[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32529, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 6 juni 2011)

Wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen alsmede enige andere wetten in verband met de verbetering van de positie van pleegouders (verbetering positie pleegouders)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2011D29796, datum: 2011-06-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z14535:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 d.d. 6 juni 2011



32 529	Wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning
Onderhoudsbijdragen alsmede enige andere wetten in verband met de
verbetering van de positie van pleegouders (verbetering positie
pleegouders)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de positie
van pleegouders te verbeteren en dat daartoe de Wet op de jeugdzorg,
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet
Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen en enige andere wetten
dienen te worden gewijzigd;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd:

A1

	In de artikelen 1, eerste lid, 2e, eerste en tweede lid, 2g, derde en
vierde lid, en 47, eerste lid, wordt “Onze Minister voor Jeugd en
Gezin” steeds vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport.

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. Het onderdeel “aanbieder van zorg” komt te luiden:

	aanbieder van andere zorg: natuurlijke persoon of rechtspersoon, die
zorg verleent als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b of c;

	b. Het onderdeel “cliĂ«nt” komt te luiden:

	cliënt: jeugdige, zijn ouders of stiefouders of anderen die een
jeugdige als behorend tot hun gezin verzorgen en opvoeden, met
uitzondering van pleegouders;

	c. Het onderdeel “jeugdzorg” komt te luiden:

	jeugdzorg: ondersteuning van en hulp aan jeugdigen, hun ouders,
stiefouders of anderen die een jeugdige als behorende tot hun gezin
verzorgen en opvoeden, met uitzondering van pleegouders, bij opgroei- of
opvoedingsproblemen of dreigende zodanige problemen;

	d. Het onderdeel “Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen”
vervalt.

	e. Het onderdeel “pleegouder” komt te luiden:

	pleegouder: degene die een pleegcontract als bedoeld in artikel 28b,
eerste lid, met een zorgaanbieder heeft gesloten;

	f. Het onderdeel “vertrouwenspersoon” komt te luiden:

	vertrouwenspersoon: persoon werkzaam bij een rechtspersoon als bedoeld
in artikel 41, vierde lid, die cliënten of pleegouders onafhankelijk
van het bestuur en van personen in dienst van de stichting of de
zorgaanbieder, ondersteunt in aangelegenheden samenhangend met de door
de stichting uitgeoefende taken onderscheidenlijk aangelegenheden
samenhangend met de geboden jeugdzorg;

	2. In het tweede lid wordt de zinsnede “de hoofdstukken IA en IVA”
vervangen door: de hoofdstukken IA en IVB.

B

	Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

	1. Indien de jeugdige voor ten minste vijf aaneengesloten etmalen per
week, uitgezonderd vakanties, bij een pleegouder dan wel in een in een
accommodatie of instelling van een zorgaanbieder verblijft, doet de
stichting onverwijld schriftelijk of elektronisch mededeling aan de
Sociale verzekeringsbank van:

	a. de vaststelling door haar dat een jeugdige aangewezen is op zorg
waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat, en

	b. de datum van aanvang en beëindiging van jeugdzorg waarvoor de
jeugdige is aangewezen op verblijf bij een pleegouder of in een
accommodatie of instelling van een zorgaanbieder.

	2. Deze mededeling bevat de gegevens die nodig zijn voor de
vaststelling van het recht op kinderbijslag.

C

	Artikel 13, derde lid, komt te luiden:

	3. Tot een verantwoorde uitvoering van de taken, genoemd in artikel 10,
eerste lid, onder a, b, c en d, behoort in ieder geval dat de taken
worden uitgevoerd op basis van een voogdijplan, gezinsvoogdijplan of
jeugdreclasseringsplan dat is afgestemd op de behoeften van de cliënt.
Het plan wordt niet vastgesteld dan na overleg met de cliënt en, indien
er sprake is van pleegzorg, de pleegouders.

D

	In artikel 14, derde lid, wordt “alsmede aan de
cliĂ«ntenorganisaties, bedoeld in artikel 30, derde lid” vervangen
door: alsmede aan cliëntenorganisaties en pleegouderorganisaties.

E

	Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst en in de eerste
volzin wordt de zinsnede “aanbieder van jeugdzorg als bedoeld in
artikel 5, tweede lid, onder b en c,” vervangen door: aanbieder van
andere zorg.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. In geval van verblijf bij een pleegouder, dan wel verblijf in een
accommodatie of instelling van een zorgaanbieder, doet de zorgaanbieder
tevens mededeling van het soort verblijf dat wordt geboden.

F

	Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt na de zinsnede “een persoon die bij hem
werkzaam is” ingevoegd: of dat een pleegouder.

	2. In het tweede lid wordt na de zinsnede “een bij die zorgaanbieder
werkzame andere persoon” ingevoegd: of een door die zorgaanbieder
gecontracteerde pleegouder.

G

	Hoofdstuk IV, paragraaf 2, vervalt.

H

	Na artikel 21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22

	De artikelen 16 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien
van de naleving van deze wet en de daarop berustende bepalingen door een
zorgaanbieder.

I

	Hoofdstuk IV, paragraaf 3, wordt vernummerd tot paragraaf 2.

J

	Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid wordt “aanbieder van zorg als bedoeld in artikel
5, tweede lid, onder b, c of d,” telkens vervangen door: aanbieder van
andere zorg.

	2. In het vijfde lid wordt na de derde volzin een zin ingevoegd: Het
behoeft diens instemming, voor zover het betreft de omschrijving daarin
van zijn rol in het hulpverleningsproces en van de wijze waarop de
begeleiding door de zorgaanbieder die pleegzorg biedt wordt vorm
gegeven.

K

	Aan artikel 26 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Onder de kwaliteit van de zorg, bedoeld in het eerste lid, wordt
mede verstaan de begeleiding door de zorgaanbieder die pleegzorg biedt
van een pleegouder tijdens de plaatsing van een jeugdige in diens gezin.

L

	In artikel 27, derde lid, wordt “alsmede aan de
cliĂ«ntenorganisaties, bedoeld in artikel 30, derde lid” vervangen
door: alsmede aan cliëntenorganisaties en pleegouderorganisaties.

M

	Na artikel 28 wordt, onder vernummering van hoofdstuk IVa tot IVB, een
hoofdstuk IVA (nieuw) ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IVA. PLEEGZORG

Artikel 28a

	1. De pleegouder voldoet aan de volgende voorwaarden:

	a. de pleegouder heeft ten minste de leeftijd van eenentwintig jaren
bereikt;

	b. de pleegouder is niet tevens degene, die door de desbetreffende
zorgaanbieder die pleegzorg biedt, is belast met de begeleiding van een
pleegouder;

	c. de pleegouder beschikt over een verklaring van geen bezwaar die voor
de aanvang van de opvoeding en verzorging van een jeugdige is afgegeven
door de raad voor de kinderbescherming, waaruit blijkt dat er geen
sprake is van bezwarende feiten en omstandigheden voor het verzorgen en
opvoeden van een pleegkind. De verklaring is vereist voorafgaand aan de
plaatsing van een eerste jeugdige, bij de komst van nieuwe inwonenden en
indien de pleegouder gedurende twee jaren geen pleegouder is geweest.
Deze voorwaarde geldt tevens voor alle personen van 12 jaar en ouder die
als inwonenden op het adres van de pleegouder staan ingeschreven;

	d. de pleegouder heeft met goed gevolg een door de zorgaanbieder die
pleegzorg biedt aangeboden voorbereidings- en selectietraject afgerond.

	2. De zorgaanbieder die pleegzorg biedt stelt vast of aan de
voorwaarden, genoemd in het eerste lid, is voldaan.

	3. Voorafgaand aan de plaatsing van een jeugdige in het gezin van de
pleegouder beoordeelt de zorgaanbieder die pleegzorg biedt of de
jeugdige in het gezin van de pleegouder kan worden geplaatst, gelet op
de leeftijd en de problemen van de jeugdige, de samenstelling van het
gezin van de pleegouder en de verwachte duur van de plaatsing van de
jeugdige in het gezin van de pleegouder.

