[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32618, bijgewerkt t/m nr. 13 (nota van wijziging d.d. 06 april 2011)

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten in verband met de invoering van een verhoogd collegegeld voor langstudeerders (Wet verhoging collegegeld langstudeerders)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2011D17935, datum: 2011-04-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z01894:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 13 (nota van wijziging d.d. 06 april 2011)



32 618	Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek en enige andere wetten in verband met de invoering van een
verhoogd collegegeld voor langstudeerders (Wet verhoging collegegeld
langstudeerders)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een
grondslag te creëren voor de invoering van een gedifferentieerd
wettelijk collegegeld waarbij studenten die langer in het hoger
onderwijs zijn ingeschreven dan wenselijk is, een hoger collegegeld zijn
verschuldigd, en in verband daarmee onder meer de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te wijzigen;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als
volgt gewijzigd:

A

	In artikel 2.9, eerste lid, wordt “de bijdrage, bedoeld in artikel
7.46, tweede lid, anders dan op grond van artikel 7.46, derde lid”
vervangen door: het instellingscollegegeld, bedoeld in artikel 7.46,
tweede lid, anders dan op grond van de tweede volzin van dat lid.

B

	Artikel 7.43, eerste lid, komt te luiden:

	1. Een student is voor elk studiejaar dat hij door het
instellingsbestuur voor een opleiding is ingeschreven, aan de
desbetreffende instelling wettelijk collegegeld als bedoeld in de
artikelen 7.45 tot en met 7.45b of instellingscollegegeld als bedoeld in
artikel 7.46 verschuldigd. Een student die door het instellingsbestuur
van de Open Universiteit voor een onderwijseenheid is ingeschreven, is
het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45c, verschuldigd.

C

	De artikelen 7.45 en 7.46 worden vervangen door vijf nieuwe artikelen,
luidende:

Artikel 7.45. Hoogte wettelijk collegegeld

	1. De bedragen van het volledige en van het gedeeltelijke wettelijke
collegegeld worden vastgesteld volgens een basistarief en een verhoogd
tarief. Het verhoogde tarief bestaat uit het basistarief vermeerderd met
een opslag.

	2. Het basistarief en het verhoogde tarief van het volledige wettelijke
collegegeld worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

	3. De hoogte van het gedeeltelijke wettelijke collegegeld wordt door
het instellingsbestuur vastgesteld en is gelegen tussen een minimum- en
een maximumbedrag. Deze bedragen worden bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur vastgesteld.

	4. Het gedeeltelijke wettelijke collegegeld volgens het basistarief
bedraagt niet meer dan het volledige wettelijke collegegeld volgens het
basistarief.

	5. Het gedeeltelijke wettelijke collegegeld volgens het verhoogde
tarief bedraagt niet meer dan het volledige wettelijke collegegeld
volgens het verhoogde tarief.

	6. Het instellingsbestuur informeert Onze minister over de hoogte van
de bedragen die het instellingsbestuur op grond van het derde lid heeft
vastgesteld.

	7. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde
bedragen, bedoeld in het tweede en het derde lid, worden jaarlijks
volgens de consumentenprijsindex geĂŻndexeerd, op de wijze bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald.

Artikel 7.45a. Aanspraak op wettelijk collegegeld

	1. Het wettelijke collegegeld is verschuldigd door een student die:

	a. blijkens het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld
in artikel 7.52, sedert 1 september 1991 voor een inschrijving aan een
bacheloropleiding niet eerder een bachelor- of een mastergraad heeft
behaald of voor een inschrijving aan een masteropleiding niet eerder een
mastergraad heeft behaald,

	b. woonachtig is in Nederland, België, Luxemburg of een van de
deelstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen van de
Bondsrepubliek Duitsland, en

	c. tot Ă©Ă©n van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de
Wet studiefinanciering 2000, behoort of de Surinaamse nationaliteit
bezit.

	2. De voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, geldt niet
voor een student die voor de eerste maal een opleiding op het gebied van
onderwijs of gezondheidszorg volgt.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kan de categorie studenten,
bedoeld in het eerste lid, worden uitgebreid.

	4. Een student als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, die is
ingeschreven voor een voltijdse opleiding is het volledige wettelijke
collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, verschuldigd.

	5. Een student als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, die is
ingeschreven voor een deeltijdse of duale opleiding, is het
gedeeltelijke wettelijke collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, derde
lid, verschuldigd.

