[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Overlast van bepaalde groepen scooterbestuurders

Brief regering

Nummer: 2011D19272, datum: 2011-04-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2011Z07762:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

1. De aanleiding 

Op verschillende momenten hebben wij gesproken over de overlast van
bepaalde groepen scooterbestuurders. De motie van de leden Monasch en
Dijkstra roept de regering op met een actieplan te komen om dit aan te
pakken. Mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie en ik willen dan ook
met gerichte maatregelen komen om hier tegen op te kunnen treden. Deze
brief, die mede namens mijn collega van Veiligheid en Justitie is
opgesteld bevat een overzicht van die maatregelen en gaat ook in op de
notitie van de Groen Links fractie van de gemeente Amsterdam hierover. 

2. De snorfiets

De scooter is een verzamelbegrip voor een voertuig dat in drie
verschillende voertuigcategorieën kan vallen:  de motorfiets, de
bromfiets en de snorfiets.  De motorfiets spreekt voor zich. De
bromfiets is het voertuig met het gele kenteken en de helmplicht en een
maximale snelheid van 45 km/h. De snorfiets rijdt maximaal 25 km/h,
heeft een blauw kenteken en kent geen helmplicht. In de discussie staat
de scooter met het blauwe kenteken, oftewel de snorfiets centraal. 

Het aantal verkochte brom- en snorfietsen is de laatste jaren sterk
gestegen. In 2006 werden er in Nederland 26.600 bromfietsen en 23.800
snorfietsen verkocht; in 2010 32.600 respectievelijk 61.800. In vier
jaar tijd is het aantal nieuw verkochte snorfietsen dus ruim verdubbeld.
De bromfiets en snorfiets vervullen een duidelijke behoefte bij de vraag
naar mobiliteit. Zonder over een auto te hoeven beschikken, met daarbij
horende parkeerproblemen, kan men zich gemakkelijk verplaatsen. Helaas
zijn er ook nadelen aan het gebruik van deze voertuigen. Ten opzichte
van personenauto’s met een verbrandingsmotor vervuilen snorfietsen met
een verbrandingsmotor een factor 10 meer en is hun ongevalrisico 30X zo
groot als dat van een personenauto. Ook schrikken fietsers nogal eens
door de hoge rijsnelheden. 

Teneinde de verkeersveiligheid te verbeteren is er in 1999 voor gekozen
om bromfietsers – in tegenstelling tot snorfietsers – niet op het
verplichte fietspad toe te staan. Door middel van de plaatsing van
verkeersbord G11 (“verplicht fietspad) kan de wegbeheerder aangeven
dat snorfietsers het verplichte fietspad dienen te gebruiken, terwijl
bromfietsers op de rijbaan moeten rijden. In de gevallen waarin het
echter gewenst is om niet alleen snorfietsers, maar ook bromfietsers te
verbieden om op de rijbaan te rijden, kan de wegbeheerder regelen dat
zowel snorfietsers, als bromfietsers gebruik moeten maken van het
fiets/bromfietspad. De wegbeheerder regelt dat door middel van de
plaatsing van verkeersbord G12a (fiets/bromfietspad) 

Tezamen met een verhoging van de maximumsnelheid voor bromfietsen op de
rijbaan naar 45 km/h en een verlaging van de maximumsnelheid voor
bromfietsen op het fiets/bromfietspad binnen de bebouwde kom naar 30
km/h heeft dit een positief effect gehad op de verkeersveiligheid. De
bromfietsen komen zo goed mee in het overige verkeer en het aantal
conflicten bij afslaan is verminderd. Dit heeft geleid tot een
ongevaldaling van ca. 15%. Snorfietsen maken vanwege hun geringe
maximumsnelheid van 25 km/h gebruik van het verplichte fietspad. 

3. Onderzoek Dienst Verkeer en Scheepvaart. 

In mijn opdracht heeft de Dienst Verkeer en Scheepvaart onderzoek
uitgevoerd naar de problematiek van de snorfiets op het fietspad. In het
kader van dit onderzoek zijn de BOVAG, Fietsersbond, Rai en de gemeente
Amsterdam geconsulteerd. Het onderzoek is als bijlage bijgevoegd.

