Instemming inzake deelname enkele leden van de Ondernemingsraad van de Arbeidsinspectie (AI) en het UWV aan gesprek met vaste commissie voor SZW inzake de rol van de Arbeidsinspectie in de context van het arbostelsel in Nederland
Brief regering
Nummer: 2011D31524, datum: 2011-06-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.G.J. Kamp, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2011Z12760:
- Indiener: H.G.J. Kamp, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2011-06-21 16:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2011-09-07 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-10-09 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 15 juni 2011 In uw brieven van 9 juni jl. (kenmerk: 2011Z12366/2011D30576 en 2011Z12367/2011D30578) verzoekt u mij ten eerste om toestemming te verlenen aan enkele leden van de Ondernemingsraad van de Arbeidsinspectie om, voorafgaand aan het AO op 29 juni 2011 inzake de rol van de Arbeidsinspectie in de context van het arbostelsel in Nederland, deel te nemen aan een gesprek met de vaste commissie voor SZW van uw Kamer. Tevens hebt u mij verzocht in te stemmen met deelname van enkele leden van de Ondernemingsraad van het UWV aan een gesprek met de vaste commissie voor SZW over ācliĆ«ntenparticipatie op de werkpleinenā. Zoals bij u bekend is het kabinet voorstander van een ontspannen contact tussen de volksvertegenwoordiging en het ambtelijk apparaat, met inachtneming van de ministeriĆ«le verantwoordelijkheid. Zeker daar waar het technische aangelegenheden betreft, kan direct contact tussen de bij uitstek deskundige ambtenaren en de leden van de vaste commissie een meerwaarde betekenen. Ik sta dan ook in beginsel positief ten opzichte van verzoeken om toestemming te verlenen aan ambtenaren om informatie te verschaffen van feitelijke aard. Het kader waarbinnen een ambtenaar de mogelijkheid heeft om (feitelijke) informatie te verstrekken aan Kamerleden wordt gevormd door de aanwijzingen externe contacten van rijksambtenaren bij functionele contacten met de Staten-Generaal en individuele Kamerleden (Stc. 1998, nr. 104, p. 8). Dit kader is nader uitgewerkt in de Leidraad voor toepassing van de Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren bij functionele contacten met de Staten-Generaal en individuele Kamerleden (Kamerstukken II 2006/07, 29 283, nr. 46). Graag verwijs ik ook naar de brief van mijn ambtsvoorganger van 25 februari 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 31 311, nr. 44) waarin voornoemde criteria nader worden toegelicht. Tevens heeft uw Kamer recentelijk een brief ontvangen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de minister-president, Minister van Algemene Zaken, in antwoord op door uw Kamer gestelde vragen over de externe contacten van ambtenaren met Kamerleden (Kamerstukken II 2010/11, 32 500 VII, nr. 105) waarnaar ik kortheidshalve eveneens verwijs. Binnen deze kaders hebben verschillende overleggen plaatsgevonden met uw Kamer, waarin ambtenaren informatie hebben verstrekt, die wederzijds positief zijn gewaardeerd. Dat geldt bijvoorbeeld de technische briefing die op 7 april jl. heeft plaatsgevonden over de Evaluatie van de Wet WIA en de op 20 april jl. gehouden technische briefing over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met wijziging van de markt- en overheidbepalingen. Voorts heb ik op 14 juni jl. bewilligd in een verzoek de inspecteur-generaal SZW en een vertegenwoordiger van het UWV te laten deelnemen aan een openbare hoorzitting āTijdelijke commissie lessen uit recente arbeidsmigratieā. In dit geval zal ik beide verzoeken echter niet inwilligen. Dit heeft met name te maken met het specifieke karakter van ondernemingsraden. Ondernemingen moeten een ondernemingsraad instellen in het belang van het goed functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen ten behoeve van het overleg met en de vertegenwoordiging van de in de onderneming werkzame personen. Het is daarmee in principe een intern functionerend orgaan. Daar komt nog bij dat op de leden van een ondernemingsraad ten aanzien van vertrouwelijke informatie waarover zij uit hoofde van hun functie beschikken een geheimhoudingsplicht rust. Meningen en visies van leden van de ondernemingsraad kunnen gezien voornoemde kaders geen onderwerp van gesprek zijn met uw Kamer. Aangezien ik zelf met uw Kamer reeds tijdens het al geplande Algemeen overleg op 29 juni a.s. in overleg zal treden over de Arbeidsinspectie kan ik zelf de Kamer desgewenst alle benodigde informatie verstrekken. Ten aanzien van het verzoek om met enkele leden van de ondernemingsraad van het UWV te spreken over cliĆ«ntenparticipatie op de werkpleinen, wil ik u er bovendien nog op attenderen dat de leden van de ondernemingsraad van het UWV over dat onderwerp niet specifiek deskundig zijn. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp