32696 Adv RvSt inzake de Wet houdende opheffing van het Spaarfonds AOW
Wet houdende opheffing van het Spaarfonds AOW
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2011D13424, datum: 2011-03-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2011Z05388:
- Indiener: H.G.J. Kamp, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Medeindiener: F.H.H. Weekers, staatssecretaris van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2011-03-17 13:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-03-29 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-03-29 17:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2011-04-20 14:00: Wet houdende opheffing van het Spaarfonds AOW-32696 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2011-05-24 16:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2011-05-26 14:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-06-22 16:15: Opheffing van het Spaarfonds AOW (32 696) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2011-06-28 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W12.11.0050/III 's-Gravenhage, 2 maart 2011 Bij Kabinetsmissive van 21 februari 2011, no.11.000422, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende opheffing van het Spaarfonds AOW, met memorie van toelichting. Het voorstel van wet geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven. De waarnemend vice-president van de Raad van State, PAGE 2 AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........