	4. Degene die een jeugdige reeds verzorgt en opvoedt op het moment dat
bij een zorgaanbieder die pleegzorg biedt de aanspraak van die jeugdige
op verblijf bij een pleegouder tot gelding wordt gebracht, kan in
afwijking van het eerste lid, onder c, en het derde lid, aan de in die
artikelonderdelen bedoelde voorwaarden voldoen binnen dertien weken
nadat de aanspraak tot gelding wordt gebracht, mits de betrokken
zorgaanbieder heeft vastgesteld dat de verzorging en opvoeding van de
jeugdige door diegene niet schadelijk is voor de ontwikkeling van de
jeugdige. 

Artikel 28b

	1. Een zorgaanbieder die pleegzorg biedt en een pleegouder sluiten een
pleegcontract voor de verzorging en opvoeding van een jeugdige.

	2. Het contract bevat in ieder geval afspraken omtrent de wijze waarop
de verzorging en opvoeding van een jeugdige door de pleegouder wordt
uitgevoerd en de begeleiding die de pleegouder daarbij van de
zorgaanbieder die pleegzorg biedt ontvangt.

	3. Bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
kunnen regels worden gesteld ten aanzien van het pleegcontract. 

Artikel 28c

	1. Een zorgaanbieder die pleegzorg biedt, verstrekt aan een pleegouder
waarmee hij een pleegcontract heeft gesloten een subsidie voor de
verzorging en opvoeding van de in het gezin van de pleegouder geplaatste
jeugdige, bestaande uit een door Onze Ministers vast te stellen
basisbedrag, dat voor te onderscheiden leeftijdscategorieën van
pleegkinderen verschillend kan zijn.

	2. Onze Ministers stellen regels omtrent op het basisbedrag te verlenen
toeslagen of op het basisbedrag toe te passen kortingen.

	3. De regels, bedoeld in het tweede lid, hebben betrekking op:

	a. het basisbedrag en het bedrag van de toeslagen en kortingen en de
omstandigheden waaronder deze worden verleend of toegepast;

	b. de dagen waarover het basisbedrag en de toeslagen worden verleend en
de kortingen worden toegepast.

Artikel 28d

	1. De stichting en de zorgaanbieder die pleegzorg biedt, verstrekken
aan de pleegouder in het belang van de verzorging en de opvoeding van de
jeugdige, zo nodig zonder toestemming en zo mogelijk voorafgaand aan de
plaatsing, inlichtingen inzake feiten en omstandigheden die de persoon
van een jeugdige of diens verzorging of opvoeding betreffen en die
noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de taak van de pleegouder.
Deze inlichtingen kunnen mede omvatten persoonsgegevens betreffende de
gezondheid als bedoeld in artikel 21 van de Wet bescherming
persoonsgegevens.

	2. Bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van het
eerste lid.

N

	Artikel 29 vervalt.

O

	In artikel 30, derde lid, wordt na “de betrokken
cliĂ«ntenorganisaties” ingevoegd: en pleegouderorganisaties.

P

	In artikel 35, tweede lid, wordt na “de betrokken
cliĂ«ntenorganisaties” ingevoegd: en pleegouderorganisaties.

Q

	In artikel 43 en artikel 44, tweede lid, wordt de zinsnede
“aanbieders van zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, c
en d,” telkens vervangen door: aanbieders van andere zorg.

R

	In artikel 45, eerste lid, onder b, wordt “aanbieders van jeugdzorg
als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b en c,” vervangen door:
aanbieders van andere zorg.

S

	In artikel 57, eerste lid, wordt na “dragen er zorg voor dat”
ingevoegd: pleegouders en.

T

	Na het opschrift van hoofdstuk XI en voor artikel 58 wordt een
opschrift voor een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 1. Medezeggenschap van cliëntenraden

U

	Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt na “artikel 58, tweede
lid” ingevoegd: en artikel 66a.

	2. In het tweede en derde lid wordt na “cliĂ«nten” steeds
ingevoegd: en pleegouders.

V

	Na artikel 66 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2. Medezeggenschap van pleegouderraden

Artikel 66a

	1. De zorgaanbieder die pleegzorg biedt, stelt een pleegouderraad in,
die binnen het kader van zijn doelstelling de gemeenschappelijke
belangen van de pleegouders behartigt. Een zorgaanbieder die pleegzorg
biedt, kan deze verplichting ook nakomen door instelling van een
pleegouderraad die voor meer dan een door hem in stand gehouden
zorgeenheid werkzaam is.

