[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32534 Implementatie van het op 23 februari 2006 te Geneve tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93)

Implementatie van het op 23 februari 2006 te Geneve tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93)

Eindtekst

Nummer: 2011D32110, datum: 2011-06-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z14850:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

1 juni 2011



  DOCPROPERTY  iOnderwerp  \* MERGEFORMAT  Implementatie van het op 23
februari 2006 te Geneve tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006
(Trb. 2007, 93) 







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op het Maritiem
Arbeidsverdrag, 2006 en Richtlijn 2009/13/EG van de Raad van de Europese
Unie van 16 februari 2009 tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst
tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de
Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) inzake het Maritiem
Arbeidsverdrag, 2006 en tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG (PbEG L
124), noodzakelijk is regels te stellen ter verbetering van de
rechtspositie van zeevarenden alsmede dat het wenselijk is de daarop
betrekking hebbende bepalingen te moderniseren;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. MINISTERIE VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

ARTIKEL I ZEEVAARTBEMANNINGSWET

	De Zeevaartbemanningswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. In onderdeel a wordt “Onze Minister van Verkeer en Waterstaat”
vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

	3. In onderdeel k wordt “opvarenden” vervangen door: zeevarenden.

	4. Onderdeel l komt te luiden:

	l. scheepsbeheerder: de eigenaar of de rompbevrachter van een schip, of
een vennootschap als bedoeld in artikel 311, derde lid, van het Wetboek
van Koophandel aan wie de eigenaar de verantwoordelijkheid voor de
exploitatie van het schip heeft overgedragen, of indien het een
vissersvaartuig betreft, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie
de eigenaar de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het
vissersvaartuig heeft overgedragen;.

	5. Onderdeel n komt te luiden:

	n. vaarbevoegdheid: de bevoegdheid om in een of meer functies waarvoor
in deze wet beroepsvereisten zijn gesteld, aan boord van een schip
dienst te doen;

	6. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel x door een
puntkomma, worden zeven onderdelen toegevoegd, luidende:

	y. Maritiem Arbeidsverdrag: het op 23 februari 2006 in Genève tot
stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) en de bij
dat verdrag behorende bindende protocollen en aanhangselen;

	z. zeevarende: de natuurlijke persoon die in enige hoedanigheid
werkzaamheden verricht aan boord van een schip;

	aa. visser: een zeevarende werkzaam op een vissersvaartuig;

	ab. certificaat maritieme arbeid: het certificaat, bedoeld in
voorschrift 5.1.3, derde lid, van het Maritiem Arbeidsverdrag;

	ac. verklaring naleving maritieme arbeid: de verklaring, bedoeld in
norm A 5.1.3, tiende lid, van het Maritiem Arbeidsverdrag, bestaande uit
deel I en deel II;

	ad. internationale reis: een reis tussen twee verschillende landen of
tussen havens in een ander land, waarbij een gebied voor welks
buitenlandse betrekkingen een buiten dat gebied zetelende regering
verantwoordelijk is of waarvan de Verenigde Naties het besturend lichaam
zijn, mede als een afzonderlijk land wordt aangemerkt, en waarbij een
transatlantische reis tussen delen van het Koninkrijk met een
internationale reis gelijk wordt gesteld.

	ae. IMO-nummer: het scheepsidentificatienummer, bedoeld in voorschrift
XI-1/3 van het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag
voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157).

	7. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Bij regeling van Onze Minister kunnen, na overleg met de betrokken
organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, categorieën van
personen worden aangewezen die in afwijking van het eerste lid,
onderdeel z, niet worden aangemerkt als zeevarenden.

B

	Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

	1. Het bepaalde bij of krachtens deze wet is van toepassing ten aanzien
van Nederlandse schepen, voor zover ten aanzien van vissersvaartuigen
niet anders is bepaald.

	2. Deze wet is niet van toepassing ten aanzien van:

	a. schepen die uitsluitend varen op Nederlandse binnenwateren of
wateren binnen, of dicht grenzend aan beschutte wateren of gebieden waar
Nederlandse havenvoorschriften gelden;

	b. onbemande schepen die niet van middelen tot werktuiglijke
voortstuwing zijn voorzien;

	c. oorlogsschepen en marinehulpschepen;

	d. reddingsvaartuigen;

	e. onoverdekte vissersvaartuigen die in de regel niet buiten het zicht
van de Nederlandse kust worden gebracht, en

	f. pleziervaartuigen.

	3. Het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 4B, en hoofdstuk 7,
paragrafen 8 en 9, is niet van toepassing op niet commercieel gebruikte
schepen.

	4.Voor de toepassing van het derde lid kunnen bij ministeriële
regeling nadere regels worden gesteld en kan nader worden bepaald welke
categorieën van schepen in ieder geval vallen onder de in het derde lid
bedoelde uitzonderingen.

	5. Bij regeling van Onze Minister kunnen na overleg met de betrokken
organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden categorieën van
schepen worden aangewezen waarop het bepaalde bij of krachtens deze wet
geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is.

	6. Bij regeling van Onze Minister kan na overleg met de betrokken
organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden, voor categorieën
schepen van minder dan 200 GT die geen internationale reizen maken,
worden bepaald dat van het bepaalde bij of krachtens deze wet onder
daarbij te stellen regels vrijstelling wordt verleend.

C

	Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt na “bedrijfsvoering,” ingevoegd: de
beperking van oververmoeidheid van zeevarenden,.

	2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	5. De kapitein verlaat het schip niet gedurende de vaart of bij
dreigend gevaar, tenzij zijn afwezigheid volstrekt noodzakelijk is of de
zorg voor lijfsbehoud hem daartoe dwingt.

