[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32044, bijgewerkt t/m nr. 12 (3e NvW d.d. 29 juni 2011)

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2011D10846, datum: 2011-02-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z15444:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 12 (Derde NvW d.d. 29 juni 2011)



32 044	Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de
invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de
gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele)



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Wetboek
van Strafvordering te wijzigen in verband met de invoering van een
mogelijkheid van herziening ten nadele van de gewezen verdachte;

	Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

	Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

	3. Geen beklag is mogelijk indien er sprake is van een onherroepelijke
einduitspraak als bedoeld in artikel 482a.

B

	In het Derde Boek wordt na het opschrift “TITEL VIII Herziening van
arresten en vonnissen” een opschrift ingevoegd, dat luidt:

EERSTE AFDELING

Herziening ten voordele van de gewezen verdachte

C

	In de artikelen 458 en 465 wordt “titel” telkens vervangen door:
afdeling.

D

	Aan het slot van de Achtste Titel van het Derde Boek wordt een afdeling
toegevoegd, die luidt:

TWEEDE AFDELING

Herziening ten nadele van de gewezen verdachte

Artikel 482a

	1. De Hoge Raad kan op aanvraag van het College van procureurs-generaal
een onherroepelijke einduitspraak van de rechter in Nederland houdende
vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging ten nadele van de
gewezen verdachte herzien indien dit in het belang is van een goede
rechtsbedeling en:

	a. er sprake is van een gegeven dat aan de rechter bij het onderzoek op
de terechtzitting niet bekend was en waardoor het ernstige vermoeden
ontstaat dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, de zaak zou
zijn geëindigd in een veroordeling van de gewezen verdachte voor een
opzettelijk begaan misdrijf dat de dood van een ander ten gevolge heeft;

	b. de uitspraak berust op stukken waarvan de valsheid na de uitspraak
is vastgesteld en het ernstige vermoeden bestaat dat indien de valsheid
aan de rechter bekend zou zijn geweest, de zaak zou zijn geëindigd in
een veroordeling van de gewezen verdachte;

	c. het is komen vast te staan dat een getuige of deskundige zich met
betrekking tot de zaak aan het in artikel 207 van het Wetboek van
Strafrecht omschreven misdrijf schuldig heeft gemaakt en het ernstige
vermoeden bestaat dat indien de meinedigheid aan de rechter bekend zou
zijn geweest, de zaak zou zijn geëindigd in een veroordeling van de
gewezen verdachte;

	d. het na het onherroepelijk worden van de uitspraak is komen vast te
staan dat de gewezen verdachte zich met betrekking tot zijn strafzaak
schuldig heeft gemaakt aan een van de in de artikelen 177 tot en met
178, 179, 284, 284a, 285 en 285a van het Wetboek van Strafrecht
omschreven misdrijven en het ernstige vermoeden bestaat dat indien de
verdachte dit misdrijf niet zou hebben begaan de zaak zou zijn
geëindigd in een veroordeling van de gewezen verdachte.

	2. Herziening ten nadele van de gewezen verdachte van een
onherroepelijke einduitspraak van de rechter in Nederland is tevens
mogelijk indien is komen vast te staan dat de rechter zich met
betrekking tot de aan zijn oordeel onderworpen zaak schuldig heeft
gemaakt aan het in artikel 364 van het Wetboek van Strafrecht omschreven
misdrijf.

	3. Als een in het eerste lid, onder a, bedoeld gegeven kunnen
uitsluitend worden aangemerkt:

	a. verklaringen, schriftelijke bescheiden of processen-verbaal,
houdende een geloofwaardige bekentenis van de gewezen verdachte of van
een persoon die wegens hetzelfde feit is vrijgesproken of ontslagen van
alle rechtsvervolging, dan wel

	b. de resultaten van technisch onderzoek.