	6. Indien een student als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid
meer dan Ă©Ă©n opleiding volgt en de opleiding waarvoor hij het eerst is
ingeschreven met goed gevolg afrondt, is deze student het wettelijke
collegegeld verschuldigd voor het resterende deel van het studiejaar.
Het verschuldigde bedrag wordt in dat geval berekend naar rato van het
aantal resterende maanden van het desbetreffende studiejaar.

	7. Voor de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt
met een student die een bachelorgraad heeft behaald gelijkgesteld:

	a. een student die met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd
van een hogere beroepsopleiding met een studielast van 168 studiepunten,
volgens de wet zoals die luidde op 31 augustus 2002, en

	b. een student die met goed gevolg het kandidaatsexamen heeft afgelegd
van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in
artikel 7.8, zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2002.

8. Voor de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt met
een student die een mastergraad heeft behaald, gelijkgesteld:

	a. een student die met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd
van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in
artikel 7.3, zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2002;

	b. een student die op grond van artikel 18.14 met goed gevolg het
afsluitend examen heeft afgelegd van een opleiding in het
wetenschappelijk onderwijs; en

	c. een student die op grond van artikel 18.15 met goed gevolg het
afsluitend examen heeft afgelegd van een opleiding in het
wetenschappelijk onderwijs.

Artikel 7.45b. Verhoogd wettelijk collegegeld

	1. Het wettelijke collegegeld volgens het verhoogde tarief, bedoeld in
artikel 7.45, eerste lid, is verschuldigd door een student die voldoet
aan de voorwaarden die in artikel 7.45a worden gesteld om in aanmerking
te komen voor het wettelijke collegegeld en die blijkens het Centraal
register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.52, sedert
1991

	a. langer voor een opleiding ingeschreven is geweest dan:

	1°. vijf studiejaren, indien de inschrijving een bacheloropleiding met
een studielast van 240 studiepunten betreft, of

	2°. vier studiejaren, indien de inschrijving een bacheloropleiding met
een studielast van 180 studiepunten betreft, dan wel

	b. langer voor een masteropleiding ingeschreven is geweest dan:

	1°. vijf studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met
een studielast van 240 studiepunten betreft,

	2°. vier studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met
een studielast van 180 studiepunten betreft,

	3°. drie studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met
een studielast van 120 studiepunten betreft,

	4°. twee studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met
een studielast van 60 studiepunten betreft, of

	c. langer ingeschreven is geweest voor een opleiding als bedoeld in
artikel 18.15 dan het aantal jaren dat de som is van het aantal
studiepunten van de opleiding, bedoeld in artikel 7.4, zoals dat luidde
op 31 augustus 2002, gedeeld door 42 en vermeerderd met een jaar.

	2. Voor de berekening van de studielast wordt het aantal studiepunten
van de opleiding, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, zo nodig
naar boven afgerond tot 240, 180 of 120 studiepunten.

	3. Het aantal studiejaren van een student, bedoeld in het eerste lid,
wordt berekend door een optelling van diens inschrijvingen op de
peildatum in enig jaar vanaf 1 september 1991. Bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur wordt de peildatum, bedoeld in de eerste volzin,
vastgesteld en kunnen overige aspecten van de berekening van het aantal
studiejaren worden geregeld.

	4. Een student die, nadat hij een bachelorgraad of een mastergraad
heeft behaald, voor de eerste maal een opleiding op het gebied van
onderwijs of gezondheidszorg volgt en op grond van artikel 7.45a in
aanmerking komt voor het wettelijke collegegeld, is voor die opleiding
gedurende het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, onderdelen
a en b, uitsluitend het wettelijke collegegeld volgens het basistarief,
bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, verschuldigd.

	5. Indien een student op grond van artikel 5.6, tiende lid, van de Wet
studiefinanciering 2000 een jaar verlenging van de duur van de
prestatiebeurs wordt verleend, wordt eenmalig het aantal studiejaren,
bedoeld in het eerste lid, voor een opleiding als bedoeld in de
onderdelen a, b, of c van dat lid vermeerderd met een jaar.

	6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de categorieën studenten,
bedoeld in het vierde en het vijfde lid, worden uitgebreid.