Het onderzoek bevat een aantal conclusies en een viertal aanbevelingen.
Feitelijk blijkt de snorfiets op het fietspad niet substantieel bij te
dragen aan de verkeersonveiligheid. Bij botsingen tussen fietsers en
snorfietsers vielen tussen 1987 en 2009 jaarlijks gemiddeld 0,6 doden en
42,6 ziekenhuisgewonden. Dit is  een half procent van het totaal aantal
fietsslachtoffers. In 2007 waren er in het totaal 181 doden en 8110
ziekenhuisgewonden onder fietsers te betreuren. Hoewel natuurlijk ieder
slachtoffer er één te veel is, betekent dit dat er geen groot
objectief verkeersveiligheidsprobleem is voor fietsers ten gevolge van
botsingen met snorfietsen. De problemen met de snorfiets blijken vooral
betrekking te hebben op gevoelens van onveiligheid en overlast door
stank en lawaai, terwijl er tevens sprake is van een onbekend aantal
lichtgewonden. 

De aanbevelingen zijn:

Handhaaf de huidige regelgeving waarbij snorfietsers op het fietspad
rijden. Herinner decentrale overheden aan de mogelijkheid die ze hebben
om met bebording de snorfiets naar de rijbaan te verplaatsen. 

Samen met het ministerie van Veiligheid en Justitie te onderzoeken of
handhaving op snelheidsovertredingen kan worden versterkt. Ook een
scherper “lik op stuk” beleid kan hierbij helpen.

Overleg met de branche over mogelijkheden om het opvoeren van
snorfietsen tegen te gaan en om de snelheid van snorfietsen bij verkoop
conservatief in te stellen.

Onderzoek mogelijkheden, draagvlak en effectiviteit van een APK voor
snor- en motorfietsen om het aantal opgevoerde voertuigen en de
geluidsoverlast en emissie terug te dringen.

4. Actieplan.

Wij willen vooral die groep bestuurders aanpakken die zich niet weten te
gedragen en daarmee onder meer overlast veroorzaakt voor andere
weggebruikers. Wij kiezen daarom voor maatwerk en de volgende acties.   

Maatregelen op het terrein van Infrastructuur en Milieu

4.1 Maatregelen bij lichtvaardig rijgedrag

Sinds de introductie van het bromfietspraktijkexamen (1 maart 2010)
geldt de vorderingsprocedure ex. artikel 130 WVW 1994 ook voor houders
van een bromfietsrijbewijs, althans voor zover het de
rijvaardigheidseisen betreft. Dit houdt in dat in de bij ministeriele
regeling aangewezen gevallen de politie een mededeling uitbrengt aan het
CBR. Vervolgens wordt de betrokkene de verplichting oplegd tot deelname
aan een educatieve maatregel gedrag en verkeer of een onderzoek naar de
rijvaardigheid. Tevens is de maatregel beginnende bestuurder van
toepassing: het uitgangspunt van de maatregel beginnende bestuurder is
dat voor de categorie beginnende bestuurders vanwege het hogere
ongevalrisico strengere bepalingen gelden dan voor de overige
bestuurders. Na de derde onherroepelijke afdoening voor een van de bij
ministeriele regeling aangegeven delicten wordt een mededeling
uitgebracht aan het CBR.  Vervolgens wordt het rijbewijs ingevorderd en
wordt door het CBR de geldigheid van dat rijbewijs geschorst. Tenslotte
krijgt de betrokkene de verplichting opgelegd een onderzoek naar de
rijvaardigheid te ondergaan. 

4.2 Communicatie

Ik heb TeamAlert (de jongerenorganisatie voor de verkeersveiligheid)
opdracht gegeven om een landelijke campagne te starten waarbij
snorfietsers en bromfietsers bewust gemaakt worden van hun roekeloos
rijgedrag en hen te wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid in het
verkeer. Hierbij wordt speciaal in Amsterdam aandacht aan het probleem
van hardrijden en opvoeren gegeven

4.3 Milieueisen

De Europese Commissie heeft het voorstel voor een nieuwe verordening
voor de toelating van twee- en driewielige motorvoertuigen, waarin mede
een aanscherping in drie stappen van de thans geldende eisen aan de
uitstoot wordt voorgesteld aan de Raad en het Europees  parlement
gestuurd. Verwacht wordt dat hierover binnen een jaar een besluit zal
worden genomen. Het standpunt hierin is dat Nederland zo snel mogelijk
wil komen tot aanscherping van de eisen. Een goed alternatief in de
bestrijding van stank maar ook van geluidsoverlast van op benzine
aangedreven snorfietsen is de elektrische snorfiets. De markt biedt deze
inmiddels ook al aan. Inmiddels zijn in 2010, 3680 elektrische
snorfietsen verkocht. Gelet op de administratieve lasten en
fraudegevoeligheid, kies ik niet voor een APK.