	4. Indien de in artikel 482b, tweede lid, bedoelde bewijsmiddelen het
resultaat zijn van onderzoek dat niet overeenkomstig de wettelijke
voorschriften heeft plaatsgevonden en waarbij een inbreuk is gemaakt op
een recht van de gewezen verdachte worden deze bewijsmiddelen niet in
aanmerking genomen bij de beoordeling van de herzieningsaanvraag en niet
als bewijs in de strafzaak gebruikt.

	5. Onder een misdrijf als bedoeld in het eerste lid, onder a, is niet
begrepen de medeplichtigheid aan, poging tot en voorbereiding van dat
misdrijf.

Artikel 482b

	1. Het College van procureurs-generaal dient de herzieningsaanvraag bij
de Hoge Raad in door middel van een schriftelijke vordering. Het College
van procureurs-generaal kan een procureur-generaal machtigen een of meer
van de in deze afdeling opgenomen bevoegdheden uit te oefenen.

	2. De herzieningsaanvraag vermeldt de gronden waarop de vordering
berust, met bijvoeging van de bewijsmiddelen waaruit van die gronden kan
blijken, en een kopie van de uitspraak waarvan herziening wordt
gevorderd.

	3. De Hoge Raad verklaart de herzieningsaanvraag niet-ontvankelijk
indien:

	a. deze niet voldoet aan de in het eerste en tweede lid gestelde
vereisten;

	b. op het moment waarop de herzieningsaanvraag wordt ingediend het
recht tot strafvordering voor het strafbare feit waarop de aanvraag
betrekking heeft is vervallen door verjaring of door het overlijden van
de gewezen verdachte;

	c. de herzieningsaanvraag het in artikel 482a, eerste lid, onder a,
vermelde geval betreft en voor hetzelfde feit reeds eerder een
herziening van een onherroepelijke einduitspraak van de rechter in
Nederland is gevorderd, of

	d. de herzieningsaanvraag niet een onherroepelijke einduitspraak van de
rechter in Nederland betreft.

	4. De Hoge Raad wijst de herzieningsaanvraag af indien deze kennelijk
ongegrond is.

	5. In de overige gevallen zijn de artikelen 466, eerste en derde lid,
467, 468, eerste en derde tot en met vijfde lid, 470, 474 en 481 van
overeenkomstige toepassing alsmede de navolgende bepalingen van deze
afdeling.

Artikel 482c

	1. Behoudens het bepaalde in artikel 482e worden bij een onderzoek naar
de aanwezigheid van een grond voor herziening als bedoeld in artikel
482a de bevoegdheden die door de wet aan opsporingsambtenaren zijn
toegekend, niet tegen de gewezen verdachte uitgeoefend.

	2. Ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag kan een daartoe door
het College van procureurs-generaal aangewezen officier van justitie bij
de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in een
rechtbank die nog geen kennis heeft genomen van de zaak en die niet
gelegen is binnen het ressort van een gerechtshof dat kennis heeft
genomen van de zaak, een vordering indienen tot een nader onderzoek
indien:

	a. er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de Hoge Raad een
herzieningsaanvraag gegrond zal achten en

	b. dat onderzoek dringend noodzakelijk is.

	3. De vordering van de officier van justitie behelst een opgave van de
onderzoekshandelingen die door de rechter-commissaris dienen te worden
verricht en is met redenen omkleed. De vordering behoeft voorafgaande
schriftelijke instemming van het College van procureurs-generaal.

	4. De officier van justitie geeft zodra het belang van het onderzoek
dat toelaat schriftelijk kennis van de vordering aan de gewezen
verdachte en diens raadsman.

	5. De rechter-commissaris wijst de vordering af indien deze kennelijk
ongegrond is.

	6. In het andere geval hoort hij, alvorens te beslissen, de gewezen
verdachte over de vordering van de officier van justitie, tenzij het
belang van het onderzoek dringend vordert dat van het horen van de
gewezen verdachte over die vordering wordt afgezien.

