[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32253 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het uitbreiden van de mogelijkheden van selectie van studenten en van verhoging van het collegegeld alsmede in verband met het aanscherpen van de toelatingsvereisten voor aansluitende masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs (Ruim baan voor talent)

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het uitbreiden van de mogelijkheden van selectie van studenten en van verhoging van het collegegeld alsmede in verband met het aanscherpen van de toelatingsvereisten voor aansluitende masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs (ruim baan voor talent)

Eindtekst

Nummer: 2011D17715, datum: 2011-03-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z23673:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

29 maart 2011



Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek in verband met het uitbreiden van de mogelijkheden van
selectie van studenten en van verhoging van het collegegeld alsmede in
verband met het aanscherpen van de toelatingsvereisten voor aansluitende
masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs (ruim baan voor
talent)



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, in het
hoger onderwijs nieuwe mogelijkheden te introduceren om studenten te
selecteren en in samenhang daarmee meer differentiatie in de hoogte van
het collegegeld mogelijk te maken alsmede de toelatingsvereisten voor
aansluitende masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs aan te
scherpen en in verband daarmee de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek te wijzigen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als
volgt gewijzigd:

A

	Na artikel 6.6 worden vijf nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 6.7. Toestemming voor specifieke selectiecriteria en hoger
collegegeld

	1. Onze minister kan op aanvraag van het instellingsbestuur toestemming
verlenen gegadigden bij de inschrijving voor een opleiding te selecteren
volgens door het instellingsbestuur vast te stellen criteria en in
samenhang daarmee, in afwijking van artikel 7.43, voor de geselecteerde
studenten een collegegeld vast te stellen, dat hoger is dan het
wettelijk collegegeld, bedoeld in dat artikel.

	2. De toestemming van Onze minister heeft betrekking op een bepaalde
opleiding of op een bepaald programma binnen een opleiding waarvan de
studielast en eindtermen gelijk zijn aan die van de opleiding.

	3. Onze minister verleent uitsluitend zijn toestemming, indien:

	a. de aanvraag kleinschalig en intensief onderwijs betreft, dat is
gericht op een bovengemiddeld onderwijsrendement en waarbij de
activiteiten binnen en buiten het curriculum met elkaar zijn verbonden;
en

	b. de toestemming geen afbreuk doet aan de kwaliteit of de
toegankelijkheid van het hoger onderwijs.

	4. Het hogere collegegeld, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten
hoogste vijf maal het wettelijke collegegeld, bedoeld in artikel 7.43.

Artikel 6.7a. Aan toestemming verbonden verplichtingen

	1. Aan de toestemming, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, zijn de
volgende verplichtingen voor het instellingsbestuur verbonden:

	a. het selecteren van gegadigden;

	b. het vaststellen van een regeling voor de selectiecriteria en
-procedure;

	c. het vaststellen van een regeling voor de criteria en procedure voor
dispensatie van betaling van het hogere collegegeld; en

	d. het meewerken aan een eenmalige toetsing aan de praktijk als bedoeld
in artikel 6.7c.

	2. Onze minister kan andere verplichtingen aan de toestemming, bedoeld
in artikel 6.7, eerste lid, verbinden.

Artikel 6.7b. Aanvraag voor toestemming en advisering door
accreditatieorgaan

	1. Het instellingsbestuur dient een aanvraag als bedoeld in artikel
6.7, eerste lid, in bij het accreditatieorgaan.

	2. Na ontvangst van een aanvraag stelt het accreditatieorgaan ten
behoeve van de beslissing van Onze minister, bedoeld in artikel 6.7,
eerste lid, een advies op over:

	a. het aspect, bedoeld in artikel 6.7, derde lid, onder a, en;

	b. de vraag, of de desbetreffende opleiding of het desbetreffende
programma binnen een opleiding als bedoeld in artikel 6.7, tweede lid,
ondanks de kwalificatie door het instellingsbestuur, moet worden
beschouwd als een nieuwe opleiding

	3. Het accreditatieorgaan zendt het advies, bedoeld in het tweede lid,
vergezeld van de aanvraag, binnen zes maanden na indiening van de
aanvraag aan Onze minister.

	4. Onze minister kan nadere regels stellen met betrekking tot het
indienen van aanvragen en de daarbij over te leggen gegevens en
bescheiden.

	5. In het accreditatiekader, bedoeld in artikel 5a.8, eerste lid, legt
het accreditatieorgaan het advieskader en zijn werkwijze vast.

Artikel 6.7c. Toetsing aan de praktijk

	1. Indien Onze minister aan het instellingsbestuur toestemming als
bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, heeft verleend, laat het
instellingsbestuur het aspect, bedoeld in artikel 6.7, derde lid, onder
a, van de desbetreffende opleiding of het programma binnen de opleiding,
bedoeld in artikel 6.7, tweede lid, door het accreditatieorgaan zes jaar
na de verlening Ă©Ă©nmalig toetsen aan de praktijk.

	2. Bij het verlenen van de toestemming, bedoeld in artikel 6.7, kan
Onze minister bepalen dat de toetsing aan de praktijk op een ander
tijdstip dan het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt dan
wel dat de toetsing achterwege kan blijven, omdat daarvan geen nieuwe
inzichten zijn te verwachten.

	3. Het accreditatieorgaan zendt zijn bevindingen naar aanleiding van
een toetsing aan de praktijk aan Onze minister.

	4. Onze minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de
toetsing aan de praktijk, bedoeld in het eerste tot en met het derde
lid.

Artikel 6.7d. Intrekking toestemming

	Onze minister kan de toestemming, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid,
intrekken, indien:

	a. de opleiding dan wel het programma binnen een opleiding, bedoeld in
artikel 6.7, tweede lid, niet langer voldoet aan het aspect, bedoeld in
artikel 6.7, derde lid, onder a;

	b. de opleiding of het programma binnen een opleiding, bedoeld in
artikel 6.7, tweede lid, moet worden beschouwd als een nieuwe opleiding;

	c. de kwaliteit of de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in
gevaar komt; of

	d. het instellingsbestuur de verplichtingen, bedoeld in artikel 6.7a,
niet naleeft.

B

	Aan artikel 6.13, vierde lid, worden twee onderdelen toegevoegd,
luidende:

	r. of Onze minister met betrekking tot een opleiding toestemming heeft
verleend voor het hanteren van specifieke selectiecriteria, bedoeld in
artikel 6.7, en in samenhang daarmee voor het vaststellen van een hoger
collegegeld als bedoeld in dat artikel,

	s. of binnen de opleiding een programma wordt aangeboden ten aanzien
waarvan Onze minister toestemming heeft verleend voor het hanteren van
specifieke selectiecriteria, bedoeld in artikel 6.7, en in samenhang
daarmee voor het vaststellen van een hoger collegegeld als bedoeld in
dat artikel.

C

	Artikel 6.15 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

	2. Er wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

	3. Onze minister wijzigt de registratie van het gegeven, bedoeld in
artikel 6.13, vierde lid, onderdeel r of s, overeenkomstig het besluit,
bedoeld in artikel 6.7d.

D

	Na artikel 7.9a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.9b. Selectie voor een speciaal traject gericht op het behalen
van een hoger niveau

	1. Indien een instellingsbestuur binnen een opleiding een speciaal
traject aanbiedt, dat is gericht op het behalen van een hoger
kennisniveau van studenten, kan het instellingsbestuur daarvoor
studenten selecteren.

	2. Het instellingsbestuur stelt regels vast met betrekking tot de
selectie, bedoeld in het eerste lid.

E

	Artikel 7.13, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel u vervalt: “en”.

	2. Aan het einde van onderdeel v wordt de punt vervangen door een
komma.

	3. Na onderdeel v worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

	w. indien van toepassing: de wijze waarop de selectie van studenten
voor een speciaal traject binnen een opleiding, bedoeld in artikel 7.9b,
plaatsvindt, en

	x. de procedureregels die gelden bij de uitoefening van de bevoegdheid,
bedoeld in artikel 7.30a, eerste lid, derde volzin.

F

	In artikel 7.30a, eerste lid, derde volzin, wordt “besluiten”
vervangen door “desgevraagd besluiten” en wordt “onder de
voorwaarde dat is voldaan aan bij de onderwijs- en examenregeling van de
desbetreffende masteropleiding te stellen eisen” vervangen door: voor
zover het achterwege laten van de inschrijving gelet op het belang dat
de voorgaande volzinnen beogen te beschermen, zal leiden tot een
onbillijkheid van overwegende aard.

G

	In artikel 7.34, eerste lid, onder a, wordt na “ de artikelen”
ingevoegd: 6.7a,.

H

	Artikel 7.57e, eerste lid, komt te luiden:

	1. Met inachtneming van de toelatingsrechten, bedoeld in artikel 7.57c,
eerste lid, kan een instellingsbestuur een door hem te bepalen
percentage van de opleidingsplaatsen van een opleiding toewijzen aan
door hemzelf geselecteerde gegadigden die naar zijn oordeel beschikken
over bijzondere kwalificaties.

I

	Aan artikel 9.15, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan
het einde van onderdeel i door een komma een onderdeel toegevoegd,
luidende:

	j. de uitvoering van de artikelen 6.7a en 7.9b.

J

	In hoofdstuk 18 wordt na artikel 18.66 een nieuwe titel ingevoegd,
luidende:

TITEL 11. WET VAN 
 2011 (STB. 
.)

Artikel 18.67.

	Onze minister kan ten aanzien van Ă©Ă©n of meer instellingen tot 1 juni
2012 besluiten, dat de derde volzin van het eerste lid van artikel
7.30a, zoals die volzin luidt na inwerkingtreding van artikel I,
onderdeel F, van de wet van 
2011 (Stb. 
.) ten aanzien van de
desbetreffende instelling of instellingen tot 1 september 2013 buiten
toepassing blijft.

