[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32786 NR inzake de Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet financiële markten BES en de Wet toezicht trustkantoren in verband met de introductie van de geschiktheidseis en de versterking van de samenwerking tussen de toezichthouders in het kader van de geschiktheidseis en de betrouwbaarheidstoets

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet financiële markten BES en de Wet toezicht trustkantoren in verband met de introductie van de geschiktheidseis en de versterking van de samenwerking tussen de toezichthouders in het kader van de geschiktheidseis en de betrouwbaarheidstoets

Nader rapport

Nummer: 2011D26956, datum: 2011-05-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2011Z10904:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 8 april 2011,
nr. 11.000859, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de
Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet
rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 21 april
2011, nr. W06.11.0108/III, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel geeft de Afdeling aanleiding tot het maken van inhoudelijke
opmerkingen.

1. Noodzaak en gevolgen van de bepalingen inzake de samenwerking tussen
de AFM en DNB

In reactie op de opmerking van de Afdeling dat in de memorie van
toelichting een motivering van de noodzaak voor de beoogde aanpassing in
de samenwerking tussen DNB en AFM ontbreekt, is in de toelichting
verduidelijkt dat de noodzaak van de beoogde aanpassing gelegen is in
het feit dat betrouwbaarheid naar haar aard geen deelbaar begrip is.
Voortschrijdend inzicht heeft geleid tot een heroverweging van het
zwaartepunt dat bij een betrouwbaarheidsoordeel nu bij de
vergunningverlenende toezichthouder ligt. Voorgesteld wordt niet langer
de taakverdeling tussen de AFM en DNB bij het betrouwbaarheidsoordeel
voorop te laten staan, maar de vraag of de betrouwbaarheid van
betrokkene buiten twijfel staat. Heeft één van beide toezichthouders
daarover twijfels, dan dient het oordeel te zijn dat de betrouwbaarheid
niet buiten twijfel staat. In de toelichting was reeds beschreven dat
beleidsbepalers en commissarissen bij meerdere ondernemingen in de
financiële sector actief kunnen zijn en er daarnaast cross-sectorale
functiewisselingen plaatsvinden. Verduidelijkt is dat het hierdoor van
belang is dat, indien wordt geoordeeld dat de betrouwbaarheid van
betrokkene buiten twijfel staat, dit oordeel door beide toezichthouders
wordt gedragen. 

Vanwege deze redenen wordt voorgesteld dat indien het verschil van
inzicht ook na onderlinge afstemming niet te overbruggen blijkt te zijn,
het standpunt van de toezichthouder die van oordeel is dat de
betrouwbaarheid van de getoetste persoon niet (langer) buiten twijfel
staat doorslaggevend is.

Met betrekking tot de positief geëvalueerde samenwerking is in de
algemene toelichting aangevuld dat dit in zijn algemeenheid het geval is
maar niet uitsluit dat op concrete onderdelen de samenwerking versterkt
dient te worden. 

De door de Afdeling geconstateerde onwenselijkheid dat de
vergunningverlenende toezichthouder een besluit rechtens moet verdedigen
waar hij zelf niet achter staat is in de overweging die geleid hebben
tot dit wetsvoorstel meegenomen. Met betrekking tot een beroepsprocedure
is er niet voor gekozen in dit wetsvoorstel bepaalde gerechtelijke
procedures te regelen. Met betrekking tot de bezwaarprocedure is in de
toelichting beschreven dat de vergunningverlenende toezichthouder zich
zal dienen uit te laten over de aanbeveling dat hij heeft overgenomen
van de niet-vergunningverlenende toezichthouder en de
vergunningverlenende toezichthouder zal in dit geval de niet-vergunnende
toezichthouder dienen te betrekken bij de beslissing op bezwaar.

Er is bij de opstelling van het wetsvoorstel een aantal alternatieven
overwogen om te voorkomen dat beleidsbepalers en commissarissen in
functie kunnen blijven wanneer een van de toezichthouders twijfelt over
hun betrouwbaarheid. Zo is overwogen een dubbele toets uit te laten
voeren, zowel door de AFM als DNB, waarna de toezichthouder die
eventueel negatief oordeelt zelf het besluit aan de financiële
onderneming bekendmaakt. Dit zou echter het huidige evenwicht in het
Twin Peaks systeem teveel verstoren en de taakverdeling teveel
doorkruizen. Bovendien zou dit leiden tot een substantiële stijging in
de toezichtkosten omdat er dan tweemaal hetzelfde getoetst zou moeten
worden. Een ander overwogen alternatief is de niet-vergunningverlenende
toezichthouder de bevoegdheid te geven een aanbeveling uit te brengen
die alleen wegens zwaarwegende redenen genegeerd kan worden. Daardoor
zou echter feitelijk niets aan de bestaande situatie worden gewijzigd. 

