[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32319 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Eindtekst

Nummer: 2011D19308, datum: 2011-04-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z03101:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten-

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

5 april 2011



Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van
de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de
voorwaardelijke invrijheidstelling



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige
wijzigingen aan te brengen in de bepalingen in het Wetboek van
Strafrecht betreffende de voorwaardelijke veroordeling en de
voorwaardelijke invrijheidstelling;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 9, tweede lid, vervalt de tweede volzin.

B

	Artikel 14b wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid, eerste volzin, komt te luiden: De proeftijd bedraagt
ten hoogste drie jaren.

	2. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

	c. indien de rechter een bevel als bedoeld in artikel 14e, eerste lid,
heeft gegeven, op de dag van de einduitspraak.

C

	Artikel 14c wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid komt onderdeel b te luiden:

	b. de veroordeelde, voor zover aan de toepassing van artikel 14a
bijzondere voorwaarden als bedoeld in het tweede lid zijn gesteld:

	1°. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een
identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en

	2°. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in
artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder
begrepen.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Bij toepassing van artikel 14a kunnen voorts de volgende bijzondere
voorwaarden worden gesteld, waaraan de veroordeelde gedurende de
proeftijd, of een bij de veroordeling te bepalen gedeelte daarvan, dan
wel binnen een door de rechter te bepalen termijn, ten hoogste gelijk
aan de proeftijd, heeft te voldoen: 

	1°. gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door het strafbare feit
veroorzaakte schade;

	2°. geheel of gedeeltelijk herstel van de door het strafbare feit
veroorzaakte schade;

	3°. storting van een door de rechter vast te stellen waarborgsom, ten
hoogste gelijk aan het verschil tussen het maximum van de geldboete die
voor het feit kan worden opgelegd en de opgelegde boete;

	4°. storting van een door de rechter vast te stellen geldbedrag in het
schadefonds geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich
ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te
behartigen. Het bedrag kan niet hoger zijn dan de geldboete die ten
hoogste voor het strafbare feit kan worden opgelegd;

	5°. een verbod contact te leggen of te laten leggen met bepaalde
personen of instellingen;

	6°. een verbod zich op of in de directe omgeving van een bepaalde
locatie te bevinden;

	7°. een verplichting op bepaalde tijdstippen of gedurende een bepaalde
periode op een bepaalde locatie aanwezig te zijn;

	8°. een verplichting zich op bepaalde tijdstippen te melden bij een
bepaalde instantie; 

	9°. een verbod op het gebruik van verdovende middelen of alcohol en de
verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken
aan bloedonderzoek of urineonderzoek;

	10°. opneming van de veroordeelde in een zorginstelling;

	11°. een verplichting zich onder behandeling te stellen van een
deskundige of zorginstelling;

	12°. het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of
maatschappelijke opvang;

	13°. het deelnemen aan een gedragsinterventie;

	14°. andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende.

	3. Het derde lid komt te luiden:

	3. Aan een bijzondere voorwaarde kan elektronisch toezicht worden
verbonden.

D

	Artikel 14d wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De rechter kan aan een krachtens algemene maatregel van bestuur
aangewezen reclasseringsinstelling opdracht geven toezicht te houden op
de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te
begeleiden. Bij het houden van toezicht op de naleving van de
voorwaarden stelt de reclasseringsinstelling de identiteit van de
veroordeelde vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid,
eerste volzin, en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Indien
een voorwaarde niet wordt nageleefd, doet de reclasseringsinstelling
daarvan onverwijld melding aan het openbaar ministerie.

	2. Een lid wordt toegevoegd, luidende:

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld omtrent het uit te oefenen toezicht. 

E

	Na artikel 14d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14e

	1. De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van
het openbaar ministerie, bevelen dat de op grond van artikel 14c
gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen
toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, indien er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat
gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het
lichaam van een of meer personen.

	2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan door de rechter die
kennisneemt van het hoger beroep, ambtshalve, op verzoek van de
veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie, worden
opgeheven.

F

	In artikel 14f, eerste lid, tweede volzin, wordt â€œĂ©Ă©n jaar”
vervangen door: twee jaren.