ARTIKEL II

	Indien het bij koninklijke boodschap van 18 december 2008 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk

onderzoek en enige andere  wetten onder meer in verband met de
verbetering van het bestuur bij de instellingen voor het hoger
onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten
(versterking besturing) (31 821) tot wet is of wordt verheven en voor de
onderdelen waarop dit artikel ziet in werking treedt voor of op het
tijdstip waarop dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking
treedt dan worden in dit wetsvoorstel de volgende wijzigingen
aangebracht:

A

	1. In artikel I, onderdeel A, komt artikel 6.7, eerste lid, als volgt
te luiden:

	1. Onze minister kan op aanvraag van het instellingsbestuur toestemming
verlenen gegadigden bij de inschrijving voor een opleiding te selecteren
volgens door het instellingsbestuur vast te stellen criteria en in
samenhang daarmee voor de geselecteerde studenten een collegegeld vast
te stellen dat hoger is dan het bedrag van het wettelijk collegegeld dat
op grond van artikel 7.45, zevende lid, bij algemene maatregel van
bestuur is vastgesteld en op de wijze daarin bepaald is geĂŻndexeerd.

	2. In artikel I, onderdeel A, komt artikel 6.7, vierde lid, als volgt
te luiden:

	4. Het hogere collegegeld bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten
hoogste vijf maal het bedrag van het wettelijk collegegeld dat op grond
van artikel 7.45, zevende lid, bij algemene maatregel van bestuur is
vastgesteld en op de wijze daarin bepaald is geĂŻndexeerd.

B

	In artikel I, onderdeel B, worden de onderdelen r en s verletterd tot s
en t.

C

	Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:

E

	Artikel 7.13, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het eind van onderdeel u vervalt “en”.

	2. Na onderdeel u worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

	v. indien van toepassing: de wijze waarop de selectie van studenten
voor een speciaal traject binnen een opleiding, bedoeld in artikel 7.9b,
plaatsvindt, en

	w. de procedureregels die gelden bij de uitoefening van de bevoegdheid,
bedoeld in artikel 7.30a, eerste lid, derde volzin.

D

	Artikel 9.33a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onder b, wordt “de hoogte van het
instellingscollegegeld dient te blijken” vervangen door: de hoogte van
het instellingscollegegeld en die van het collegegeld, bedoeld in
artikel 6.7, eerste lid, dienen te blijken.

	2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

	

	a. Aan het slot van onderdeel a vervalt het woord “en”.

	b. In onderdeel b, wordt “het instellingscollegegeld, bedoeld in
artikel 7.46,” vervangen door: het instellingscollegegeld, bedoeld in
artikel 7.46 en het collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid,.

	c. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel c door een
komma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

	d. de regeling die het instellingsbestuur vaststelt voor de
selectiecriteria en de selectieprocedure bedoeld in artikel 6.7a, eerste
lid, onder b,

	e. de regeling die het instellingsbestuur vaststelt voor de criteria en
de procedure voor dispensatie van betaling van het hogere collegegeld,
bedoeld in artikel 6.7a, eerste lid, onder c, en

	f. de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de
selectie, bedoeld in artikel 7.9b, eerste lid.

E

	Artikel 10.20a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onder b, wordt “de hoogte van het
instellingscollegegeld dient te blijken” vervangen door: de hoogte van
het instellingscollegegeld en die van het collegegeld, bedoeld in
artikel 6.7, eerste lid, dienen te blijken.

	2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. Aan het slot van onderdeel a vervalt het woord “en”.

	

	b. In onderdeel b, wordt “het instellingscollegegeld, bedoeld in
artikel 7.46,” vervangen door: het instellingscollegegeld, bedoeld in
artikel 7.46 en het collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid,.

	c. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel c door een
komma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

	d. de regeling die het instellingsbestuur vaststelt voor de
selectiecriteria en de selectieprocedure bedoeld in artikel 6.7a, eerste
lid, onder b,

	e. de regeling die het instellingsbestuur vaststelt voor de criteria en
de procedure voor dispensatie van betaling van het hogere collegegeld,
bedoeld in artikel 6.7a, eerste lid, onder c, en

	f. de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de
selectie, bedoeld in artikel 7.9b, eerste lid.

F

	In artikel I, onderdeel J, wordt artikel 18.66 vernummerd tot artikel
18.76, wordt “Titel 11” vervangen door “Titel 12” en wordt
artikel 18.67 vernummerd tot 18.77.

ARTIKEL III

	Indien het bij koninklijke boodschap van 18 december 2008 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband
met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor het hoger
onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten
(versterking besturing) (31 821) tot wet is of wordt verheven en voor de
onderdelen waarop dit artikel ziet in werking treedt na het tijdstip
waarop dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt,
worden in het eerstgenoemde wetsvoorstel de volgende wijzigingen
aangebracht:

A

	In artikel I, onderdeel AT, komt de wijziging onder 8 als volgt te
luiden:

	8. Aan het vierde lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	t. indien artikel 5a.9, zevende lid, van toepassing is: de door het
accreditatieorgaan

vastgestelde termijn, bedoeld in de tweede volzin van dat artikellid.

B

	In artikel I, onderdeel BI, vervalt de wijziging onder 3.

ARTIKEL IV

	1. Deze wet treedt met uitzondering van artikel I, onderdeel F, in
werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

	2. Artikel I, onderdeel F, treedt op 1 september 2012 in werking.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 PAGE    

 PAGE   8