	2. De zorgaanbieders die pleegzorg bieden, regelen schriftelijk:

	a. het aantal leden van de pleegouderraad, de wijze van benoeming,
welke personen tot lid kunnen worden benoemd en de zittingsduur van de
leden;

	b. de materiële middelen waarover de pleegouderraad ten behoeve van
zijn werkzaamheden kan beschikken.

	3. De in het tweede lid bedoelde regeling is zodanig dat de
pleegouderraad:

	a. redelijkerwijze representatief kan worden geacht voor de bij de
zorgaanbieder die pleegzorg biedt betrokken pleegouders; en

	b. redelijkerwijze in staat kan worden geacht hun gemeenschappelijke
belangen te behartigen.

	4. De pleegouderraad regelt schriftelijk zijn werkwijze met inbegrip
van zijn vertegenwoordiging in en buiten rechte.

	5. Op door de pleegouderraad te voeren rechtsgedingen, is artikel 66,
vierde lid van overeenkomstige toepassing. De kosten hiervan komen
slechts ten laste van de zorgaanbieder die pleegzorg biedt, indien deze
van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld.

	6. Na vaststelling van de in het tweede lid bedoelde regeling treft de
zorgaanbieder die pleegzorg biedt de voorzieningen die op grond van die
regeling noodzakelijk zijn voor de benoeming van de leden van de
pleegouderraad. Zij treffen de bedoelde voorzieningen opnieuw telkens
wanneer de pleegouderraad gedurende twee jaar niet heeft gefunctioneerd
wegens het ontbreken van het in de regeling vastgestelde aantal leden.

Artikel 66b

	1. De zorgaanbieders die pleegzorg bieden, stellen de pleegouderraad in
ieder geval in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen
besluit dat een of meer van de door een zorgaanbieder in stand gehouden
zorgeenheden betreft, voor zover van invloed op pleegzorg inzake:

	a. het overdragen van de zeggenschap of fusie of het aangaan of
verbreken van de samenwerking met een andere zorgaanbieder;

	b. een belangrijke wijziging in de organisatie van de zorgaanbieder,
voor zover met betrekking tot pleegzorg;

	c. een belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de
werkzaamheden van de zorgaanbieder, voor zover met betrekking tot
pleegzorg;

	d. de begroting en de jaarrekening van de zorgaanbieder;

	e. het beleid van de zorgaanbieder inzake de toelating van cliënten en
de beëindiging van de hulpverlening aan cliënten, voor zover met
betrekking tot pleegzorg;

	f. de systematische bewaking, beheersing of verbetering van de
kwaliteit door de zorgaanbieder met betrekking tot de aspecten: te
hanteren methodieken, organisatie, professionaliteit en materiële
voorzieningen, voor zover met betrekking tot pleegzorg;

	g. wijziging van een werkplan van de zorgaanbieder voor zover met
betrekking tot pleegzorg, voor zover het aangelegenheden betreft die
niet reeds hierboven zijn genoemd.

	2. Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het wezenlijk
van invloed kan zijn op het te nemen besluit.

	3. De pleegouderraad is bevoegd de zorgaanbieder die pleegzorg biedt
ook ongevraagd te adviseren inzake de in het eerste lid genoemde en
andere onderwerpen, die voor de pleegouders van belang zijn.

	4. Ingeval een zorgaanbieder die pleegzorg biedt meer dan Ă©Ă©n
pleegouderraad heeft ingesteld en bovendien Ă©Ă©n pleegouderraad die
alle door hem in stand gehouden zorgeenheden omvat, bevat de regeling,
bedoeld in artikel 66a, tweede lid, tevens een voorziening waardoor de
in dit hoofdstuk bedoelde verplichtingen en bevoegdheden slechts
behoeven te worden nagekomen jegens en kunnen worden uitgeoefend door
Ă©Ă©n pleegouderraad.