4.4 Gemeenten aansporen om maatregelen te nemen. 

Een belangrijk element in de discussie is de vraag of de snorfiets op
het fietspad moet blijven. Verplaatsing naar de rijbaan is niet
wenselijk omdat het snelheidsverschil tussen de snorfiets (25 km. p/h)
en het overige verkeer (tussen 25 en 50 km p/h) te groot is. Bovendien
lijkt de problematiek zich in de ene gemeente meer voor te doen dan in
de andere gemeente. Onder bepaalde omstandigheden kan de afweging
gemaakt worden om de snorfiets naar de rijbaan te verplaatsen. De lokale
overheid is bij uitstek geschikt om een dergelijke 

afweging te maken. De wet biedt daartoe al verschillende mogelijkheden.
De wegbeheerder kan door de plaatsing van verkeersborden snorfietsen
weren op een bepaald weggedeelte, zoals bijvoorbeeld het fietspad en in
winkelgebieden. U kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan de plaatsing van
verkeersbord  G11 (verplicht fietspad) met daaronder een onderbord met
de tekst: “snorfietsen niet toegestaan” of aan de plaatsing van het
verkeersbord C12 (gesloten voor alle motorvoertuigen).  

Ik zal de mede overheden nog eens wijzen op de mogelijkheid die het RVV
1990 hier biedt. Daarnaast kan de wegbeheerder indien de snorfietser
zich niet aan de maximum snelheid houdt ook lokale maatregelen nemen in
het kader van de lokale driehoek. Voor wat betreft de mogelijkheid van
de bebording zal ik dit bespreken in het NMB van april.

Maatregelen op het terrein van Veiligheid en Justitie

4.5  Vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie.

Voor een beoordeling van het vervolgingsbeleid is het van belang om
onderscheid te maken tussen het harder rijden dan de maximumsnelheid en
het overschrijden van de maximumconstructiesnelheid, ofwel het opvoeren
van een voertuig.

De boetes voor het overschrijden van de maximumsnelheid met een snor- of
bromfiets zijn gelijk aan de boetes die volgen op een
snelheidsovertreding met een auto. Zo staat, na de verhoging van de
boetetarieven per 1 januari jl., bijvoorbeeld een boete van €132 op
een overschrijding van de maximumsnelheid met 20 km/u. Daarnaast komt
sinds 1 oktober 2006 het bromfietsrijbewijs in de in de wet aangegeven
gevallen in aanmerking voor invordering en inhouding . In vergelijking
met bestuurders van auto’s komen deze bestuurders bovendien eerder in
aanmerking voor een ontzegging van de rijbevoegdheid.

4.6  Ontzegging van de rijbevoegdheid bij te hard rijden.

Volgens artikel 164, tweede lid, WVW 1994 wordt het brommerrijbewijs
ingevorderd als een bestuurder van een bromfiets wordt staande gehouden
en de toegestane maximumsnelheid met 30 km/h of meer is overschreden.
Daarnaast kan op grond van het derde lid het rijbewijs worden
ingevorderd indien door de overtreding de veiligheid op de weg ernstig
in gevaar is gebracht. In de strafvorderingsrichtlijnen van het Openbaar
Ministerie is bepaald dat de Officier van Justitie naast een boete bij
een overschrijding vanaf 30 km/u tevens een onvoorwaardelijk ontzegging
van de rijbevoegdheid zal eisen. Zelfs als het voor betrokkene de eerste
keer is dat hij een dergelijke overtreding begaat, volgt er al een
rijontzegging van 2 maanden. Het huidige beleid gaat dus verder dan de
wens van Uw Kamer om na twee zware overtredingen over te gaan tot een
rijontzegging, zoals verwoord in de motie van de leden Monasch en
Dijksma (29 398, nr. 254). De hoogte van de boete en de duur van de
ontzegging nemen toe naarmate iemand vaker dergelijke overtredingen
begaat. 

4.7 Maatregel bij alcoholrecidive

Later dit jaar treedt daarnaast de recidiveregeling voor ernstige
verkeersdelicten (puntenstelsel Stb. 2008, 433) in werking. Deze bepaalt
dat het rijbewijs van rechtswege ongeldig wordt wanneer een
rijbewijshouder binnen een periode van vijf jaar na een eerdere
onherroepelijke veroordeling wegens een alcoholgerelateerd delict,
opnieuw een zwaar alcoholgerelateerd delict begaat en daarvoor
onherroepelijk wordt veroordeeld. Deze regeling zal ook gelden voor
houders van een bromfietsrijbewijs. Hierbij geldt als voorwaarde dat bij
het 

tweede delict een alcoholgehalte is geconstateerd van meer dan 1,0‰.
Met de invoering van de wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994
in verband met de aanpassing van de vorderingsprocedure en de invoering
van het alcoholslotprogramma (Stb. 259) zal deze grens worden verhoogd
tot 1,3 ‰. 