	6. De bemanning verlaat het schip niet zonder toestemming van de
kapitein.

	7. Toestemming van de kapitein is niet nodig voor het in een
aanloophaven verlaten van het schip voor het, wanneer dit mogelijk is,
onverwijld raadplegen van een arts of tandarts.

D

	Artikel 8, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel b wordt na “overschreden” ingevoegd: en er rekening
is gehouden met de beperking van oververmoeidheid van zeevarenden.

	2. Onderdeel d komt te luiden:

	d. wordt voldaan aan het bij of krachtens de artikelen 48a, vierde lid,
en 64 bepaalde.

E

	Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “een functie vervult” vervangen door:
een functie vervult als bedoeld in het tweede lid.

	2. De aanhef van het tweede lid komt te luiden: De vaarbevoegdheden die
op de vaarbevoegdheidsbewijzen kunnen worden aangetekend hebben
betrekking op de volgende functies:.

F

	Na artikel 25a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25b

	1. Zeevarenden, niet zijnde zeevarenden die een functie als bedoeld in
artikel 18, tweede lid, uitoefenen, voldoen aan de bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur gestelde opleidingseisen.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op vissers.

G

	Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De kapitein is belast met de handhaving van de openbare orde aan
boord en oefent aan boord over alle opvarenden disciplinair gezag uit.
Hij kan tot handhaving van dit gezag de maatregelen nemen die
redelijkerwijs nodig zijn.

	2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, wordt een lid
ingevoegd, luidende:

	3. De kapitein vermeldt een weigering van toestemming aan een
bemanningslid als bedoeld in artikel 4, zesde lid, en de reden daarvoor
in het scheepsdagboek en verstrekt desgevraagd aan het bemanningslid
binnen twaalf uur een schriftelijke bevestiging daarvan.

	3. Na het vierde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Een schriftelijke bevestiging als bedoeld in het derde lid, behoeft
niet te worden verstrekt aan een bemanningslid van een vissersvaartuig.

H

	Na artikel 32 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 32a

	1. Tegenover de scheepsbeheerder is de kapitein verplicht te handelen
overeenkomstig de hem door de scheepsbeheerder gegeven orders, mits deze
orders niet in strijd zijn met de verplichtingen, hem als gezagvoerder
door de wet opgelegd.

	2. De kapitein geeft de scheepsbeheerder doorlopend kennis van alles
wat het schip en de zaken aan boord betreft en vraagt diens orders
alvorens tot een maatregel van geldelijk belang over te gaan.

I

	In artikel 33, eerste lid, wordt “opgemaakt en gewijzigd” vervangen
door: opgemaakt, gewijzigd en ondertekend.

J

	Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De kapitein tekent van een bemanningslid in het monsterboekje aan
dan wel reikt een document uit waarin is aangegeven:

	a. de dag van aanmonstering;

	b. de dag en plaats van afmonstering;

	c. de functie waarin het bemanningslid heeft dienst gedaan alsmede een
overzicht van zijn werkzaamheden, en

	d. de naam en roepletters van het schip en voor een passagiersschip van
meer dan 100 GT of meer of een schip, niet zijnde een passagiersschip,
van 300 GT of meer, het IMO-nummer.

	2. In het tweede lid wordt na “monsterboekje” ingevoegd: dan wel
het document, bedoeld in het eerste lid,.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Bij ministeriële regeling wordt het model van het in het eerste lid
bedoelde document vastgesteld.

K

	Na artikel 38 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38a

	1. De kapitein bewaart het monsterboekje na de aanmonstering en geeft
het aan het bemanningslid terug bij de afmonstering.

	2. Indien de kapitein het monsterboekje niet kan teruggeven aan het
bemanningslid, doet hij het toekomen aan de scheepsbeheerder die het,
onder vermelding van de reden voor het niet teruggeven, zendt aan Onze
Minister.

L

	Artikel 40 komt te luiden:

Artikel 40

	1. Elk bemanningslid dat een functie uitoefent als bedoeld in artikel
18, tweede lid, is in het bezit van een geldige geneeskundige verklaring
van geschiktheid voor de zeevaart, waaruit blijkt dat hij is gekeurd
door een geneeskundige of medisch specialist die door Onze Minister
daartoe is aangewezen, en hij voldoet aan de eisen van medische
geschiktheid, vastgesteld krachtens artikel 19, eerste lid, aanhef en
onderdeel a, onder 3°.

	2. Elke andere zeevarende dan een bemanningslid als bedoeld in het
eerste lid, is in het bezit van een geldige geneeskundige verklaring van
geschiktheid voor de zeevaart, waaruit blijkt dat hij is gekeurd door
een geneeskundige of medisch specialist die door Onze Minister daartoe
is aangewezen of erkend, en hij voldoet aan de eisen van medische
geschiktheid, vastgesteld bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur.

M

	In artikel 40a wordt “artikel 40, eerste lid” vervangen door:
artikel 40, eerste of tweede lid.

N

	Artikel 41 komt te luiden:

Artikel 41

	De geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart, bedoeld
in artikel 40, eerste en tweede lid, wordt bij aanmonstering overgelegd.

O

	In artikel 43, tweede lid, wordt na "zeevaart" ingevoegd: en wordt deze
ingenomen door de keuringsarts.

P

	Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

	a. de medische keuringen, bedoeld in artikel 40, eerste en tweede lid;.

	2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt telkens na "aanwijzing"
ingevoegd: en erkenning.