	7. De gewezen verdachte is bevoegd zich bij het verhoor door een
raadsman te doen bijstaan.

Artikel 482d

	1. De rechter-commissaris beslist zo spoedig mogelijk over de in
artikel 482c, tweede lid, bedoelde vordering. De beschikking is met
redenen omkleed en wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de
officier van justitie en betekend aan de gewezen verdachte, met
vermelding van de termijn waarbinnen en de wijze waarop het
rechtsmiddel, dat tegen de beschikking openstaat, moet worden ingesteld.
Indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert kan de
rechter-commissaris betekening van de beschikking aan de gewezen
verdachte uitstellen.

	2. Voor de officier van justitie staat binnen veertien dagen na de
beschikking en voor de gewezen verdachte binnen veertien dagen na de
betekening van die beschikking hoger beroep open bij de rechtbank.

	3. De rechtbank beslist zo spoedig mogelijk.

Artikel 482e

	1. In geval van toewijzing van de in artikel 482c, tweede lid, bedoelde
vordering verricht de rechter-commissaris zo spoedig mogelijk de
verzochte onderzoekshandelingen alsmede andere handelingen die hij
noodzakelijk acht. De rechter-commissaris gaat niet over tot het
verrichten van de onderzoekshandelingen zolang tegen zijn beschikking
nog hoger beroep openstaat en zo dit is ingesteld, totdat het is
ingetrokken of daarop is beslist, tenzij het belang van het onderzoek
geen uitstel van de voorgenomen onderzoekshandelingen gedoogt. Indien de
rechtbank het beroep tegen een beschikking tot het instellen van een
onderzoek gegrond oordeelt en de rechter-commissaris reeds
onderzoekshandelingen heeft verricht, draagt de rechter-commissaris zorg
dat de resultaten van dit onderzoek worden vernietigd.

	2. Aan de rechter-commissaris komen tijdens het nader onderzoek de aan
hem krachtens dit wetboek toekomende bevoegdheden toe, met dien
verstande dat hij onverminderd het in de artikelen 63 en 64 bepaalde
alleen met verlof van de rechtbank op de vordering van de officier van
justitie verleend, een bevel tot bewaring van de gewezen verdachte kan
verlenen indien:

	a. uit bepaalde gedragingen van de verdachte of uit bepaalde, hem
persoonlijk betreffende omstandigheden, blijkt van een ernstig gevaar
voor vlucht of

	b. de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is voor het,
anders dan door verklaringen van de gewezen verdachte, aan de dag
brengen van de waarheid.

	3. In afwijking van het bepaalde in artikel 66 kan de
rechter-commissaris het bevel tot bewaring één keer verlengen met
verlof van de rechtbank op de vordering van de officier van justitie
verleend. De verdachte wordt in de gelegenheid gesteld op de vordering
te worden gehoord.

	4. Nadat de onderzoekshandelingen zijn voltooid, zendt de
rechter-commissaris de daarop betrekking hebbende stukken aan de
officier van justitie. Een afschrift zendt hij aan de gewezen verdachte
en diens raadsman.

	5. De rechter-commissaris geeft schriftelijk kennis aan de officier van
justitie en aan de gewezen verdachte van de beëindiging van het
onderzoek.

Artikel 482f

	1. Hangende de beslissing op de herzieningsaanvraag kan de Hoge Raad op
schriftelijke vordering van het College van procureurs-generaal of
ambtshalve een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding tegen de
gewezen verdachte uitvaardigen. Dit bevel blijft van kracht tot zestig
dagen na de dag waarop een beslissing is genomen op de
herzieningsaanvraag, doch kan door de Hoge Raad worden geschorst of
opgeheven. De artikelen 62, 67, 67a, 69, 73 en 77 tot en met 86 zijn van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bevel tot
voorlopige hechtenis slechts kan worden gegeven indien:

	a. uit bepaalde gedragingen van de verdachte of uit bepaalde, hem
persoonlijk betreffende omstandigheden, blijkt van een ernstig gevaar
voor vlucht of

	b. de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is voor het,
anders dan door verklaringen van de gewezen verdachte, aan de dag
brengen van de waarheid.