	7. Indien een student een ongedeelde opleiding als bedoeld in artikel
18.15 vervolgt met een masteropleiding, telt het aantal studiejaren van
die ongedeelde opleiding, verminderd met drie, mee bij de vaststelling
van het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

Artikel 7.45c. Collegegeld OU

	1. Een student als bedoeld in artikel 7.45a, eerste, tweede of derde
lid, die is ingeschreven voor een onderwijseenheid bij de Open
Universiteit, is collegegeld OU verschuldigd ter hoogte van ten minste
Ă©Ă©n zestigste deel en ten hoogste Ă©Ă©n dertigste deel van het
volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in
artikel 7.45, eerste lid, vermenigvuldigd met het aantal studiepunten
dat een onderwijseenheid groot is.

	2. Een student die is ingeschreven voor een onderwijseenheid bij de
Open Universiteit en die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in
artikel 7.45a, eerste, tweede, of derde lid, is collegegeld OU
verschuldigd ter hoogte van ten minste Ă©Ă©n dertigste deel van het
volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in
artikel 7.45, eerste lid, vermenigvuldigd met het aantal studiepunten
dat een onderwijseenheid groot is.

	3. De hoogte van het collegegeld OU wordt door het instellingsbestuur
van de Open Universiteit vastgesteld. Voor de categorie studenten,
bedoeld in het tweede lid, kan het instellingsbestuur van de Open
Universiteit per onderwijseenheid of groep van onderwijseenheden of per
groep of groepen studenten een verschillend collegegeld OU vaststellen.

	4. Indien een student als bedoeld in het tweede lid gedurende een
studiejaar alsnog voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a,
eerste, tweede of derde lid, is hij voor het resterende deel van het
studiejaar op zijn verzoek het collegegeld OU, bedoeld in het eerste
lid, verschuldigd, en betaalt het instellingsbestuur OU hem het hogere
collegegeld OU, dat de student voor het restant van het studiejaar heeft
betaald, terug.

	5. Het instellingsbestuur van de Open Universiteit stelt regels vast
met betrekking tot de toepassing van dit artikel.

Artikel 7.46. Instellingscollegegeld

	1. Een student die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel
7.45a, eerste, tweede, derde of zesde lid, en niet is ingeschreven voor
een onderwijseenheid bij de Open Universiteit, is het
instellingscollegegeld verschuldigd.

	2. De hoogte van het instellingscollegegeld wordt door het
instellingsbestuur vastgesteld. Het instellingsbestuur kan per opleiding
of groep van opleidingen of per groep of groepen studenten een
verschillend instellingscollegegeld vaststellen.

	3 Onverminderd artikel 7.3c, vierde lid, bedraagt het
instellingscollegegeld ten minste het volledige wettelijke collegegeld
volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid.

	4. Indien de student, bedoeld in het eerste lid, gedurende een
studiejaar alsnog voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a,
eerste, tweede, derde of zesde lid, is hij voor het resterende deel van
het studiejaar op zijn verzoek het wettelijke collegegeld verschuldigd
en betaalt het instellingsbestuur hem het hogere instellingscollegegeld,
dat de student voor het restant van het studiejaar heeft betaald, terug.

	5. Het instellingsbestuur stelt regels vast met betrekking tot de
toepassing van dit artikel.

D

	Artikel 7.48 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “een student als bedoeld in artikel
7.45”  vervangen door “een student als bedoeld in artikel 7.45a”
en wordt “het wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, derde
lid” vervangen door: het volledige wettelijke collegegeld, bedoeld in
artikel 7.45, eerste lid.

	2. In het tweede lid, wordt “artikel 7.45, derde lid” vervangen
door “artikel 7.45, eerste lid” en wordt  “het bedoelde, hogere
collegegeld” vervangen door: het bedoelde wettelijke collegegeld.

	3. In het zesde lid wordt “artikel 7.45, vijfde lid” vervangen
door: artikel 7.45c, eerste lid.

	4. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

	7. Een student die aanspraak maakt op wettelijk collegegeld op grond
van artikel 7.45a, tweede lid, wordt voor een andere inschrijving niet
vrijgesteld van het betalen van collegegeld als bedoeld in de artikelen
7.45, 7.45a, 7.45b en 7.46.

E

	Artikel 7.49 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “artikel 7.45” vervangen door “artikel
7.45, eerste lid,”  en wordt “het collegegeld, bedoeld in artikel
7.45, derde lid” vervangen door: het volledige wettelijke collegegeld
volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid.

