[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32551 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel (rechterlijk gebieds- of contactverbod)

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel (rechterlijk gebieds- of contactverbod)

Eindtekst

Nummer: 2011D23395, datum: 2011-04-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z16155:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

26 april 2011



Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van
Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke
vrijheidsbeperkende maatregel (rechterlijk gebieds- of contactverbod)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Wetboek
van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering te wijzigen in verband
met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	Na artikel 38u wordt een afdeling toegevoegd, luidende:

VIERDE AFDELING

Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel

Artikel 38v

	1. Ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare
feiten kan een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid worden
opgelegd bij de rechterlijke uitspraak:

	1°. waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld;

	2°. waarbij overeenkomstig artikel 9a wordt bepaald dat geen straf zal
worden opgelegd.

	2. De maatregel kan inhouden dat de verdachte wordt bevolen:

	a. zich niet op te houden in een bepaald gebied,

	b. zich te onthouden van contact met een bepaalde persoon of bepaalde
personen,

	c. zich op bepaalde tijdstippen te melden bij de daartoe aangewezen
opsporingsambtenaar.

	3. De maatregel kan voor een periode van ten hoogste twee jaren worden
opgelegd.

	4. De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van de
officier van justitie, bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is
indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte
opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een
bepaalde persoon of bepaalde personen.

	5. Het bevel, bedoeld in het vierde lid, kan door de rechter die
kennisneemt van het hoger beroep, ambtshalve, op verzoek van de
veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie, worden
opgeheven.

	6. De maatregel kan tezamen met straffen en andere maatregelen worden
opgelegd.

Artikel 38w

	1. In het vonnis waarbij de maatregel als bedoeld in artikel 38v wordt
opgelegd, beveelt de rechter dat vervangende hechtenis zal worden
toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.

	2. De rechter bepaalt in het vonnis de duur van de vervangende
hechtenis die ten hoogste ten uitvoer wordt gelegd voor iedere keer dat
niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende
hechtenis wordt in gehele dagen, weken of maanden vastgesteld en
bedraagt ten minste drie dagen.

	3. De totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis
bedraagt ten hoogste zes maanden.

	4. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen
ingevolge de maatregel, bedoeld in artikel 38v, tweede lid, niet op.

Artikel 38x

	1. Indien er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de
veroordeelde de maatregel niet naleeft of heeft nageleefd, kan zijn
aanhouding worden bevolen door het openbaar ministerie. Indien het bevel
van het openbaar ministerie niet kan worden afgewacht, kan de
hulpofficier de aanhouding van de veroordeelde bevelen. De hulpofficier
geeft van de aanhouding onverwijld schriftelijk of mondeling kennis aan
het openbaar ministerie.

	2. Het openbaar ministerie dient na aanhouding onverwijld een vordering
tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis in bij de
rechter-commissaris.

	3. De rechter-commissaris beslist binnen driemaal vierentwintig uur na
indiening van de vordering. Hangende de beslissing van de
rechter-commissaris wordt de aangehouden veroordeelde niet in vrijheid
gesteld.

	4. De veroordeelde wordt door de rechter-commissaris gehoord. De
artikelen 40 en 191 van het Wetboek van Strafvordering zijn van
overeenkomstige toepassing. De raadsman is bevoegd bij het onderzoek
tegenwoordig te zijn en van de daarop betrekking hebbende stukken kennis
te nemen.

	5. Indien de rechter-commissaris de vordering van het openbaar
ministerie toewijst, beveelt hij de gehele of gedeeltelijke
tenuitvoerlegging van de in het vonnis bepaalde vervangende hechtenis.
De vrijheidsbeneming ondergaan op grond van het derde lid wordt geheel
in mindering gebracht op de tenuitvoerlegging van de vervangende
hechtenis. Indien hij de vordering afwijst, wordt de aangehouden
veroordeelde in vrijheid gesteld.

	6. Het openbaar ministerie stelt de veroordeelde onverwijld
schriftelijk in kennis van de beslissing van de rechter-commissaris. De
kennisgeving behelst het oordeel van de rechter-commissaris over het
niet naleven van de maatregel, alsmede het aantal dagen vervangende
hechtenis.