Artikel 66c

	De zorgaanbieders die pleegzorg bieden, vragen de voorafgaande
instemming van de pleegouderraad voor elk door de zorgaanbieders die
pleegzorg bieden te nemen besluit met betrekking tot in ieder geval de
volgende aangelegenheden:

	a. de vaststelling of wijziging van een regeling inzake de behandeling
van klachten van pleegouders en het aanwijzen van personen die belast
worden met de behandeling van klachten;

	b. de vaststelling of wijziging van voor pleegouders geldende
reglementen;

	c. vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en
de bescherming van persoonsgegevens van jeugdigen aan wie pleegouders
pleegzorg bieden en pleegouders.

Artikel 66d

	1. De zorgaanbieders die pleegzorg bieden, stellen in overeenstemming
met de pleegouderraad of pleegouderraden een uit drie leden bestaande
commissie van vertrouwenslieden in, waarvan Ă©Ă©n lid door henzelf wordt
aangewezen, Ă©Ă©n lid door de pleegouderraad of pleegouderraden kan
worden aangewezen en Ă©Ă©n lid door beide gezamenlijk wordt aangewezen.

	2. De vertrouwenscommissie, bedoeld in het eerste lid, heeft op verzoek
van de zorgaanbieder die pleegzorg biedt tot taak te bemiddelen en
zonodig een bindende uitspraak te doen, indien die zorgaanbieder ten
aanzien van een te nemen, na overleg al dan niet gewijzigd, besluit dat
ingevolge artikel 66c instemming behoeft, de vereiste instemming niet
heeft verworven en die zorgaanbieder zijn voorstel wenst te handhaven.

Artikel 66e

	1. Indien aan een te nemen besluit van de zorgaanbieder die pleegzorg
biedt de instemming, vereist ingevolge artikel 66c, is onthouden, deelt
die zorgaanbieder binnen drie maanden na het onthouden van instemming
aan de pleegouderraad mee, of het voorstel wordt ingetrokken dan wel
wordt voorgelegd aan de vertrouwenscommissie, bedoeld in artikel 66d,
eerste lid. Indien deze mededeling niet binnen drie maanden wordt gedaan
of het voorstel niet binnen zes weken na de mededeling aan de
pleegouderraad aan de vertrouwenscommissie wordt voorgelegd, vervalt het
voorstel.

	2. De zorgaanbieder die pleegzorg biedt, doet een verzoek als bedoeld
in artikel 66d, tweede lid, onder overlegging van de door die
zorgaanbieder gemaakte afweging van de belangen die daarbij voor die
zorgaanbieder onderscheidenlijk de pleegouderraad aan de orde zijn. De
vertrouwenscommissie stelt de pleegouderraad in de gelegenheid om zijn
argumenten voor het onthouden van zijn instemming bij de
vertrouwenscommissie naar voren te brengen.

	3. De vertrouwenscommissie kan een bemiddelingsvoorstel voorleggen aan
de zorgaanbieder die pleegzorg biedt en de pleegouderraad, tenzij die
zorgaanbieder of de pleegouderraad te kennen geven daarop geen prijs te
stellen. Indien de vertrouwenscommissie van deze bevoegdheid geen
gebruik maakt of indien haar voorstel niet de instemming heeft van de
zorgaanbieder die pleegzorg biedt of de pleegouderraad, beoordeelt de
vertrouwenscommissie of de pleegouderraad in redelijkheid tot het
onthouden van instemming heeft kunnen komen of dat sprake is van
bepaalde zwaarwegende omstandigheden die het voorstel van de
zorgaanbieder die pleegzorg biedt rechtvaardigen.

Artikel 66f

	De artikelen 60 tot en met 64 en artikel 66, derde tot en met zesde
lid, zijn van overeenkomstige toepassing op zorgaanbieders die pleegzorg
bieden ten aanzien van pleegouderraden, met dien verstande dat in
artikel 66, vierde lid, in plaats van artikel 58 wordt gelezen: artikel
66a.

W

	Na artikel 68 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 68a

	De artikelen 67 en 68 zijn van overeenkomstige toepassing op
zorgaanbieders die pleegzorg bieden jegens pleegouders.