	2. In het derde lid wordt “artikel 7.45, derde lid” vervangen door:
artikel 7.45, eerste lid.

F

	In artikel 7.51, derde lid, onderdeel b, wordt “artikel 7.45, eerste
lid” vervangen door: artikel 7.45a, eerste lid.

G

	In artikel 15.2, onderdeel b, wordt “artikel 7.45, vierde lid”
vervangen door: artikel 7.45, derde lid.

H

	Na artikel 18.76 wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:

TITEL 12. WET VAN 
. 2011 (STB
)

Artikel 18.77. Vaststelling bedragen volledig wettelijk collegegeld
2011-2012

	1. In afwijking van artikel 7.45, tweede lid, wordt voor het studiejaar
2011-2012 het bedrag van het volledige wettelijke collegegeld bij wet
vastgesteld.

	2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt volgens het
basistarief 1.713 euro.

	3. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt volgens het
verhoogde tarief 4.713 euro.

Artikel 18.78. Vaststelling bedragen gedeeltelijk wettelijk collegegeld
2011-2012

	1. In afwijking van artikel 7.45, derde lid, wordt voor het studiejaar
2011-2012 het minimum- en maximumbedrag van het gedeeltelijke wettelijke
collegegeld bij wet vastgesteld.

	2. Het minimumbedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt volgens het
basistarief 961 euro.

	3. Het maximumbedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt volgens het
basistarief 1.713 euro.

	4. Het minimumbedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt volgens het
verhoogde tarief 3.961 euro.

	5. Het maximumbedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt volgens het
verhoogde tarief 4.713 euro.

Artikel 18.79. Vaststelling peildatum 

	1. In afwijking van artikel 7.45b, derde lid, wordt de peildatum voor
het studiejaar 2011-2012 bij wet vastgesteld.

	2. De peildatum, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op 30
september 2011.

ARTIKEL II

	Indien het bij koninklijke boodschap van 7 december 2009 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek in verband met het uitbreiden van de
mogelijkheden van selectie van studenten en van verhoging van het
collegegeld alsmede in verband met het aanscherpen van de
toelatingsvereisten voor aansluitende masteropleidingen in het
wetenschappelijk onderwijs (ruim baan voor talent) (32 253) met
uitzondering van artikel I, onderdeel F, tot wet is of wordt verheven,
en later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in
werking treedt als deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

	In artikel I, onderdeel A, komt artikel 6.7 te luiden:

Artikel 6.7 Toestemming voor specifieke selectiecriteria en hoger
collegegeld

	1. Onze minister kan op aanvraag van het instellingsbestuur toestemming
verlenen gegadigden bij de inschrijving voor een opleiding te selecteren
volgens door het instellingsbestuur vast te stellen criteria en in
samenhang daarmee, in afwijking van artikel 7.43, voor de geselecteerde
studenten een collegegeld vast te stellen dat hoger is dan het volledige
wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in dat artikel.

	2. De toestemming van Onze minister heeft betrekking op een bepaalde
opleiding of op een bepaald programma binnen een opleiding waarvan de
studielast en eindtermen gelijk zijn aan die van de opleiding.

	3. Onze minister verleent uitsluitend zijn toestemming indien:

	a. de aanvraag kleinschalig en intensief onderwijs betreft, dat is
gericht op een bovengemiddeld onderwijsrendement en waarbij activiteiten
binnen en buiten het curriculum met elkaar zijn verbonden; en

	b. de toestemming geen afbreuk doet aan de kwaliteit of de
toegankelijkheid van het hoger onderwijs.

	4. Het hogere collegegeld, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten
hoogste vijf maal het volledige wettelijke collegegeld volgens het
basistarief.

B

	In artikel I, onderdeel J, wordt artikel 18.66 vernummerd tot artikel
18.79, wordt “Titel 11” vervangen door: Titel 13 en wordt artikel
18.67 vernummerd tot artikel 18.81.

ARTIKEL III

	Indien het bij koninklijke boodschap van 7 december 2009 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek in verband met het uitbreiden van de
mogelijkheden van selectie van studenten en van verhoging van het
collegegeld alsmede in verband met het aanscherpen van de
toelatingsvereisten voor aansluitende masteropleidingen in het
wetenschappelijk onderwijs (ruim baan voor talent) (32 253), met
uitzondering van artikel I, onderdeel F, tot wet is of wordt verheven,
en eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op
dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt deze wet als volgt
gewijzigd:

A

	In artikel I, wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel Aa ingevoegd,
luidende:

Aa

	Artikel 6.7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “dat hoger is dan het wettelijk
collegegeld” vervangen door: dat hoger is dan het volledige wettelijke
collegegeld volgens het basistarief.