G

	Na artikel 14f wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14fa

	1. In geval van veroordeling tot een vrijheidsstraf waarvan de rechter
heeft bepaald dat de straf of een gedeelte daarvan niet ten uitvoer zal
worden gelegd, kan het openbaar ministerie de aanhouding van de
veroordeelde bevelen, indien er ernstige redenen bestaan voor het
vermoeden dat enige gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd. Indien het
bevel van het openbaar ministerie niet kan worden afgewacht, kan de
hulpofficier de aanhouding van de veroordeelde bevelen. De hulpofficier
geeft van de aanhouding onverwijld schriftelijk of mondeling kennis aan
het openbaar ministerie.

	2. Het openbaar ministerie dient, indien het de aanhouding noodzakelijk
blijft vinden, onverwijld een vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging
in bij de rechter-commissaris en een vordering als bedoeld in artikel
14g, eerste lid, in bij de rechter.

	3. De rechter-commissaris beslist binnen driemaal vierentwintig uur na
aanhouding. Hangende de beslissing van de rechter-commissaris wordt de
veroordeelde niet in vrijheid gesteld.

	4. De veroordeelde wordt door de rechter-commissaris gehoord. De
artikelen 40 en 191 van het Wetboek van Strafvordering zijn van
overeenkomstige toepassing. De raadsman is bevoegd bij het onderzoek
tegenwoordig te zijn en van de daarop betrekking hebbende stukken kennis
te nemen.

	5. Indien de rechter-commissaris de vordering van het openbaar
ministerie toewijst, beveelt hij de voorlopige tenuitvoerlegging van de
niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf. Indien hij de vordering
afwijst, beveelt hij de invrijheidstelling van de veroordeelde.

	6. Het openbaar ministerie stelt de veroordeelde onverwijld
schriftelijk in kennis van de beslissing van de rechter-commissaris.

	7. De termijn van de voorlopige tenuitvoerlegging eindigt van
rechtswege met ingang van het tijdstip waarop de duur van de
vrijheidsbeneming gelijk wordt aan de duur van de ten uitvoer te leggen
straf.

	8. Het bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging kan door de rechter die
bevoegd is te oordelen over de vordering tot tenuitvoerlegging
ambtshalve, op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het
openbaar ministerie, worden opgeheven.

H

	Artikel 14g wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt “indien hij daartoe termen vindt,”.

	2. Een lid wordt toegevoegd, luidende:

	6. Bij toepassing van het eerste of tweede lid, beveelt de rechter dat
de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 14fa geheel in
mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de straf.
Indien hij dit bevel geeft terzake van een taakstraf, bepaalt hij in
zijn uitspraak volgens welke maatstaf de aftrek zal geschieden.

I

	Artikel 14h wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt na de eerste volzin een zin ingevoegd,
luidende: In het geval dat enige gestelde voorwaarde niet is nageleefd,
ziet het openbaar ministerie slechts af van een vordering als bedoeld in
artikel 14g, eerste lid, indien naar het oordeel van het openbaar
ministerie met een vordering als bedoeld in artikel 14f of met een
waarschuwing kan worden volstaan.

	2. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: In de overige
gevallen geschiedt het onderzoek van de zaak binnen dertig dagen nadat
de rechter-commissaris op grond van artikel 14fa de voorlopige
tenuitvoerlegging heeft bevolen.

	3. In het derde lid wordt “degene die met het verlenen van hulp en
steun was belast” vervangen door: degene die met reclasseringstoezicht
is belast.

	4. In het vijfde lid wordt “degene die met het verlenen van hulp en
steun is belast” vervangen door: degene die met reclasseringstoezicht
is belast.

J

	In artikel 14i, derde lid, wordt “degene die met het verlenen van
hulp en steun is belast” vervangen door: degene die met
reclasseringstoezicht is belast.

K

	In artikel 14j, tweede lid, wordt “degene die met het verlenen van
hulp en steun is belast” vervangen door: degene die met
reclasseringstoezicht is belast.

L

	Na artikel 14k wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14l

	In de gevallen waarin een vordering tot tenuitvoerlegging, als bedoeld
in artikel 14g, eerste lid, wordt afgewezen of het openbaar ministerie
in zijn vordering niet ontvankelijk wordt verklaard, kan het gerecht in
feitelijke aanleg dat als laatste over de vordering heeft geoordeeld op
verzoek van de veroordeelde hem een vergoeding ten laste van de staat
toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van
vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 14fa. De artikelen
89, eerste lid, tweede volzin, tweede lid, en zesde lid, 90 en 93 van
het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

La

	Aan artikel 15, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt, onder
vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma,
een onderdeel toegevoegd, luidende: 

	c. de veroordeelde een vreemdeling is die geen rechtmatig verblijf
heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.