X

	Hoofdstuk XIII vervalt.

ARTIKEL II

	Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

	In het zesde lid van artikel 282 wordt na “van overeenkomstige
toepassing” onder vervanging van de punt door een komma een zinsnede
toegevoegd, luidende:

	tenzij het betreft pleegouders die zijn belast met de gezamenlijke
voogdij en die met een zorgaanbieder een pleegcontract hebben gesloten
als bedoeld in artikel 28b van de Wet op de jeugdzorg.

B

	Artikel 395b, tweede lid, alsmede de aanduiding “1.” voor het
eerste lid vervallen.

ARTIKEL III

	In de Algemene Kinderbijslagwet wordt na artikel 7c een artikel
ingevoegd, luidende:

Artikel 7d

	In afwijking van artikel 7, eerste lid, onderdeel b, heeft de
verzekerde geen recht op kinderbijslag voor een kind, indien:

	a. de stichting, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de
jeugdzorg heeft vastgesteld dat dat kind aangewezen is op zorg waarop
ingevolge de Wet op de jeugdzorg aanspraak bestaat;

	b. de stichting, bedoeld in onderdeel a, aan de Sociale
verzekeringsbank heeft medegedeeld dat het kind als gevolg daarvan bij
een pleegouder dan wel in een accommodatie of een instelling van een
zorgaanbieder verblijft voor ten minste vijf aaneengesloten etmalen per
week, uitgezonderd vakanties, en

	c. het kind op de eerste dag van een kalenderkwartaal bij een
pleegouder of in een accommodatie of een instelling van een
zorgaanbieder verblijft als bedoeld in onderdeel b.

ARTIKEL IV

	De Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen wordt als volgt
gewijzigd:

A

	Artikel 2, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder toevoeging van het woord “en” aan het slot van onderdeel
a, vervalt onderdeel b.

	2. Onderdeel c wordt geletterd b.

B

	In artikel 4, vierde lid, vervalt: en Onze Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

C

	In Artikel 10, eerste en vijfde lid, vervalt: in overeenstemming met
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,.

D

	In artikel 12 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding
“1”voor het eerste lid.

E

	Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde tot en met zevende lid worden vernummerd tot tweede tot en
met zesde lid.

	3. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

	4. Onze minister geeft jaarlijks voor 1 september van enig
kalenderjaar, doch niet dan nadat hij daarover met het Bureau heeft
overlegd, het bedrag van de subsidie aan dat voor het daaropvolgende
kalenderjaar aan het Bureau zal worden verstrekt en neemt dit bedrag op
in het voorstel van wet tot vaststelling van de begroting van het
Ministerie van Justitie.

F

	In artikel 19, eerste lid, vervalt: en aan Onze Minster van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

G

	In artikel 20 vervalt: die deze niet verleent dan in overeenstemming
met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

H

	Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid vervalt: en van Onze Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport.

	2. In het vierde lid vervalt in de tweede volzin “en de Wet op de
jeugdzorg” en vervalt in de derde volzin “of Onze Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport”.

	3. In het zesde lid, eerste volzin, vervalt: en aan Onze Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

I

	Artikel 22, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de eerste volzin vervalt: en Onze Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, en wordt “hun taak” vervangen door: zijn taak.

	2. In tweede volzin wordt “en Onze Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport kunnen” vervangen door “kan” en wordt “hun
taken” vervangen door: zijn taak.

J

	In artikel 24 vervalt “en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport “ en wordt “kunnen zij” vervangen door: kan hij.

K

	De artikelen 33 en 34 vervallen.

L

	In artikel 35, eerste lid, wordt “en Onze Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport bepalen” vervangen door: bepaalt.

M

	In artikel 36, eerste lid, vervalt: in overeenstemming met Onze
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

N

Artikel 38 vervalt.

ARTIKEL V

	In de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming wordt artikel 11
als volgt gewijzigd:

	In het derde lid wordt “De artikelen 69 tot en met 76 van de Wet op
de jeugdzorg zijn van overeenkomstige toepassing.” vervangen door: Het
verschuldigde bedrag wordt geĂŻnd door het Landelijk Bureau Inning
Onderhoudsbijdragen.