	2. In het vierde lid wordt “bedraagt ten hoogste vijf maal het
wettelijk collegegeld” vervangen door: bedraagt ten hoogste vijf maal
het volledige wettelijk collegegeld volgens het basistarief.

B

	In artikel I, onderdeel H, wordt artikel 18.76 vernummerd tot artikel
18.77, wordt “Titel 12” vervangen door: Titel 13, wordt artikel
18.77 vernummerd tot artikel 18.78, wordt artikel 18.78 vernummerd tot
artikel 18.79 en wordt artikel 18.79 vernummerd tot artikel 18.80.

ARTIKEL IV

	De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 3.16a, tweede en derde lid, wordt “het volledige
wettelijke collegegeld” telkens vervangen door: het volledige
wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45,
eerste lid.

B

Artikel 12.1a0. Afwijking van artikel 2.1

	1. In afwijking van artikel 2.1 regelt dit artikel het
langstudeerderskrediet.

	2. Het langstudeerderskrediet is een lening die op aanvraag kan worden
toegekend voor het studiejaar 2011-2012, 2012-2013 of 2013-2014. Het
langstudeerderskrediet kan worden toegekend aan een iemand die:

	a. voor 1 september 2011 aanspraak op studiefinanciering had; 

	b. op het moment van aanvraag geen aanspraak op studiefinanciering
heeft; en

	c. het verhoogde wettelijke collegegeld verschuldigd is op grond van
artikel 7.45b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek.

	3. Het langstudeerderskrediet voor het desbetreffende studiejaar wordt
in een keer uitgekeerd en bedraagt maximaal de hoogte van de opslag,
bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek. 

	4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over
de aanvraag, toekenning, betaling en andere uitvoeringsaspecten van het
langstudeerderskrediet.  

	5. Hoofdstuk 6 en 10a en de artikelen 7.1 en 7.3  zijn van
overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL V

	De Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing
wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 9, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. De zinsnede “in afwijking van artikel 7.43, eerste lid,” wordt
vervangen door: in afwijking van artikel 7.45, eerste lid.

	2. De zinsnede “van ten hoogste vijf keer het collegegeld, bedoeld in
artikel 7.43, eerste lid, van de wet” wordt vervangen door: van ten
hoogste vijf keer het volledige wettelijke collegegeld volgens het
basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de wet.

B

	In artikel 10, eerste lid, wordt “bedoeld in artikel 7.43, eerste
lid, van de wet” vervangen door: bedoeld in artikel 7.45, eerste lid,
van de wet.

C

	In artikel 18, tweede lid, wordt “bedoeld in artikel 7.43 van de
wet” vervangen door: bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de wet.

ARTIKEL VI

	De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 6.13, tweede lid, komt te luiden:

	2. Als uitgaven als bedoeld in het eerste lid worden niet aangemerkt:

	a. uitgaven die op de voet van de afdelingen 6.5 en 6.6 in aanmerking
worden genomen;

	b. het ingevolge de opslag, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, verschuldigde
collegegeld.

B

	In artikel 6.28, eerste lid, wordt, onder verlettering van onderdeel d
tot onderdeel e, een onderdeel ingevoegd, luidende:

	d. de opslag, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;.

C

	Artikel 6.29 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt “het bedrag aan collegegeld, bedoeld in
artikel 7.43 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek” vervangen door: het bedrag van het volledige wettelijke
collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste
lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

	2. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Voor de vaststelling of er sprake is van uitgaven die meer bedragen
dan het tweevoud van het standaardbedrag worden:

	a. uitgaven voor het wettelijke collegegeld in aanmerking genomen tot
maximaal het bedrag van het wettelijke collegegeld volgens het
basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en naar rato van het
aantal maanden in het kalenderjaar waarop deze betrekking hebben;

	b. uitgaven voor lesgeld als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de
Les- en cursusgeldwet in aanmerking genomen naar rato van het aantal
maanden in het kalenderjaar waarop deze betrekking hebben.

ARTIKEL VII

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet verhoging collegegeld
langstudeerders.

ARTIKEL VIII

	Deze wet treedt in werking met ingang van 1 september 2011.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

De Staatssecretaris van Financiën,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1