	3. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

	d. het model en de geldigheidsduur van de geneeskundige verklaring van
geschiktheid voor de zeevaart.

	4. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

	2. De vaststelling van de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen
a en d, vindt plaats na raadpleging van de representatieve organisaties
van werkgevers en werknemers in de zeevaart.

Q

	Artikel 45 komt te luiden:

 Artikel 45

	1. Indien korte tijd voor vertrek van een schip de bemanning moet
worden aangevuld, kan, indien dringende omstandigheden nopen tot het
aanmonsteren van personen die niet in het bezit zijn van een geldige
geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart, door Onze
Minister aan een zeevarende die in het bezit is van een geneeskundige
verklaring van geschiktheid voor de zeevaart waarvan de geldigheidsduur
recentelijk is verstreken, ontheffing worden verleend van de in artikel
40, eerste of tweede lid, bedoelde verplichting.

	2. De in het eerste lid bedoelde ontheffing geldt tot aan de volgende
aanloophaven waar een medische keuring door een geneeskundige of medisch
specialist als bedoeld in artikel 40, eerste of tweede lid, kan worden
verricht, maar ten hoogste voor een termijn van drie maanden.

R

	Artikel 46 vervalt.

S

	Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47

	1. Indien de geldigheid van een geneeskundige verklaring gedurende een
reis verstrijkt, kan de betrokken zeevarende werkzaamheden verrichten
tot aan de volgende aanloophaven waar een medische keuring door een
geneeskundige of medisch specialist als bedoeld in artikel 40, eerste of
tweede lid, kan worden verricht.

	2. De termijn tussen het verstrijken van de geldigheid van een
geneeskundige verklaring gedurende een reis en de medische keuring,
bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste drie maanden.

T

	Artikel 48 vervalt.

U

	Na artikel 47 worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4A. ACCOMMODATIE, VOEDING EN OVERIGE VOORZIENINGEN VOOR
ZEEVARENDEN AAN BOORD VAN EEN SCHIP

Artikel 48

	De scheepsbeheerder draagt zorg voor behoorlijke en veilige huisvesting
en recreatieve voorzieningen voor de zeevarenden aan boord van een
schip, met inachtneming van de daaraan bij ministeriële regeling, in
overeenstemming met het Maritiem Arbeidsverdrag, gestelde eisen. Deze
eisen kunnen afhankelijk van het bouwjaar van het schip verschillen en
in overeenstemming met norm A 3.1 van het Maritiem Arbeidsverdrag kan
van bepaalde eisen door Onze Minister ontheffing worden verleend. Voor
vissersvaartuigen kunnen afwijkende eisen worden gesteld.

Artikel 48a

	1. De scheepsbeheerder voorziet de zeevarenden aan boord van een schip
kosteloos van voeding en drinkwater van voldoende hoeveelheid,
kwaliteit, voedingswaarde en variëteit en rekening houdend met
godsdienstige voorschriften en culturele gebruiken, in overeenstemming
met de daaraan bij ministeriële regeling gestelde eisen. 

	2. De maximale hoeveelheid sterke drank als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, van de Drank- en Horecawet die voor verbruik door de
zeevarenden aan boord beschikbaar is, wordt vastgesteld bij
ministeriële regeling.

	3. De voorraden voedsel en drinkwater en de ruimten en apparatuur voor
de opslag, bewerking en bereiding van voedsel en drinkwater, worden
regelmatig door of namens de kapitein geïnspecteerd overeenkomstig bij
ministeriële regeling gestelde regels.

	4. Degene die aan boord tot taak heeft de voeding voor de zeevarenden
te beheren en te bereiden, voldoet aan de bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur gestelde eisen.

	5. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op
vissersvaartuigen.

HOOFDSTUK 4B. CERTIFICAAT MARITIEME ARBEID EN VERKLARING NALEVING
MARITIEME ARBEID

Artikel 48b

	1. De scheepsbeheerder stelt voor een schip van 500 GT of meer dat
internationale reizen maakt, een verklaring naleving maritieme arbeid
deel II op waarin maatregelen zijn opgenomen om te waarborgen dat de in
artikel 48c, eerste lid, bedoelde eisen voortdurend worden nageleefd.

	2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
inhoud van de verklaring naleving maritieme arbeid deel II en over de
eisen die aan deze inhoud worden gesteld.

	3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot het model van de verklaring naleving maritieme arbeid.

	4. Het bepaalde bij of krachtens dit artikel is niet van toepassing op
vissersvaartuigen.

Artikel 48c

	1. Onze Minister geeft voor een schip van 500 GT of meer dat
internationale reizen maakt, op aanvraag een certificaat maritieme
arbeid en een verklaring naleving maritieme arbeid af, indien de door de
scheepsbeheerder opgestelde verklaring naleving maritieme arbeid deel II
voldoet aan het bepaalde krachtens artikel 48b en na onderzoek blijkt
dat voor het desbetreffende schip wordt voldaan aan de eisen, bedoeld in
Aanhangsel A5-1 van het Maritiem Arbeidsverdrag met betrekking tot:

	a. minimumleeftijd gesteld bij of krachtens de Arbeidstijdenwet;

	b. geneeskundige verklaringen gesteld bij of krachtens hoofdstuk 4,
paragraaf 2;

	c. de kwalificaties van zeevarenden gesteld bij of krachtens hoofdstuk
2,

paragraaf 3;

	d. arbeidsovereenkomsten gesteld bij artikel 69d, eerste lid;

	e. arbeidsbemiddeling en het ter beschikking stellen van
arbeidskrachten gesteld bij of krachtens de hoofdstukken 2 en 3 van de
Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;