ARTIKEL VI

	In de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt artikel 10
als volgt gewijzigd:

	In het derde lid wordt “De artikelen 69 en 71 tot en met 76 van de
Wet op de jeugdzorg zijn van overeenkomstige toepassing.” vervangen
door: Het verschuldigde bedrag wordt geĂŻnd door het Landelijk Bureau
Inning Onderhoudsbijdragen.

ARTIKEL VII

	Op een ouderbijdrage die door het Landelijk Bureau Inning
Onderhoudsbijdragen is vastgesteld op een tijdstip voor inwerkingtreding
van deze wet blijft hoofdstuk XIII van de Wet op de jeugdzorg zoals dat
tot de datum van inwerkingtreding van deze wet luidde van toepassing.

ARTIKEL VIII

	In de Wet arbeid en zorg wordt artikel 5:1 als volgt gewijzigd:

	In het tweede lid, onder d, wordt “artikel 22, eerste lid, van de Wet
op de jeugdzorg” vervangen door: artikel 28b, eerste lid, van de Wet
op de jeugdzorg.

ARTIKEL IX

	In de Wet studiefinanciering 2000 wordt artikel 2:17 als volgt
gewijzigd:

	In het eerste lid wordt “en de gevallen, bedoeld in hoofdstuk VIa,
van de Wet op de jeugdzorg” vervangen door: en de gevallen, bedoeld in
hoofdstuk IVB, van de Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL X

	In de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt
artikel 2.22a als volgt gewijzigd:

	“en de gevallen, bedoeld in hoofdstuk VIa, van de Wet op de
jeugdzorg” wordt vervangen door: en de gevallen, bedoeld in hoofdstuk
IVB, van de Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL XI

	In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt artikel 6.14 als volgt
gewijzigd:

	In het eerste lid, onder b, wordt “volgens artikel 7b” vervangen
door: volgens artikel 7b of artikel 7d.

ARTIKEL XII

	Indien het bij koninklijke boodschap van 19 juni 2009 ingediende
voorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het
opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen
(31 977) tot wet wordt verheven en eerder in werking treedt dan het
onderhavige voorstel van wet, wordt artikel I van het onderhavige
voorstel als volgt gewijzigd:

	Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. Het onderdeel “aanbieder van zorg” komt te luiden:

	aanbieder van andere zorg: natuurlijke persoon of rechtspersoon, die
zorg verleent als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b of c;

	b. Het onderdeel “cliĂ«nt” komt te luiden:

	cliënt: jeugdige, zijn ouders of stiefouders of anderen die een
jeugdige als behorend tot hun gezin verzorgen en opvoeden, met
uitzondering van pleegouders;

	c. Het onderdeel “jeugdzorg” komt te luiden:

	jeugdzorg: ondersteuning van en hulp aan jeugdigen, hun ouders,
stiefouders of anderen, die een jeugdige als behorende tot hun gezin
verzorgen en opvoeden, met uitzondering van pleegouders, bij opgroei- of
opvoedingsproblemen of dreigende zodanige problemen;

	d. Het onderdeel “Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen”
vervalt.

	e. Het onderdeel “pleegouder” komt te luiden:

	pleegouder: degene die een pleegcontract als bedoeld in artikel 28b,
eerste lid, met een zorgaanbieder heeft gesloten;

	f. Het onderdeel “vertrouwenspersoon” komt te luiden:

	vertrouwenspersoon: persoon werkzaam bij een rechtspersoon als bedoeld
in artikel 41, vierde lid, die cliënten of pleegouders onafhankelijk
van het bestuur en van personen in dienst van de stichting of de
zorgaanbieder, ondersteunt in aangelegenheden samenhangend met de door
de stichting uitgeoefende taken onderscheidenlijk aangelegenheden
samenhangend met de geboden jeugdzorg;

	2. In het tweede lid wordt de zinsnede “de hoofdstukken IA, IB en
IVA” vervangen door: de hoofdstukken IA, IB en IVB.

ARTIKEL XIII

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Jeugd en Gezin,

De Minister van Justitie,

 

 

 PAGE    

 PAGE   2