In de voorgestelde systematiek worden alle oordelen omtrent de
betrouwbaarheid van beleidsbepalers en commissarissen tussen de
toezichthouders uitgewisseld waarna de niet-vergunningverlenend
toezichthouder in de gelegenheid wordt gesteld hierop een marginale
toets uit te voeren en bijvoorbeeld te bezien of bij hem gegevens bekend
zijn die nog niet in het oordeel zijn meegewogen. Dit is deels reeds de
huidige praktijk van de afstemming tussen beide toezichthouders. Nieuw
is dat, indien na een intensieve afstemming een verschil van inzicht
blijft bestaan, de niet-vergunningverlenende toezichthouder ervoor kan
kiezen, nadat daaraan een brede belangenafweging en een zorgvuldige
procedure is vooraf gegaan, een bindende aanbeveling uit te brengen.
Hoewel het wetsvoorstel de kaders van deze samenwerking wettelijk
verankert zullen de toezichthouders de praktische invulling van deze
samenwerking nader dienen af te stemmen. Van belang is dat, zoals de
Afdeling opmerkt, de uitwisseling van opvattingen tussen de AFM en DNB
onder toezichtvertrouwelijke informatie valt en dus slechts onder zeer
uitzonderlijke gevallen met derden kan worden gedeeld.

Naar aanleiding van de voorgestelde gewijzigde procedure omtrent de
betrouwbaarheidstoets is eveneens gekeken naar de geschiktheidstoets.
Hier wordt voorgesteld het zwaartepunt van de vergunningverlenende
toezichthouder te verleggen naar de toezichthouder die de commissaris of
beleidsbepaler van een bank of verzekeraar ongeschiktheid acht. Niet
omdat geschiktheid een ondeelbaar begrip is maar omdat het essentieel
wordt geacht te borgen dat de beleidsbepalende en toezichthoudende
organen van banken en verzekeraars zowel over kennis op gedragsgebied
als prudentieel gebied beschikken. 

2. Verenigbaarheid met het recht van de Europese Unie (EU)

De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen op het punt van
verenigbaarheid met het EU-recht. Naar aanleiding daarvan is onder
andere verduidelijkt dat het voorgestelde nieuwe begrip 'geschikt' niet
is bedoeld om strengere eisen te stellen. De reden om het begrip
geschikt te hanteren is dat dit begrip beter past bij de huidige
praktijk. Ook is dit wetsvoorstel niet bedoeld ter implementatie van
richtlijnen. 

In de toelichting is verder beschreven dat de geschiktheideis een open
norm blijft, net als de huidige deskundigheidseis. Ook is aangegeven hoe
de huidige invulling van de geschiktheidseis (professioneel gedrag,
ervaring, vaardigheden en kennis) zich verhoudt met het EU-recht.
Daarbij is van belang dat de invulling van de open norm in de
toezichtpraktijk en de beleidsregel van de toezichthouder die de open
norm nader duidt rekening zal dienen te houden met de Europese
ontwikkelingen.

De redactionele kanttekeningen van de Afdeling zijn verwerkt. Voorts is
de toelichting aangevuld op het punt van de Wet financiële markten BES.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele technische wijzigingen
door te voeren en de passage in de algemene toelichting met betrekking
tot de reactie van de AFM en DNB enigszins uit te breiden. Voorts is de
introductie van deskundigheidstoetsing bij commissarissen in dit
wetsvoorstel opgenomen omdat de beoogde inwerkingtreding van het
onderhavige wetsvoorstel naar verwachting gelijk is aan het moment
waarop het wetsvoorstel waarin het voorstel tot introductie van
deskundigheidstoetsing bij commissarissen was opgenomen, in werking zal
treden. Vanwege de vervanging van het begrip deskundig door geschikt,
bestaat er inhoudelijke samenhang met de introductie van de
deskundigheids/geschiktheidstoets bij commissarissen. Het kabinet kiest
er daarom voor om deze wetswijzigingen beide in het onderhavige voorstel
op te nemen.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager 

 Kamerstukken II 2009/10, 32 512, nr. 2.

	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3 



Directie Financiële Markten 

Korte Voorhout 7

2511 CW Den Haag

Postbus 20201

2500 EE Den Haag 

  HYPERLINK "http://www.minfin.nl"  www.minfin.nl 

Inlichtingen

dhr. mr. R.J. de Doelder 

T	070-3428668

F	070-3427965

r.j.doelder@minfin.nl



Ons kenmerk

FM/2011/8764

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag

Aan de Koningin



Datum	



Betreft	Nader rapport inzake het voorstel van wet tot Wijziging van de
Wet op het financieel toezicht, de Wet financiële markten BES en de Wet
toezicht trustkantoren in verband met de introductie van de
geschiktheidseis en de versterking van de samenwerking tussen de
toezichthouders in het kader van de geschiktheidstoets en de
betrouwbaarheidstoets



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3