	f. arbeids- en rusttijden gesteld bij paragraaf 5.2 en krachtens
artikel 5:12, tweede lid van de Arbeidstijdenwet;

	g. bemanningssamenstelling gesteld bij of krachtens hoofdstuk 2,
paragrafen 1 en 2;

	h. huisvesting en voorzieningen voor zeevarenden aan boord van een
schip gesteld krachtens artikel 48 dan wel artikel 407 van het Wetboek
van Koophandel in samenhang met artikel XII van de wet van….20..,
houdende implementatie van het Maritiem Arbeidsverdrag (Stb….);

	i. voeding en drinkwater, gesteld krachtens artikel 48a;

	j. gezondheid, veiligheid en ongevallenpreventie gesteld bij of
krachtens de artikelen 3, vierde lid, 5, 6, 8, 12 en 16 van de
Arbeidsomstandighedenwet, de artikelen 3, 3a, 4 en 9 van de Schepenwet
en krachtens artikel 64;

	k. medische zorg aan boord gesteld bij of krachtens de artikelen 4,
eerste lid, onderdeel b en tweede lid, en 9, eerste lid, van de
Schepenwet;

	l. klachtenprocedures aan boord gesteld bij of krachtens artikel 69a;
en

	m. betaling van lonen gesteld bij artikel 69d, tweede lid.

	2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot
de inhoud van de verklaring naleving maritieme arbeid deel I voor
verschillende categorieën van schepen, waarbij een opsomming wordt
voorgeschreven van alle in het eerste lid bedoelde eisen die op de
desbetreffende schepen van toepassing zijn.

	3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:

	a. de onderzoeken waaraan schepen zijn onderworpen ter verkrijging en
verlenging van een certificaat maritieme arbeid of tijdens de
geldigheidsduur daarvan, alsmede de inhoud van die onderzoeken en de
frequentie waarmee zij worden verricht;

	b. de registratie van de bij de inspectie verzamelde
onderzoeksgegevens;

	c. de geldigheid van het certificaat maritieme arbeid en de verlenging
van de geldigheidsduur daarvan;

	d. de voorwaarden voor afgifte van tijdelijke of voorlopige
certificaten maritieme arbeid.

	4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:

	a. de bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid te verstrekken
gegevens en te overleggen bescheiden; en

	b. de modellen van het certificaat maritieme arbeid en het voorlopige
certificaat maritieme arbeid.

	5. Op verzoek van de scheepsbeheerder geeft Onze Minister voor schepen
kleiner dan 500 GT overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit
artikel een certificaat maritieme arbeid af.

	6. Het bepaalde bij of krachtens dit artikel is niet van toepassing op
vissersvaartuigen.

Artikel 48d

	1. De door Onze Minister aangewezen ambtenaren zijn belast met het
verrichten van onderzoeken als bedoeld in artikel 48c, derde lid,
onderdeel a. Deze onderzoeken kunnen tevens geheel of ten dele worden
verricht door daartoe door Onze Minister aangewezen rechtspersonen.

	2. Aan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kunnen
voorschriften worden verbonden.

	3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot de aanwijzing van natuurlijke personen of rechtspersonen
krachtens het eerste lid.

	4. Onze Minister kan slechts door hem erkende rechtspersonen aanwijzen.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de
wijze van erkenning, de voorwaarden voor erkenning, de intrekking van de
erkenning indien niet meer aan deze voorwaarden wordt voldaan, en de
bekendmaking van een erkenning of intrekking van een erkenning.

Artikel 48e

	1. Een certificaat maritieme arbeid vervalt, indien:

	a. een deel van het schip wordt verbouwd waarvoor krachtens artikel 48
gestelde eisen gelden, of in de inrichting of de uitrusting waarvoor
krachtens artikel 48 gestelde voorschriften gelden, ingrijpende
wijzigingen worden aangebracht;

	b. het schip een buitenlands schip wordt;

	c. het tijdvak waarvoor het certificaat geldt, is verstreken;

	d. de tijdens de geldigheidsduur van het certificaat verplicht gestelde
onderzoeken als bedoeld in artikel 48c, derde lid, niet of niet tijdig
hebben plaatsgevonden, behoudens in bij ministeriële regeling
omschreven bijzondere gevallen;

	e. het schip van naam verandert of een ander letterteken of nummer
krijgt, of het schip niet langer wordt beheerd door de scheepsbeheerder
vermeld op het certificaat maritieme arbeid.

2. Onze Minister kan een certificaat intrekken, wanneer blijkt dat: 

a. de bouw, de inrichting of de uitrusting van het schip waarvoor
krachtens artikel 48 gestelde voorschriften gelden, in belangrijke mate
afwijkt van de gegevens van het certificaat; 

	b. het schip of de scheepsbeheerder niet langer voldoet aan de in
artikel 48c, eerste lid, bedoelde voorschriften of aan de voor het
desbetreffende schip afgegeven verklaring naleving maritieme arbeid en
de vereiste corrigerende maatregelen niet zijn getroffen.

	3. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat certificaten in
bij die regeling te bepalen gevallen bovendien vervallen, wanneer het
schip aan zijn oorspronkelijke bestemming wordt onttrokken.

	4. De scheepsbeheerder zendt een vervallen of ingetrokken certificaat
zo spoedig mogelijk aan Onze Minister.

V

	Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel b, vervalt “of”.

	2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een
puntkomma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

	d. geen certificaat maritieme arbeid is afgegeven of het certificaat
maritieme arbeid ongeldig is;

	e. er sprake is van een ernstige of herhaalde schending van het
Maritiem Arbeidsverdrag; of

	f. er ernstig gevaar bestaat voor de veiligheid, gezondheid of
beveiliging van de zeevarenden.

