenschapsraad en de Inspectie hun verantwoordelijkheid kunnen nemen, zonder dat dit tot onnodig hoge administratieve lasten bij scholen leidt. Hierbij is uitgegaan van het begrip ‘high trust’, wat ook centraal staat in het advies van de commissie Onderwijstijd waar dit wetsvoorstel op is gebaseerd en ook een belangrijke pijler is in het Regeerakkoord. Concreet houdt dit in dat het onnodig is om vanuit het ministerie op voorhand voor te schrijven hoe scholen zich moeten verantwoorden over de onderwijstijd. In dit verband is aan het wetsvoorstel wel de mogelijkheid toegevoegd om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften te stellen voor die verantwoording (zie artikel III, onderdeel A). Vooralsnog wordt die bepaling niet benut. In dit licht zijn de hoofdstukken 3 en 6 van het algemeen deel van de toelichting herschreven. Ik moge U, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart PAGE W3833.K-2 PAGE 2 MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Nr. WJZ-244681 (3833) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties Den Haag, 9 februari 2011 AAN DE KONINGIN OCW 10938