Preview document (🔗 origineel)

---

Geachte leden en plaatsvervangend leden van de vaste commissie voor
Infrastructuur en Milieu,

Ter bespreking onder het agendapunt rondvraag van de
procedurevergadering d.d. 30 maart 2011:

Van het lid Van Veldhoven (D66) is het verzoek ontvangen om het BOR te
vragen een begrotingstechnische analyse uit te voeren ten aanzien van
het voornemen tot decentralisatie van het waddenfonds, zoals verwoord in
de brieven van de minister d.d. 21 maart 2011 ( HYPERLINK
"http://parlisweb/parlis/document.aspx?id=59adff1d-d3ef-4590-b509-d4c247
7bd01f&zaak=810bf479-113e-43d4-8c88-53ccbe2cbf09" \\t "_blank"  29684-91
), aan de hand van onderstaande vragen.

Dit verzoek kan worden besproken bij de rondvraag van de
procedurevergadering van uw commissie d.d. 30 maart 2011. 

U hoeft niet per e-mail te reageren.

_____________________________________________

Van: Langenberg J. 

Verzonden: vrijdag 25 maart 2011 16:11

Aan: Sneep I.

CC: Veldhoven-van der Meer S.

Onderwerp: concept vragen om namens commissie BOR naar te laten kijken
ivm decentralisatie Waddenfonds

Beste Ivo,

Zoals ik net per telefoon aangaf zouden wij graag een aantal vragen van
begrotingstechnische – juridische aard willen laten uitzoeken door het
BOR, namens de I/M commissie.

Hieronder mijn voorzet voor de vragen waar we aan denken in verband met
een eerste overleg met het BOR hierover.

  

1) Er is in de financiële paragraaf van het Regeerakkoord een
efficiencykorting opgenomen van 5 miljoen euro op het Waddenfonds. Vraag
aan het BOR: is het mogelijk in kaart te brengen wat het niveau van de
kosten voor overhead er op de uitgaven vanuit het Waddenfonds sinds de
instelling in 2007 gemaakt zijn, en hoe deze zich verhouden tot totale
uitgekeerde middelen?

2) Wat is de precieze omvang van de financiële gevolgen van de
leenconstructie die toegepast is in de begroting voor 2011 ten aanzien
van het Waddenfonds om de interne begrotingsproblematiek van VROM te
dekken, en hoe verhoudt deze constructie zich tot de juridische
vormgeving van het fonds zoals deze in de Wet op het Waddenfonds is
vastgelegd?

3) Wat zijn de gevolgen van de decentralisatie van de middelen van het
Waddenfonds via het provinciefonds? Meer specifiek: raakt een eventuele
latere korting op het provinciefonds na decentralisatie ook de middelen
van het Waddenfonds wanneer deze gedecentraliseerd zijn?

4) Is het mogelijk om de middelen van het Waddenfonds, wanneer deze
gedecentraliseerd worden, specifiek te oormerken voor uitgaven aan
projecten gerelateerd aan de Wadden? Is de juridische dekking van de
bestemming dan vergelijkbaar met bijvoorbeeld een brede doeluitkering?

5) Hoe verhoudt de vormgeving van het Waddenfonds zich tot andere
fondsen op de begroting (v.b. het FES / het Infra-fonds) voor en na
decentralisatie? Zijn er andere voorbeelden van nationale fondsen die
gedecentraliseerd zijn waarmee de Kamerleden een zinvolle vergelijking
zouden kunnen maken?

Alvast dank voor de tijd,

Jan Wouter Langenberg