W

	Artikel 56 komt te luiden:

Artikel 56

	Het is verboden met een schip naar zee te gaan, een schip naar zee te
doen gaan of op zee dan wel op buiten Nederland gelegen wateren die ter
plaatse als binnenwater worden aangemerkt, te gebruiken of te doen
gebruiken, zonder dat aan boord van het schip een geldig
bemanningscertificaat voorhanden is.

X

	Na artikel 59 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 59a

	Het is verboden met een schip als bedoeld in artikel 48c, eerste lid,
een internationale reis te maken indien het schip niet is voorzien van
een geldig certificaat maritieme arbeid, een verklaring naleving
maritieme arbeid en een exemplaar van het Maritiem Arbeidsverdrag.

Y

	Artikel 60 komt te luiden:

Artikel 60

	Het is verboden de verplichtingen ingevolge de artikelen 3, tweede en
derde lid, 4, eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, 29, eerste
lid, 48, 48a, 48b, eerste lid, 48e, derde lid, 69a, derde lid, 69c en
69d niet na te komen.

Z

	Na artikel 60 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 60a

	Het is verboden zeevarenden te straffen of op enige andere wijze te
benadelen voor het indienen van een klacht als bedoeld in artikel 69a,
eerste lid, of 69b, eerste lid.

AA

	Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel i vervalt “en”.

	2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door “;
en” wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	k. de afgifte, vervanging of vernieuwing van certificaten maritieme
arbeid en verklaringen naleving maritieme arbeid.

BB

	Het opschrift van hoofdstuk 7, paragraaf 5, komt te luiden:

§ 5. Centrale registers

CC

	Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Onze Minister beheert een Centraal inspectieregister waarin de
inspectierapporten met betrekking tot de werk- en leefomstandigheden van
zeevarenden aan boord worden geregistreerd.

DD

	Artikel 66 komt te luiden:

Artikel 66

	Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking
tot de registratie van gegevens in de in artikel 65 bedoelde centrale
registers.

EE

	Het opschrift van hoofdstuk 7, paragraaf 6, komt te luiden:

§ 6. Openbare registers

FF

	Artikel 67 komt te luiden:

Artikel 67

	1. Er is een openbaar register van bemanningscertificaten, dat door
Onze Minister wordt gehouden.

	2. Er is een openbaar register van certificaten maritieme arbeid, dat
door Onze Minister wordt gehouden.

	3. De in het eerste en tweede lid bedoelde registers kunnen door een
ieder kosteloos worden geraadpleegd.

	4. Desgevraagd wordt tegen ten hoogste de kostprijs een afschrift
verstrekt van een certificaat voor een bepaald schip.

GG

	Aan hoofdstuk 7 worden twee paragrafen toegevoegd, luidende:

§ 8. Klachtenprocedures voor zeevarenden

Artikel 69a

	1. Aan boord van elk schip is een door de scheepsbeheerder vastgestelde
klachtenprocedure van toepassing voor het indienen van klachten met
betrekking tot de naleving van de in artikel 48c, eerste lid, bedoelde
bepalingen of een vermoedelijke schending van het Maritiem
Arbeidsverdrag.

	2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld waaraan de in het
eerste lid bedoelde klachtenprocedure moet voldoen.

	3. Iedere zeevarende ontvangt voor aanvang van zijn werkzaamheden aan
boord van de kapitein een afschrift van de aan boord geldende
klachtenprocedure.

	4. Het bepaalde bij of krachtens dit artikel is niet van toepassing op
vissersvaartuigen.

Artikel 69b

	1. Elke zeevarende aan boord van een Nederlands schip kan een klacht
betreffende de vermoedelijke schending van het Maritiem Arbeidsverdrag
of een klacht betreffende een vermeend onrechtmatig bevel van de
kapitein melden bij een daartoe aangewezen ambtenaar van de Inspectie
Verkeer en Waterstaat.

	2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze
waarop de in het eerste lid bedoelde klachten worden behandeld.

§ 9. Overige verplichtingen scheepsbeheerder

Artikel 69c

	1. De scheepsbeheerder draagt er zorg voor dat aan boord van het schip
afschriften aanwezig zijn van de door de desbetreffende zeevarende en
zijn werkgever ondertekende arbeidsovereenkomst, de toepasselijke
collectieve arbeidsovereenkomst en informatie over andere op die
arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden.

	2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op iedere andere
overeenkomst op basis waarvan de zeevarende aan boord werkzaam is.

	3. De scheepsbeheerder draagt er zorg voor dat aan boord van het schip
op een duidelijk zichtbare en voor de bemanning toegankelijke plaats een
afschrift aanwezig is van het certificaat maritieme arbeid en de
verklaring naleving maritieme arbeid.

	4. De scheepsbeheerder draagt er zorg voor dat aan boord van het schip
een exemplaar van de geldende tekst van het Maritiem Arbeidsverdrag
aanwezig is.

	5. Alle in het eerste tot en met het vierde lid bedoelde documenten en
de resultaten van onderzoeken als bedoeld in artikel 48c, tweede lid,
onderdeel a, zijn beschikbaar in het Nederlands of indien het originele
document in een andere taal is opgesteld, in de desbetreffende taal, en
het Engels en eenvoudig toegankelijk voor de zeevarenden. Indien het
schip geen internationale reizen maakt, is geen Engelse vertaling
vereist van de documenten die in het Nederlands beschikbaar zijn.

