[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32460 Intrekking van de Wet stedelijke vernieuwing in verband met de decentralisatie van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing (Intrekkingswet Wet stedelijke vernieuwing)

Intrekking van de Wet stedelijke vernieuwing in verband met de decentralisatie van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing (Intrekkingswet Wet stedelijke vernieuwing)

Eindtekst

Nummer: 2011D15490, datum: 2011-03-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z11805:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

17 maart 2011



Intrekking van de Wet stedelijke vernieuwing in verband met de
decentralisatie van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing
(Intrekkingswet Wet stedelijke vernieuwing)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de
decentralisatie van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing
wenselijk is de Wet stedelijke vernieuwing in te trekken en te voorzien
in overgangsrecht met betrekking tot die intrekking;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I (INTREKKING WET STEDELIJKE VERNIEUWING)

	De Wet stedelijke vernieuwing wordt ingetrokken.

ARTIKEL II (WIJZIGING ALGEMENE WET BESTUURSRECHT)

	Onderdeel C van de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als
volgt gewijzigd:

	1. Het vijfde onderdeel vervalt.

	2. Het zesde en zevende onderdeel worden vernummerd tot het vijfde en
zesde onderdeel.

ARTIKEL IIa (WIJZIGING VAN DE CRISIS-EN HERSTELWET)

	Artikel 5.9 van de Crisis- en herstelwet vervalt.

ARTIKEL III (WIJZIGING WONINGWET)

	De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, eerste lid,
onderdeel o, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd,
luidende:

	p. stedelijke vernieuwing: op stedelijk gebied gerichte inspanningen
die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid,
bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en
milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, versterking
van culturele kwaliteiten, bevordering van de sociale samenhang,
verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de
openbare ruimte of anderszins tot structurele kwaliteitsverhoging van
dat stedelijk gebied.

B

	Na artikel 80 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 4A. STEDELIJKE VERNIEUWING

Artikel 80a

	1. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor
stedelijke vernieuwing en treft maatregelen in het belang daarvan.

	2. Gedeputeerde staten dragen uitsluitend zorg voor de bevordering en
ondersteuning van stedelijke vernieuwing, in het bijzonder indien zij in
het kader daarvan financiële middelen verstrekken.

	3. Onze Minister draagt zorg voor de bevordering en ondersteuning van
stedelijke vernieuwing.

C

	In artikel 81, eerste lid, wordt “andere activiteiten dan die
waarvoor ingevolge de Wet stedelijke vernieuwing subsidie kan worden
verleend, voorzover deze activiteiten” vervangen door: activiteiten
die.

D

	In artikel 82, eerste lid, wordt “andere activiteiten dan die
waarvoor ingevolge de artikelen 19 en 20 van de Wet stedelijke
vernieuwing subsidie kan worden verleend, voorzover deze activiteiten”
vervangen door: activiteiten die.

ARTIKEL IV (OVERGANGSRECHT)

	1. In dit artikel wordt verstaan onder:

	a. eerste investeringstijdvak: de jaren 2000 tot en met 2004;

	b. tweede investeringstijdvak: de jaren 2005 tot en met 2009;

	c. derde investeringstijdvak: de jaren 2010 tot en met 2014.

	2. Ten aanzien van investeringsbudget als bedoeld in artikel 5, eerste
respectievelijk vierde lid, van de Wet stedelijke vernieuwing, verleend
voor het eerste of tweede investeringstijdvak, waarvan het bedrag op het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet is vastgesteld
overeenkomstig artikel 14 of 15 van die wet, blijft het bij of krachtens
de Wet stedelijke vernieuwing bepaalde van toepassing.

	3. Het bedrag van het voor het derde investeringstijdvak verleende
investeringsbudget als bedoeld in artikel 5, eerste respectievelijk
vierde lid, van de Wet stedelijke vernieuwing, wordt vastgesteld op het
in 2010 inzake dat investeringsbudget verleende voorschot, bedoeld in
artikel 12 van de Wet stedelijke vernieuwing.

	4. De krachtens artikel 6, vierde lid, van de Wet stedelijke
vernieuwing vastgestelde provinciale verordeningen blijven van kracht
met betrekking tot het derde investeringstijdvak, en berusten vanaf het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op dit artikel.

	5. Krachtens artikel 20 van de Wet stedelijke vernieuwing vastgestelde
ministeriële regelingen, zoals die laatstelijk luidden op het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet, blijven, behoudens intrekking voor
dat tijdstip, van kracht tot de in die ministeriële regelingen bepaalde
datum van intrekking, en berusten vanaf eerderbedoeld tijdstip op dit
artikel.

ARTIKEL V (INWERKINGTREDING)

	Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. De artikelen I,
II, en III werken terug tot en met 1 januari 2011.

ARTIKEL VI (CITEERTITEL)

	Deze wet wordt aangehaald als: Intrekkingswet Wet stedelijke
vernieuwing.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 

 

 

 PAGE    

 PAGE   4