[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32366 Regels voor het verlenen van vergunning voor de onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen (Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen)

Regels voor het verlenen van vergunning voor de onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen (Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen)

Eindtekst

Nummer: 2011D13754, datum: 2011-03-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z06728:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

15 maart 2011



Regels voor het verlenen van vergunning voor de onrechtmatige bewoning
van recreatiewoningen (Wet vergunning onrechtmatige bewoning
recreatiewoningen)



	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bewoners
die een recreatiewoning onrechtmatig bewonen duidelijkheid te geven
omtrent het verlenen van een vergunning ter zake van die bewoning;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

	In deze wet wordt verstaan onder:

	a. recreatiewoning: woning die blijkens de bestemming is bedoeld voor
tijdelijk recreatief verblijf;

	b. bestemmingsplan: bestemmingsplan, bedoeld in artikel 3.1 van de Wet
ruimtelijke ordening;

	c. beheersverordening: beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van
de Wet ruimtelijke ordening;

	d. omgevingsvergunning: omgevingsvergunning voor een activiteit als
bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht voor het bewonen van een recreatiewoning in
strijd met het bestemmingsplan of de beheersverordening.

Artikel 2

	De artikelen 3 en 4 zijn van toepassing op een bewoner die onrechtmatig
een recreatiewoning bewoont, waarbij:

	a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan
een bestaande woning gestelde eisen;

	b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet
milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de
Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet
concentratiegebieden;

	c. de bewoner op 31 oktober 2003 die recreatiewoning als woning in
gebruik had en deze sedertdien tot in elk geval 1 januari 2010
ononderbroken heeft bewoond;

	d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was, en

	e. met betrekking tot de bewoning van de recreatiewoning vóór 1
januari 2010 geen besluit is genomen:

	1ْ  tot oplegging van een last onder dwangsom;

	2ْ  tot oplegging van een last onder bestuursdwang, of

	3ْ  inhoudende dat ter zake van de bewoning van de recreatiewoning
voor bepaalde tijd wordt afgezien van handhaving.

Artikel 3

	1. In afwijking van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder
2ْ , van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt aan een
bewoner als bedoeld in artikel 2 op diens aanvraag een
omgevingsvergunning verleend, indien hij de bewoning aantoont met
bewijsmiddelen die in ten minste twee van de hiernavolgende onderdelen a
tot en met g zijn genoemd:

	a. een bewijs van inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie
op het adres van de recreatiewoning;

	b. bescheiden waaruit blijkt dat de recreatiewoning in de aangifte
inkomstenbelasting is opgegeven als eigen woning en door de
Belastingdienst als zodanig is aangemerkt;

	c. een polis voor een ziektekostenverzekering waarbij als adres van de
bewoner het adres van de recreatiewoning is vermeld, gevoegd bij een
inschrijving van die bewoner bij een huisartsenpraktijk in de gemeente
waarin de recreatiewoning is gelegen of een aangrenzende gemeente;

	d. bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van een door burgemeester en
wethouders genomen besluit met betrekking tot bekostiging van
leerlingenvervoer vanaf het adres van de recreatiewoning;

	e. door de werkgever van de bewoner aan die bewoner verstrekte
jaaropgaven waaruit blijkt dat sprake is van een inkomen van die bewoner
op het adres van de recreatiewoning;

	f. bescheiden van een uitkeringsinstantie of pensioenfonds waaruit
blijkt dat sprake is van een uitkering of pensioen van die bewoner op
het adres van de recreatiewoning, of

	g. bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van een door die bewoner
genoten huursubsidie, respectievelijk huurtoeslag op het adres van de
recreatiewoning.

	2. In afwijking van artikel 3.9, eerste en tweede lid, van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht beslist het bevoegd gezag binnen tien
weken na de datum van ontvangst van de aanvraag en kan het bevoegd gezag
deze termijn eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen.

Artikel 4

	1. In afwijking van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder
2ْ , van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan het bevoegd
gezag aan een bewoner als bedoeld in artikel 2, die in onvoldoende mate
of niet beschikt over de in artikel 3 genoemde bewijsmiddelen, op diens
aanvraag een omgevingsvergunning verlenen indien hij de bewoning van de
recreatiewoning met aanvullende of andere bewijsmiddelen naar genoegen
van het bevoegd gezag aantoont.

	2. In afwijking van artikel 3.9, eerste en tweede lid, van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht beslist het bevoegd gezag binnen
veertien weken na de datum van ontvangst van de aanvraag en kan het
bevoegd gezag deze termijn eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen.

	3. Artikel 3.9, derde en vierde lid, van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht zijn niet van toepassing.

Artikel 5

	Een door het bevoegd gezag voor de inwerkingtreding van deze wet
genomen besluit, inhoudende dat ter zake van de bewoning van de
recreatiewoning voor onbepaalde tijd wordt afgezien van handhaving,
wordt aangemerkt als verlening van een omgevingsvergunning.

Artikel 6

	Een omgevingsvergunning is niet overdraagbaar en vervalt zodra de
bewoner de bewoning heeft beëindigd.

Artikel 7

	De omstandigheid dat een recreatiewoning met een omgevingsvergunning
rechtmatig permanent kan worden bewoond, wordt buiten beschouwing
gelaten bij de toepassing van een wettelijk voorschrift ten aanzien van
andere activiteiten, tenzij dit in strijd is met Europeesrechtelijke of
internationaalrechtelijke verplichtingen.

Artikel 8

	Een omgevingsvergunning kan gedurende twee jaar na inwerkingtreding van
deze wet worden aangevraagd.

Artikel 9

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Artikel 10

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet vergunning onrechtmatige bewoning
recreatiewoningen.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

De Minister van Infrastructuur en Milieu,