	6. Het bepaalde bij of krachtens dit artikel is niet van toepassing op
vissersvaartuigen.

Artikel 69d

	1. De scheepsbeheerder draagt er zorg voor dat de
zee-arbeidsovereenkomsten, bedoeld in de artikelen 694, eerste lid en
736, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van de
zeevarenden aan boord van zijn schip voldoen aan het bepaalde in de
artikelen 697 en 699 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en, voor wat
betreft de onderdelen 6, 7, 8, 12 en 13, in overeenstemming zijn met de
toepasselijke bepalingen in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

	2. De scheepsbeheerder zorgt voor de nakoming van de uit de artikelen
706 tot en met 709, 717 tot en met 720, en 734 tot en met 734l van Boek
7 van het Burgerlijk Wetboek voortkomende verplichtingen. Indien de
scheepsbeheerder niet de werkgever is van de desbetreffende zeevarende,
geeft de scheepsbeheerder slechts toepassing aan de eerste volzin indien
de werkgever bij de nakoming van deze verplichtingen in gebreke blijft
en de zeevarende aan de scheepsbeheerder een verzoek tot nakoming doet.

	3. De scheepsbeheerder handelt overeenkomstig de voor het
desbetreffende schip op grond van artikel 48c, eerste lid, afgegeven
verklaring naleving maritieme arbeid.

HH

	Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt na het
eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

	2. Een wijziging van de op grond van deze wet toepasselijke verdragen
en codes gaat, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant
wordt bekendgemaakt, anders is bepaald, voor de toepassing van deze wet
gelden met ingang van de dag waarop die wijziging internationaal in
werking treedt.

II

	Artikel 82 vervalt.

JJ

	Artikel 85 komt te luiden:

Artikel 85

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet zeevarenden.

ARTIKEL II WET HAVENSTAATCONTROLE

	De Wet havenstaatcontrole wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, onderdeel b, onder 6°, komt als volgt te luiden:

	6°. het op 23 februari 2006 in Genève tot stand gekomen Maritiem
Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93).

B

	Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel d vervalt “of”.

	2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door “;
of” wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	f. indien de normen van het in artikel 1, onderdeel b, onder 6°
genoemde verdrag herhaaldelijk of ernstig zijn overtreden.

ARTIKEL III WET OP DE ECONOMISCHE DELICTEN

	In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt de
zinsnede met betrekking tot de Zeevaartbemanningswet vervangen door: de
Wet zeevarenden, artikelen 56, 57, 58, 59, 59a, en 60.

ARTIKEL IV ALGEMENE DOUANEWET

	In artikel 1:3 van de Algemene douanewet en in de bijlage daarbij wordt
“de Zeevaartbemanningswet” vervangen door: de Wet zeevarenden.

ARTIKEL V WET VERMINDERING AFDRACHT LOONBELASTING EN PREMIE VOOR DE
VOLKSVERZEKERINGEN

	De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de
volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de artikelen 1, eerste lid, onderdelen h en hb, en 18, tweede
lid, onderdeel a, wordt “Zeevaartbemanningswet” vervangen door: Wet
zeevarenden.

	2. In artikel 1, derde lid, onderdeel b, wordt “Besluit
zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart” vervangen door: Besluit
zeevarenden handelsvaart en zeilvaart.

ARTIKEL VI WET RUIMTEVAARTACTIVITEITEN

	In artikel 1, onderdeel d, van de Wet ruimtevaartactiviteiten wordt
“de Zeevaartbemanningswet” vervangen door: de Wet zeevarenden.

ARTIKEL VII OMHANGBEPALINGEN

Na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel JJ, van deze wet berust:

a. het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart, voor zover
dit berustte op de Zeevaartbemanningswet, op de artikelen 16, 18, derde,
vierde, vijfde en zesde lid, 19, eerste lid, 22, eerste lid, 25, eerste
lid, 34, eerste lid, 36, 44, eerste lid, 64 en 71, eerste en vierde lid,
van de Wet zeevarenden; 

b. het Besluit zeevisvaartbemanning, voor zover dit berustte op de
Zeevaartbemanningswet, op de artikelen 16, 17, eerste lid,18,derde,
vierde, vijfde en zesde lid, 19, eerste lid, 22, eerste lid, 25, eerste
lid, 34, eerste lid, 36, 40 eerste lid, 44, eerste lid, 64 en 71, eerste
lid, van de Wet zeevarenden;

c. het Examenbesluit zeevaartdiploma's 1991 op de artikelen 19, eerste
lid, en 77 van de Wet zeevarenden;

d. het Examenreglement zeevisvaart op de artikelen 19, eerste lid, en 77
van de Wet zeevarenden;

e. het Diensttijdreglement zeevisvaart op de artikelen 19, eerste lid,
en 77 van de Wet zeevarenden;

f. het Besluit zeevaartdiploma's experimenterend hoger nautisch
onderwijs op de artikelen 19, eerste lid, en 77 van de Wet zeevarenden;

g. het Besluit bijzondere verkrijging diploma's kleine handelsvaart op
de artikelen 19, eerste lid, en 77 van de Wet zeevarenden;

h. het Besluit bijzondere verkrijging voorlopig diploma als
scheepswerktuigkundige op de artikelen 19, eerste lid, en 77 van de Wet
zeevarenden;

i. het Besluit bijzondere verkrijging diploma A als
scheepswerktuigkundige op de artikelen 19, eerste lid, en 77 van de Wet
zeevarenden;

j. de Regeling normen ter bepaling uitslag zeevisvaartexamens op de
artikelen 19, eerste lid, en 77 van de Wet zeevarenden;

k. de Regeling gegevens aanvraag bemanningscertificaat zeevisvaart op
artikel 17, vierde lid, van de Wet zeevarenden;

l. de Regeling certificering scheepsbeveiligingsfunctionarissen, voor
zover die berustte op de Zeevaartbemanningswet, op artikel 21 van de Wet
zeevarenden;

m. de Regeling tarieven scheepvaart, voor zover die berustte op de
Zeevaartbemanningswet, op artikel 62, aanhef en onderdelen a tot en met
d, f, h, i en j, van de Wet zeevarenden;

n. de Regeling stageduur en stagevervangende medische trainingen
zeevarenden op artikel 19, derde en vierde lid, van de Wet zeevarenden.