	2. Indien de herzieningsaanvraag niet ontvankelijk of ongegrond wordt
verklaard wordt de gewezen verdachte onverwijld in vrijheid gesteld.

	3. Indien de herzieningsaanvraag niet ontvankelijk of ongegrond wordt
verklaard kan de Hoge Raad op verzoek van de gewezen verdachte hem een
vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade welke hij ten
gevolge van de krachtens het eerste lid of artikel 482e ondergane
voorlopige hechtenis heeft geleden. De artikelen 89, 90 en 93 zijn van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 482g

	1. Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag gegrond acht, verwijst
hij de zaak naar een rechtbank die daarvan nog geen kennis heeft genomen
en die niet gelegen is binnen het ressort van een gerechtshof dat kennis
heeft genomen van de zaak, teneinde hetzij de onherroepelijke uitspraak
te handhaven hetzij met vernietiging daarvan opnieuw recht te doen.

	2. Het rechtsgeding in de verwezen zaak wordt gevoerd met
overeenkomstige toepassing van de Zesde Titel van het Tweede Boek, de
Tweede en Derde Titel van het Derde Boek, en artikel 476, vierde lid.
Het opsporingsonderzoek wordt verricht volgens de daarvoor geldende
bepalingen voor zover deze afdeling geen afwijkende bepalingen bevat.

	3. De rechter die enig onderzoek in de zaak heeft verricht, neemt op
straffe van nietigheid aan het onderzoek op de terechtzitting geen deel.

	4. In afwijking van het bepaalde in artikel 67a kan een bevel tot
voorlopige hechtenis alleen worden verleend op de in artikel 482f,
eerste lid, genoemde gronden.

	5. Indien na de vernietiging van de onherroepelijke uitspraak geen
straf of maatregel dan wel de maatregel, bedoeld in artikel 37 van het
Wetboek van Strafrecht, wordt opgelegd, kan de rechter op verzoek van de
gewezen verdachte hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen
voor de schade welke hij ten gevolge van de krachtens deze afdeling
ondergane voorlopige hechtenis heeft geleden. De artikelen 89 tot en met
93 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 482h

	1. Indien de onherroepelijke uitspraak in eerste aanleg door de Hoge
Raad is gewezen, verwijst hij de zaak, in zoverre in afwijking van 482g,
eerste lid, naar de terechtzitting van de Hoge Raad.

	2. De Hoge Raad voert het rechtsgeding in de verwezen zaak op de voet
van artikel 482g, tweede, vierde en vijfde lid, en met een aantal van
tien raadsheren. Bij het staken van de stemmen wordt een uitspraak ten
voordele van de gewezen verdachte gedaan.

	3. Tegen de beslissingen van de Hoge Raad is geen beroep of bezwaar
toegelaten.

Artikel 482i

	1. Aan de gewezen verdachte die geen raadsman heeft, wordt door het
bestuur van de raad voor rechtsbijstand een raadsman toegevoegd:

	a. op ambtshalve last van de voorzitter van de rechtbank in het geval
van een vordering als bedoeld in artikel 482c, tweede lid;

	b. op ambtshalve last van de voorzitter van de Hoge Raad in het geval
van een herzieningsaanvraag als bedoeld in artikel 482a;

	c. op ambtshalve last van de voorzitter van de rechtbank, van het
gerechtshof of van de Hoge Raad waar de zaak dient in het geval de zaak
op de voet van artikel 482g of 482h is verwezen.

	2. De in het eerste lid, onder a, bedoelde toevoeging geschiedt voor de
duur van de behandeling door de rechter-commissaris. De in het eerste
lid, onder b, bedoelde toevoeging geschiedt voor de duur van de
behandeling door de Hoge Raad van de herzieningsaanvraag. De in het
eerste lid, onder c, bedoelde toevoeging geschiedt voor de gehele aanleg
waarin zij heeft plaatsgehad.

	3. De toevoeging van de raadsman is in iedere aanleg kosteloos.

ARTIKEL II

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

ARTIKEL III

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet herziening ten nadele.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

 PAGE    

 PAGE   2