M

	Artikel 15a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid komt onderdeel b te luiden:

	b. de veroordeelde, voor zover aan de voorwaardelijke
invrijheidstelling bijzondere voorwaarden als bedoeld in het tweede lid
worden gesteld:

	1°. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een
identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en

	2°. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in
artikel 15b, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder
begrepen.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. De bijzondere voorwaarden kunnen inhouden:

	1°. een verbod contact te leggen of te laten leggen met bepaalde
personen of instellingen;

	2°. een verbod zich op of in de directe omgeving van een bepaalde
locatie te bevinden;

	3°. een verplichting op bepaalde tijdstippen of gedurende een bepaalde
periode op een bepaalde locatie aanwezig te zijn;

	4°. een verplichting zich op bepaalde tijdstippen te melden bij een
bepaalde instantie; 

	5°. een verbod op het gebruik van verdovende middelen of alcohol en de
verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken
aan bloedonderzoek of urineonderzoek;

	6°. opneming van de veroordeelde in een zorginstelling gedurende een
bepaalde termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd;

	7°. een verplichting zich onder behandeling te stellen van een
deskundige of zorginstelling gedurende een bepaalde termijn, ten hoogste
gelijk aan de proeftijd;

	8°. het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of
maatschappelijke opvang gedurende een bepaalde termijn, ten hoogste
gelijk aan de proeftijd;

	9°. het deelnemen aan een gedragsinterventie;

	10°. andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende,
waaraan deze gedurende de proeftijd heeft te voldoen.

	3. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Aan een bijzondere voorwaarde kan elektronisch toezicht worden
verbonden.

N

	Artikel 15b, tweede lid, komt te luiden:

	2. Het openbaar ministerie kan aan een krachtens algemene maatregel van
bestuur aangewezen reclasseringsinstelling opdracht geven toezicht te
houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve
daarvan te begeleiden. Bij het houden van toezicht op de naleving van de
voorwaarden stelt de reclasseringsinstelling de identiteit van de
veroordeelde vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid,
eerste volzin, en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Indien
een voorwaarde niet wordt nageleefd, doet de reclasseringsinstelling
daarvan onverwijld melding aan het openbaar ministerie. 

Na

	Artikel 15g komt te luiden:

Artikel 15g

	Voorwaardelijke invrijheidstelling kan geheel of gedeeltelijk worden
herroepen indien de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet
heeft nageleefd. Indien de voorwaardelijke invrijheidstelling
gedeeltelijk is herroepen, wordt de veroordeelde, nadat hij het alsnog
ten uitvoer te leggen gedeelte van de vrijheidsstraf heeft ondergaan,
opnieuw voorwaardelijk in vrijheid gesteld.

Nb

	Artikel 15i, tweede lid, komt te luiden:

	2. Indien het openbaar ministerie van oordeel is dat de veroordeelde
een voorwaarde niet heeft nageleefd, dient het onverwijld een
schriftelijke vordering tot herroeping van de voorwaardelijke
invrijheidstelling in bij de rechtbank. De vordering bevat de grond
waarop zij berust. Het openbaar ministerie ziet slechts af van de
vordering, indien naar het oordeel van het openbaar ministerie met het
wijzigen van de voorwaarden of met een waarschuwing kan worden volstaan.

O

	Artikel 15h wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het eerste lid worden twee zinnen toegevoegd, luidende: Indien
het bevel van het openbaar ministerie niet kan worden afgewacht, kan de
hulpofficier de aanhouding van de veroordeelde bevelen. De hulpofficier
geeft van de aanhouding onverwijld schriftelijk of mondeling kennis aan
het openbaar ministerie.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Het openbaar ministerie dient, indien het de aanhouding noodzakelijk
blijft vinden, onverwijld een vordering tot schorsing van de
voorwaardelijke invrijheidstelling in bij de rechter-commissaris en een
vordering als bedoeld in artikel 15i, tweede lid, in bij de rechter.

P

	In artikel 16 wordt “het verlenen van hulp en steun aan
veroordeelden” vervangen door: de werkzaamheden van
reclasseringsinstellingen met betrekking tot de naleving van bij of
krachtens de wet aan verdachten of veroordeelden opgelegde voorwaarden.