HOOFDSTUK 2. MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

ARTIKEL VIII BURGERLIJK WETBOEK

	Het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 666 lid 2 van Boek 7 komt als volgt te luiden:

	2. Deze afdeling is niet van toepassing op zeeschepen.

B

	Aan Boek 7, titel 10, afdeling 11, wordt een artikel toegevoegd,
luidende:

Artikel 693

	Indien de arbeid aan boord van een zeeschip als bedoeld in artikel 695
lid 1 wordt verricht, is de derde, ongeacht het op de
arbeidsovereenkomst en de overeenkomst tussen de werkgever en de derde
toepasselijke recht, aansprakelijk voor de nakoming van de uit de
artikelen 706 tot en met 709, 717 tot en met 720, 734 tot en met 734l
voortvloeiende verplichtingen, indien de werkgever met de nakoming
daarvan in gebreke is.

C

	Aan Boek 7, titel 10, worden na afdeling 11 twee afdelingen toegevoegd,
luidende:

AFDELING 12

Bijzondere bepalingen terzake van de zee-arbeidsovereenkomst

Algemene bepalingen

Artikel 694

	1. De zee-arbeidsovereenkomst is de arbeidsovereenkomst, waaronder
begrepen de uitzendovereenkomst, waarbij de zeevarende zich verbindt
arbeid aan boord van een zeeschip te verrichten.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, na overleg met de
betrokken organisaties van scheepsbeheerders en zeevarenden,
categorieën van zeevarenden worden aangewezen die niet worden
aangemerkt als zeevarenden als bedoeld in lid 1.

Artikel 695

	1. Deze afdeling is van toepassing op zeeschepen die op grond van
Nederlandse rechtsregels gerechtigd zijn de vlag van het Koninkrijk te
voeren.

	2.In deze afdeling wordt onder scheepsbeheerder verstaan de
scheepsbeheerder, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van de
Wet zeevarenden.

Artikel 696

	1. Op de zee-arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van de afdelingen 1
tot en met 9 en 11 van deze titel van toepassing, voor zover daarvan in
deze afdeling niet is afgeweken. De artikelen 617 en 692 zijn niet van
toepassing ten aanzien van de dienst aan boord van het zeeschip.

	2. Van de artikelen 697 lid 2, 698, 699, 700, 705, 706, 709, 711, 712,
720, 721, 728 en 735 tot en met 738 van deze afdeling kan niet worden
afgeweken.

	3. Van de artikelen 697 lid 1, 707, 708, 710, 714, 715, 717 tot en met
719, 723, 724, 729, 730 en 734 tot en met 734l kan niet ten nadele van
de zeevarende worden afgeweken.

Artikel 697

	1. De zee-arbeidsovereenkomst moet door partijen schriftelijk worden
aangegaan en door hen worden ondertekend.

	2. Ieder der partijen dient te beschikken over een ondertekend
origineel exemplaar van de zee-arbeidsovereenkomst.

Artikel 698

	Iedere zeevarende moet aan boord kennis kunnen nemen van zijn
zee-arbeidsovereenkomst en van de toepasselijke collectieve
arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd
bestuursorgaan alsmede op eenvoudige wijze duidelijke informatie kunnen
krijgen over niet daarin voorkomende arbeidsvoorwaarden.

Artikel 699

	De zee-arbeidsovereenkomst vermeldt in ieder geval:

	1. de naam en de voornamen van de zeevarende, de dag van zijn geboorte
of zijn leeftijd en zijn geboorteplaats of het onbekend zijn van een of
meer van deze gegevens;

	2. de naam en het adres van de werkgever;

	3. de plaats en de dag van het aangaan van de zee-arbeidsovereenkomst;

	4. de aanduiding van het zeeschip of de zeeschepen waarop de zeevarende
zich verbindt dienst te doen of de bepaling dat hij dienst zal doen op
een of meer door de werkgever aan te wijzen zeeschepen;

	5. de te ondernemen reis of reizen, als deze reeds vaststaan;

	6. het bedrag van het loon van de zeevarende en, voor zover van
toepassing, de wijze van berekening;

	7. de aanspraak op vakantie of de wijze van berekening van deze
aanspraak;

	8. het bedrag van het tijdens de vakantie door te betalen loon en, voor
zover van toepassing, de wijze van berekening;

9. de door de werkgever aan de zeevarende te verstrekken prestaties voor
geneeskundige zorg en sociale zekerheidsuitkeringen;

	10. de functie waarin de zeevarende in dienst zal treden;

	11. indien mogelijk, de plaats waar en de dag waarop de dienst aan
boord zal aanvangen;

	12. de beëindiging van de zee-arbeidsovereenkomst, namelijk:

	a. indien de overeenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan, de dag
waarop deze arbeidsovereenkomst eindigt, met vermelding van de inhoud
van artikel 722 of indien de overeenkomst voor bepaalde tijd bij de reis
wordt aangegaan, de haven overeengekomen voor de beëindiging van de
overeenkomst of indien de reis eindigt in een andere dan de
overeengekomen haven van de inhoud van artikel 723;

	b. indien de overeenkomst voor onbepaalde tijd wordt aangegaan, de
inhoud van artikel 724 lid 1, eerste volzin;

	13. de aanspraak van de zeevarende op repatriëring;

	14. een verwijzing naar de toepasselijke collectieve
arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd
bestuursorgaan.