	7. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris staat voor de
veroordeelde en het openbaar ministerie binnen veertien dagen hoger
beroep open bij de rechter die de maatregel oplegde. Bij het instellen
van hoger beroep zendt het openbaar ministerie de daarop betrekking
hebbende stukken aan het gerecht toe. De rechter bepaalt daarop
onverwijld een dag voor het onderzoek van de zaak, tenzij hij vaststelt
dat de veroordeelde in zijn hoger beroep niet ontvankelijk is. Het
openbaar ministerie doet de veroordeelde tot bijwoning van de zitting
oproepen onder betekening van de vordering. De artikelen 14i en 14j zijn
van overeenkomstige toepassing.

Artikel 38ij

	In de gevallen waarin een vordering tot tenuitvoerlegging, als bedoeld
in artikel 38x, tweede lid, wordt afgewezen, het openbaar ministerie in
zijn vordering niet ontvankelijk wordt verklaard, of de rechter de
beslissing van de rechter-commissaris tot tenuitvoerlegging als bedoeld
in artikel 38x, vijfde lid, vernietigt, of indien de zaak eindigt zonder
oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v, kan het gerecht
in feitelijke aanleg dat als laatste over de vrijheidsbeperkende
maatregel heeft geoordeeld op verzoek van de veroordeelde hem een
vergoeding ten laste van de staat toekennen voor de schade die hij heeft
geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van
artikel 38x. De artikelen 89, eerste lid, tweede volzin, tweede lid, en
zesde lid, 90 en 93 van het Wetboek van Strafvordering zijn van
overeenkomstige toepassing.

B

	In artikel 77h, vierde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

	f. vrijheidsbeperkende maatregel.

C

	Na artikel 77wd, worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 77we

	1. In het vonnis waarbij de vrijheidsbeperkende maatregel wordt
opgelegd, beveelt de rechter dat vervangende jeugddetentie zal worden
toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. 

	2. De artikelen 38v, 38w, tweede tot en met het vierde lid, en 77p,
vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 77wf

	1. Indien er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de
veroordeelde de maatregel niet naleeft of heeft nageleefd, kan zijn
aanhouding worden bevolen door het openbaar ministerie. Indien het bevel
van het openbaar ministerie niet kan worden afgewacht, kan de
hulpofficier de aanhouding van de veroordeelde bevelen. De hulpofficier
geeft van de aanhouding onverwijld schriftelijk of mondeling kennis aan
het openbaar ministerie.

	2. Het openbaar ministerie dient na aanhouding onverwijld een vordering
tot tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie in bij de
rechter-commissaris. De artikelen 38x, derde tot en met zesde lid, 38ij
en 77p zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris staat voor de
veroordeelde en het openbaar ministerie binnen veertien dagen hoger
beroep open bij de rechter die de maatregel oplegde. Bij het instellen
van hoger beroep zendt het openbaar ministerie de daarop betrekking
hebbende stukken aan het gerecht toe. De rechter bepaalt daarop
onverwijld een dag voor het onderzoek van de zaak, tenzij hij vaststelt
dat de veroordeelde in zijn hoger beroep niet ontvankelijk is. Het
openbaar ministerie doet de veroordeelde tot bijwoning van de zitting
oproepen onder betekening van de vordering. De artikelen 14i, tweede tot
en met het zesde lid, 14j en 77ee, tweede lid, van dit wetboek en
artikel 495b van het Wetboek van Strafvordering, zijn van
overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

	Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 366a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. In geval artikel 14a, 38v, of 77x van het Wetboek van Strafrecht is
toegepast, kan vanwege het openbaar ministerie aan de verdachte
aanstonds na de uitspraak op de terechtzitting een mededeling in persoon
worden uitgereikt. De mededeling houdt in de straf of maatregel waartoe
de verdachte is veroordeeld en alle beslissingen die betrekking hebben
op de in artikel 14c, 38v of 77z van het Wetboek van Strafrecht bedoelde
algemene en bijzondere voorwaarden of vrijheidsbeperkende maatregel. De
mededeling houdt daarnaast de datum van ingang van de proeftijd dan wel
de maatregel in, indien de verdachte afziet van een rechtsmiddel of
indien de rechter beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

	2. In het tweede lid wordt na “artikel 14a” ingevoegd: , 38v.

B

	In artikel 509hh, eerste lid, onder b, wordt “jegens personen”
vervangen door: jegens een persoon of personen.

C

	In artikel 558, derde lid, wordt na “stelselmatige daders,”
ingevoegd: oplegging vrijheidsbeperkende maatregel,.

ARTIKEL III

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   5