Q

	Het eerste en tweede lid van artikel 22c komen te luiden:

	1. Een taakstraf bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid. Het
vonnis dan wel de strafbeschikking vermeldt het aantal uren dat de straf
zal duren. Het vonnis dan wel de strafbeschikking kan de aard van de te
verrichten werkzaamheden vermelden.

	2. De taakstraf duurt ten hoogste tweehonderdenveertig uren.

R

	In artikel 22d, derde lid, wordt “acht maanden” vervangen door:
vier maanden.

S

	In artikel 22f, eerste lid, vervalt “of het te volgen leerproject”
en wordt “artikel 22c, eerste lid, tweede volzin” vervangen door:
artikel 22c, eerste lid, derde volzin.

Sa

	Aan artikel 22g, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien
de rechter het bezwaarschrift gegrond verklaart, geeft hij in zijn
beslissing het aantal uren taakstraf aan dat nog moet worden verricht en
binnen welke termijn de taakstraf moet worden voltooid.

Sb

	Artikel 22i komt te luiden:

Artikel 22i

	Het openbaar ministerie kan een beslissing als bedoeld in artikel 22f,
eerste lid, of artikel 22g, eerste lid, slechts nemen gedurende de
termijn waarbinnen de taakstraf op grond van artikel 22c, derde lid, dan
wel 22g, derde lid, moet zijn voltooid, of binnen drie maanden na afloop
van deze termijn. 

Sc

	Na artikel 31 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 32

	

	De rechter kan aan een krachtens algemene maatregel van bestuur
aangewezen reclasseringsinstelling opdracht geven toezicht te houden op
de naleving door de veroordeelde van de ontzetting van het recht om
ambten of bepaalde ambten te bekleden en het recht om bepaalde beroepen
uit te oefenen. De veroordeelde is verplicht medewerking te verlenen aan
het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder
begrepen. Indien de veroordeelde de ontzetting niet naleeft, doet de
reclasseringsinstelling daarvan onverwijld melding aan het openbaar
ministerie.

T

	Artikel 38a, vierde lid, vervalt.

U

	In artikel 38g vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde
lid tot derde lid.

V

	In artikel 38h, eerste lid, vervalt in de tweede volzin: “en
derde”.

W

	In artikel 38p vervalt het zevende lid, onder vernummering van het
achtste lid tot zevende lid.

X

	In artikel 44a, tweede lid, vervalt telkens “, bestaande uit een
werkstraf,”.

Xa

	Aan artikel 77tb wordt een lid toegevoegd, luidende:

	7. Artikel 77cca, eerste lid, derde tot en met zesde lid en achtste
lid, is van overeenkomstige toepassing. Indien het openbaar ministerie
de aanhouding noodzakelijk blijft vinden, dient het onverwijld een
vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging in bij de rechter-commissaris
en een vordering als bedoeld in het derde lid bij de rechter.

Xb

	In artikel 77u wordt “artikelen 14h” vervangen door: artikelen 14h,
eerste lid, eerste en derde volzin, en tweede tot en met vijfde lid.  

Y

	In artikel 77w vervalt het vierde lid, onder vernummering van het
vijfde tot en met achtste lid tot vierde tot en met zevende lid.

Z

	In artikel 77wb, derde lid, wordt “derde tot en met vijfde, zevende
en achtste lid” vervangen door: derde, vierde, zesde en zevende lid.

AA

	In artikel 77z vervalt de derde volzin.

AAa

	Na artikel 77z wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 77za

	

	1. De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van
het openbaar ministerie, bevelen dat de op grond van artikel 77z
gestelde voorwaarden, de op grond van artikel 77aa, tweede en derde lid,
te verlenen hulp en steun dan wel het op grond van artikel 77aa, vierde
lid, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, indien er
ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom
een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor
de onaantastbaarheid van het

lichaam van een of meer personen.

	2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan door de rechter die
kennisneemt van het hoger beroep, ambtshalve, op verzoek van de
veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie, worden
opgeheven.

BB

	Na artikel 77cc wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 77cca

	1. In geval van veroordeling tot jeugddetentie of de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen waarvan de rechter heeft
bepaald dat deze geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer zal worden
gelegd, kan het openbaar ministerie de aanhouding van de veroordeelde
bevelen, indien er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat enige
gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd. Indien het bevel van het
openbaar ministerie niet kan worden afgewacht, kan de hulpofficier de
aanhouding van de veroordeelde bevelen. De hulpofficier geeft van de
aanhouding onverwijld schriftelijk of mondeling kennis aan het openbaar
ministerie.