4.8 Inbeslagname van voertuigen

Een overschrijding van de maximumconstructiesnelheid (opvoeren) wordt
vastgesteld met behulp van een zogenaamde rollentestbank. Op een
dergelijke overtreding volgt een boete die oploopt tot €320 bij een
overschrijding met meer 

dan 30 km/u. Volgens de huidige beleidsregels wordt een brom- of
snorfiets bovendien in beslag genomen als binnen twee jaar na de eerste
bekeuring nog twee keer een bekeuring volgt voor het opgevoerd rijden.
Dit geldt als een bestuurder is bekeurd voor een overschrijding van de
constructiesnelheid van zijn voertuig met meer dan 15 km/u. Betrokkene
moet er dus ernstig rekening mee houden dat de rechter na drie
overschrijdingen besluit dat hij het voertuig niet terugkrijgt en dat
het zal worden vernietigd.

Na inbeslagname van een snor- of bromfiets is het aan de rechter om te
beoordelen of onttrekking aan het verkeer (en daarmee de vernietiging
van het voertuig) in verhouding staat tot de ernst van een overtreding.
Daarbij speelt mee dat het bij het overschrijden van de
maximumconstructiesnelheid juridisch gezien ‘slechts’ gaat om het
niet voldoen aan een technische eis die aan het type voertuig is
gesteld. Met alleen het meten van de maximumconstructiesnelheid op een
rollentestbank kan de politie immers niet vaststellen dat er ook
daadwerkelijk te hard is gereden met het voertuig. Bij de beslissing
over het al dan niet laten vernietigen van een snorfiets zal de rechter
daarnaast laten meewegen dat snorfietsen vaak een relatief hoge waarde
vertegenwoordigen. Vernietiging van het voertuig betekent voor
betrokkene immers al snel een verlies van enkele duizenden euro’s. In
het verleden is gebleken dat rechters bij inbeslagname na een tweede
overtreding in bijna alle gevallen de teruggave van het voertuig
gelasten, omdat onttrekking aan het verkeer om bovengenoemde redenen op
dat moment als een disproportionele maatregel wordt gezien.

Dit leidt tot de conclusie dat de huidige systematiek met betrekking tot
inbeslagname het meest recht doet aan de proportionaliteitseis van ons
rechtssysteem, en een verdere verscherping van het beleid naar alle
waarschijnlijkheid niet vaker zal leiden tot onttrekking aan het verkeer
dan wel een verbeurdverklaring van snor- en bromfietsen. Mijn ambtgenoot
van Veiligheid en Justitie zal om die reden geen uitvoering geven aan
het onderdeel van de motie van Uw Kamer dat vraagt om ervoor te zorgen
dat een snorfiets al bij een tweede zware overtreding in beslag wordt
genomen. Dit betekent overigens niet dat snor- of bromfietsen in zeer
ernstige gevallen niet al eerder in beslag kunnen worden genomen.
Onmiddellijke inbeslagname is mogelijk in gevallen waarin de
verkeersveiligheid dat vereist, bijvoorbeeld als een verdachte (bij
herhaling) een ernstig verkeersdelict pleegt. Het kan daarbij
bijvoorbeeld gaan om het aanrijden van een persoon in een
voetgangersgebied.

4.9 Voertuigcriminaliteit

Ik ben een voorstander van streng optreden tegen voertuigcriminaliteit
van brom- en snorfietsen. De lokale driehoek (met daarin de
burgemeester, de hoofdofficier van justitie en de korpschef) beslist
over de mate waarin er in een regio specifiek wordt ingezet op de aanpak
van voertuigcriminaliteit van brom- en snorfietsen, omdat de omvang van
deze problematiek immers per gemeente kan verschillen. Door middel van
gerichte politiecontroles kunnen opgevoerde en gestolen brom- en
snorfietsen in beslag worden genomen en de daders worden opgespoord.

Daarnaast zijn ook preventieve maatregelen van belang om diefstal en
misbruik van brom- en snorfietsen tegen te gaan. Te denken valt aan het
door de industrie 

laten merken van brom-/snorfietsonderdelen met microdots en chips, zodat
de politie de "reader" van de fietschip ook kan gebruiken bij brom- en
snorfietsen en gestolen voertuigen makkelijker kan opsporen. De
Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit is een werkgroep Aanpak
Scooterdiefstal gestart om te komen tot een integrale aanpak van de
voertuigcriminaliteit van snor- en bromfietsen. In de werkgroep hebben
momenteel de BOVAG, de RAI-vereniging, de ANWB, een grote verzekeraar en
de politie zitting. De werkgroep zet in op 

preventie, opsporing en repressie van snor- en bromfietsdiefstal, onder
meer door het creëren van betere parkeervoorzieningen, betere
registratie en identificatie van (onderdelen van) snor- en bromfietsen
via genoemde microdots en chips.

De minister van Veiligheid en Justitie onderzoekt momenteel of de aanpak
van de voertuigcriminaliteit van snor- en bromfietsen kan worden
meegenomen in de bestaande aanpak van voertuigcriminaliteit.

Maatregelen op het terrein van zowel Infrastructuur en Milieu als van
Veiligheid en Justitie

4.10 Aanscherping meetmarges bij opvoeren

Aanleiding hiervoor is de constatering dat een bestuurder van een
snorfiets pas vervolgd kan worden voor het overschrijden van de
maximumconstructiesnelheid wanneer er met een rollentestbank een
snelheid van meer dan 39 km/u (in plaats van 25 km/u) gemeten wordt.
Deze grens ligt zo hoog vanwege een opeenstapeling van marges die
gehanteerd (moeten) worden. 

Het gaat daarbij om 3 marges te weten:

een marge van 5 km/h bij de permanente eisen, 

een marge van 5 km/h bij de test op de rollentestbank en 

tenslotte hanteert het OM nog een marge van 4 km.

Met betrekking tot de marge die voortvloeit uit de permanente eisen van
brom- en snorfietsen in de Regeling voertuigen ga ik na of ik die eisen
kan aanscherpen binnen de randvoorwaarden van de Europese regelgeving.

In de beantwoording van vragen van de leden Bashir (SP) en Van Gent
(GroenLinks), aanhangsels van de Handelingen Kamernummernummer 776, heb
ik reeds gemeld dat samen met het OM en het Nederlands Meetinstituut
wordt onderzocht in hoeverre de foutmarges kunnen worden verlaagd bij
het gebruik van rollenbanken. Ik zal u over de eerste resultaten van dit
onderzoek tijdens het Algemeen Overleg op 18 mei informeren. 

Het OM bereidt een aanpassing van de Aanwijzing
maximumconstructiesnelheid brom- en snorfietsen voor, waardoor de
ondergrens voor vervolging met nog eens 4 km/u wordt verlaagd. Deze 4
km/u-marge bij snelheidscontroles is normaal gesproken bedoeld om ervoor
te zorgen dat een zeer geringe snelheidsovertreding niet direct tot een
boete leidt. Een overschrijding van de maximumconstructiesnelheid is
echter alleen mogelijk als er moedwillig is gesleuteld aan de snor- of
bromfiets, waardoor deze marge kan vervallen.

Het verlagen van bovenstaande marges zal ervoor zorgen dat bestuurders
van snor- en bromfietsen bij een lagere meetsnelheid te maken krijgen
met het scherpe beleid dat het OM voert ten aanzien van overtredingen
die worden begaan met snor- en bromfietsen. 

5. Vervolg

Juist omdat het element van overlast een zo belangrijke rol speelt vind
ik het belangrijk met elkaar in gesprek te blijven om te bezien of alle
acties en maatregelen ook daadwerkelijk tot een vermindering van de
overlast leiden. Om die reden wil ik ook samen met mijn ambtgenoot van
Veiligheid en Justitie en de genoemde partijen de vinger aan de pols
blijven houden. 

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

mw. drs. M.H. Schultz van Haegen														

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Plesmanweg 1-6

Den Haag

Postbus 20901

2500 EX  Den Haag

Ons kenmerk

IENM/BSK-2011/16370

4 april 2011

Betreft	Snorfiets overlast

de voorzitter van de Tweede Kamer 

der Staten-Generaal

Binnenhof 4 

2513 AA DEN HAAG

> Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag

Pagina   PAGE    \* MERGEFORMAT  1  van   =   Numpages  1  - 1 0 

Pagina   PAGE    \* MERGEFORMAT  2  van 7

4 april 2011

Betreft	snorfiets

DG Mobiliteit

Directie Wegen en Verkeersveiligheid

Plesmanweg 1-6

Den Haag

Postbus 20901

Contactpersoon

mr. C.   Zuidema

manager

T	070-4567637

M	+31(0)6-29543712

F	070-3516411

Christian.Zuidema@minvenw.nl

Ons kenmerk

IENM/BSK-2011/

Afschrift aan

secretariaat V

DGMO-DIM

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513
AA DEN HAAG

Pagina   PAGE    \* MERGEFORMAT  2  van   SECTIONPAGES  \* Arabic  \*
MERGEFORMAT  2 

> Retouradres