[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verantwoordelijkheid voor onderwijskwaliteit in het hoger beroepsonderwijs

Brief lid / fractie

Nummer: 2011D24359, datum: 2011-05-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2011Z09816:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Verantwoordelijkheid voor onderwijskwaliteit in het hoger
beroepsonderwijs 

Concept opzet onderzoek

Voorgesteld door: Jesse Klaver; 12 mei 2011

 

Aanleiding

Uit de inspectierapporten Alternatieve afstudeertrajecten en de bewaking
van het eindniveau bij hogeschool InHolland en Alternatieve
afstudeertrajecten en de bewaking van het eindniveau in het hoger
onderwijs is gebleken dat de exameneisen bij een aantal hbo-opleidingen
ernstig tekort hebben geschoten. Kwaliteit, kwaliteitszorg en
kwaliteitsborging in het hbo blijken dus niet gegarandeerd. Deze
bevindingen hebben geleid tot reputatieschade van hogeschool InHolland
en het hbo in zijn algemeen. Studenten zijn hiervan het slachtoffer.
Studenten en docenten zijn niet leidend binnen de vormgeving van het
hbo. Studenten voelen zich niet betrokken bij de kwaliteit van hun
opleiding, hoewel zij de grootste belanghebbenden zijn. Docenten voelen
zich geen eigenaar van de opleiding die zij geven. De bestuurders van
hbo-instellingen hebben deze uitwassen getolereerd, zo niet gestimuleerd
uit bedrijfsmatige overwegingen. Daar is aan toe te voegen dat het
inspectierapport ten dele een steekproef is. 

 

Doelstelling

Om de oorzaak van het problemen in kaart te brengen en concrete
oplossingsrichtingen aan te dragen geeft de Tweede Kamer opdracht tot
een extern onderzoek. Dit onderzoek concentreert zich op de
onderwijspraktijk en de factoren die hier direct een invloed op hebben.
Hiermee wordt beoogd om een kwalitatief beeld te krijgen van de gebreken
in de kwaliteit, de kwaliteitszorg en de sturing in het hbo. Aan de hand
hiervan kan de Tweede Kamer (en in het verlengde hiervan de regering)
een beter beeld krijgen van de uitwerking van wet- en regelgeving, van
toezicht en controle en van ontwikkelingen binnen het hbo, zoals de
schaalvergroting. Dit resultaat moet de mogelijkheid scheppen om
doelgericht te sturen op verbeterde kwaliteitszorg en een zelfreinigend
systeem opleveren. Ook moet het resultaat aanknopingspunten geven voor
hogescholen om hun beleid aan te passen. Door het onderzoek nadrukkelijk
te verrichten vanuit het perspectief van studenten en docenten en door
zorgen en observaties van studenten mee te nemen in het onderzoek, kan
het onderzoek bijdragen aan het herstel van het vertrouwen van studenten
en de maatschappij in het onderwijs. Studenten en docenten moeten weer
centraal komen te staan in het onderwijs. Dit onderzoek kan hier een
impuls aan geven.

 

Afbakening

Het uitgangspunt is dat onderwijs, het “primair proces”, centraal
moet staan bij overwegingen over onderwijsbeleid. Alle andere factoren
zouden dienend moeten zijn aan het primair proces. Daarom richt dit
onderzoek zich op de direct bij het onderwijs betrokken groepen:
docenten en studenten. Het onderzoek richt zich op de
onderwijskwaliteit. Afgeleid hiervan komen de volgende thema’s in
ieder geval aan bod: studentenbetrokkenheid, verantwoordelijkheidsgevoel
bij docenten en bestuurders, interne kwaliteitszorg en beleid en
sturing. Tevens wordt beschouwd hoe de problematiek zich verhoudt tot de
conclusies van het rapport van de Commissie Veerman.

 

De externe kwaliteitsborging is onvoldoende geweest en hierop moet een
beleidsmatige reactie komen. Desalniettemin richt het onderzoek zich
niet op de externe kwaliteitsborging, maar op de plaats waar de
onderwijskwaliteit tot stand moet komen: de opleiding. 

 

Vraagstelling

De vragen die beantwoord moeten worden zijn: welke factoren leiden ertoe
dat de kwaliteit onder de maat is en hoe kan hier verbetering in worden
gebracht? Om deze vragen te beantwoorden zal het onderzoek een analyse
bevatten op basis van de ervaringen van direct betrokkenen. Hiertoe
zullen in ieder geval de volgende deelvragen (afzonderlijk) beantwoord.

Hoe wordt de verantwoordelijkheid voor en betrokkenheid bij de
onderwijskwaliteit ervaren? 

Hoe wordt de verantwoordelijkheid en betrokkenheid vormgegeven? 

Hoe is de kwaliteitszorg binnen de opleiding en de instelling geregeld? 

Op welke manier beïnvloeden sturing en beleid de kwaliteit? 

Welke externe factoren hebben invloed hebben op de onderwijskwaliteit? 

 Welke discrepanties zijn er tussen het landelijke beleid en de ervaring
op de werkvloer?

Welke kwaliteitsproblemen signaleert de commissie?

Deze generieke vragen kennen verschillende antwoorden voor de 1200
verschillende bacheloropleidingen. Het doel van het onderzoek is op
basis van een “slimme” selectie van opleidingen zowel slechte als
goede voorbeelden te identificeren.

Op basis van de antwoorden worden aanbevelingen geformuleerd voor het
onderwijsbeleid, die de wetgever beter in staat stellen de
onderwijskwaliteit te bevorderen.

 

Uitvoering

De uitvoering van het onderzoek zal plaatsvinden door een externe
onderzoekscommissie. Deze onderzoekscommissie bestaat uit studenten en
docenten ondersteund door professionele onderzoekers. Deze groepen,
studenten en docenten, zijn de belangrijkste belanghebbenden van
kwalitatief onderwijs. Bij het onderzoek worden zij ondersteund door het
Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven. Een klankbordgroep vanuit de Tweede
Kamer neemt een beslissing over de samenstelling van de
onderzoekscommissie in overleg met vertegenwoordigers van studenten en
docenten. De onderzoekscommissie rapporteert over de voortgang aan de
klankbordgroep. Het onderzoeksrapport wordt aangeboden aan de Tweede
Kamer. Het onderzoek zal drie maanden in beslag nemen.