	2. Het openbaar ministerie dient, indien het de aanhouding noodzakelijk
blijft vinden, onverwijld een vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging
in bij de rechter-commissaris en een vordering als bedoeld in artikel
77dd, eerste lid, in bij de rechter.

	3. De rechter-commissaris beslist binnen driemaal vierentwintig uur na
aanhouding. Hangende de beslissing van de rechter-commissaris wordt de
veroordeelde niet in vrijheid gesteld.

	4. De veroordeelde wordt door de rechter-commissaris gehoord. Artikel
77ee, tweede lid, en de artikelen 40 en 191 van het Wetboek van
Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing. De raadsman is
bevoegd bij het onderzoek tegenwoordig te zijn en van de daarop
betrekking hebbende stukken kennis te nemen.

	5. Indien de rechter-commissaris de vordering van het openbaar
ministerie toewijst, beveelt hij de voorlopige tenuitvoerlegging van de
niet ten uitvoer gelegde jeugddetentie of de maatregel tot plaatsing in
een inrichting voor jeugdigen. Indien hij de vordering afwijst, beveelt
hij de invrijheidstelling van de veroordeelde.

	6. Het openbaar ministerie stelt de veroordeelde onverwijld
schriftelijk in kennis van de beslissing van de rechter-commissaris.

	7. De termijn van de voorlopige tenuitvoerlegging eindigt van
rechtswege met ingang van het tijdstip waarop de duur van de
vrijheidsbeneming gelijk wordt aan de duur van de ten uitvoer te leggen
jeugddetentie of de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor
jeugdigen.

	8. Het bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging kan door de rechter die
bevoegd is te oordelen over de vordering tot tenuitvoerlegging
ambtshalve, op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het
openbaar ministerie, worden opgeheven.

CC

	Aan artikel 77dd worden twee leden toegevoegd, luidende:

	4. Bij toepassing van het eerste of tweede lid, beveelt de rechter dat
de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 77cca geheel in
mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de straf.
Indien hij dit bevel geeft terzake van een taakstraf of de maatregel
betreffende het gedrag van de jeugdige, bepaalt hij in zijn uitspraak
volgens welke maatstaf de aftrek zal geschieden.

	5. In de gevallen waarin de vordering tot tenuitvoerlegging wordt
afgewezen of het openbaar ministerie in zijn vordering niet ontvankelijk
wordt verklaard, kan het gerecht in feitelijke aanleg dat als laatste
over de vordering heeft geoordeeld op verzoek van de veroordeelde hem
een vergoeding ten laste van de staat toekennen voor de schade die hij
heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van
artikel 77cca. De artikelen 89, eerste lid, tweede volzin, tweede lid,
en zesde lid, 90 en 93 van het Wetboek van Strafvordering zijn van
overeenkomstige toepassing.

CCa

	In artikel 77ee, eerste lid, wordt “artikelen 14h” vervangen door:
artikelen 14h, eerste lid, eerste en derde volzin, en tweede tot en met
vijfde lid.  

DD

	In artikel 77hh, eerste lid, wordt “77w, derde en zevende lid”
vervangen door: 77w, derde en zesde lid.

ARTIKEL II

	Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 257a, derde lid, vervalt de tweede volzin.

B

	Artikel 493, zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de vierde volzin vervalt “die het gedrag van de veroordeelde
betreffen”.

	2. De vijfde volzin vervalt.

ARTIKEL III

	In artikel 13, eerste lid, van de Gratiewet vervalt de tweede volzin.

ARTIKEL IV

	In artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wet op de Jeugdzorg wordt
“77w, derde en zevende lid” vervangen door: 77w, derde en zesde lid.

ARTIKEL IVa

	Indien het bij geleidende brief van 25 april 2006 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het
verhogen van de maximale proeftijd voor misdrijven die de gezondheid of
het welzijn van dieren benadelen, en in verband met het verhogen van het
strafmaximum voor onder meer het doden van andermans dieren (30 511) tot
wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt of is getreden
voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt deze wet als
volgt gewijzigd:

	In artikel I, onderdeel B, onder 2, wordt “derde lid” vervangen
door: vierde lid.

ARTIKEL V

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

	

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

 PAGE    

 PAGE   1