Artikel 700

	Een zeevarende kan niet worden beperkt in zijn bevoegdheid om na het
einde van de zee-arbeidsovereenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn.

Artikel 701

	Vanaf het in de zee-arbeidsovereenkomst vastgelegde tijdstip van
aanvang van de arbeidsovereenkomst heeft de zeevarende zich voor de
uitoefening van zijn functie ter beschikking te houden van de werkgever.
Is over de aanvang van de zee-arbeidsovereenkomst niets bepaald, dan
valt deze voor de toepassing van dit artikel samen met het aangaan
daarvan.

Artikel 702

	De zeevarende is in dienst aan boord van het zeeschip vanaf het
tijdstip dat hij zijn werkzaamheden aan boord aanvangt tot het tijdstip
waarop hij van zijn werkzaamheden aan boord wordt ontheven of hij deze
neerlegt.

Artikel 703

	De kapitein vertegenwoordigt de werkgever in de uitvoering van de
zee-arbeidsovereenkomsten met de zeevarenden, die in dienst zijn aan
boord van het door hem gevoerde zeeschip.

Artikel 704

	1. De zeevarende is verplicht de hem door de kapitein opgedragen
werkzaamheden te verrichten, ook indien het andere werkzaamheden betreft
dan hij heeft te verrichten overeenkomstig de functie, waarin hij
volgens de zee-arbeidsovereenkomst aan boord dienst doet.

	2. De zeevarende is verplicht mee te werken aan het behoud van het
zeeschip, de opvarenden en de zaken aan boord.

Artikel 705

	In zaken betreffende een zee-arbeidsovereenkomst of een collectieve
arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd
bestuursorgaan is, ongeacht het toepasselijke recht, de kantonrechter
van de rechtbank Rotterdam bij uitsluiting bevoegd, tenzij in deze
afdeling anders is bepaald.

Loon

Artikel 706

	1. Voldoening van het in geld vastgestelde deel van het in dienst aan
boord van een zeeschip verdiende loon geschiedt:

	a. in de munt, waarin het in de zee-arbeidsovereenkomst is uitgedrukt;

	b. in de munt, gangbaar ter plaatse van de voldoening; 

	c. door girale betaling als bedoeld in artikel 114 van Boek 6.

	2. Indien omrekening nodig is, geschiedt deze naar de koers, bedoeld in
de artikelen 124 en 126 van Boek 6.

Artikel 707

	1. De zeevarende kan de werkgever schriftelijk verzoeken zijn loon
geheel of gedeeltelijk over te maken aan door de zeevarende aan te
wijzen personen. Indien omrekening nodig is, geschiedt deze naar de
koers, bedoeld in de artikelen 124 en 126 van Boek 6.

	2. Het schriftelijke verzoek om beëindiging van de in lid 1 bedoelde
overmaking wordt uiterlijk een maand voor de eerstvolgende betaaldag
gedaan.

Artikel 708

	1. De zeevarende heeft recht op voldoening van het in dienst aan boord
van een zeeschip verdiende loon:

	a. indien het naar tijdruimte is vastgesteld, in iedere haven, die het
zeeschip gedurende de reis aandoet, mits zeven dagen zijn verlopen
sedert de laatste uitbetaling;

	b. indien het niet naar tijdruimte is vastgesteld, op de in de
zee-arbeidsovereenkomst vastgelegde tijdstippen voor voldoening, of, bij
stilzwijgen daarvan, door het gebruik en de billijkheid, met dien
verstande dat de voldoening telkens uiterlijk na een maand geschiedt.

	2. De voldoening van het in lid 1 onder a bedoelde loon geschiedt
uiterlijk op de dag volgende op die van de aankomst, maar in ieder geval
voor het vertrek uit de haven, met dien verstande dat de betalingen
elkaar opvolgen met tussenpozen van niet meer dan een maand.

Artikel 709

	1. Verricht de zeevarende arbeid langer dan de door de wet of de
zee-arbeidsovereenkomst bepaalde normale arbeidsduur dan heeft hij voor
die extra uren recht op een toeslag op het loon, tenzij de kapitein deze
arbeid noodzakelijk acht tot behoud van het schip, de opvarenden of de
zaken aan boord. Het bedrag van de toeslag wordt bepaald door de
zee-arbeidsovereenkomst of, bij stilzwijgen daarvan, door het gebruik of
de billijkheid.

	2. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een
daartoe bevoegd bestuursorgaan kan worden bepaald dat in het loon een
vergoeding voor overwerk is begrepen.

	3. De kapitein doet van ieder geval van overwerk aantekening in een
daartoe bestemd register. Elke aantekening wordt ondertekend door de
zeevarende binnen een termijn van ten hoogste een maand.

Artikel 710

	Verricht de zeevarende andere werkzaamheden dan hij heeft te verrichten
overeenkomstig de functie, waarin hij volgens de zee-arbeidsovereenkomst
aan boord dienst doet, dan heeft hij recht op het daarmee overeenkomende
loon indien dit hoger is dan het loon voortvloeiende uit de
zee-arbeidsovereenkomst.

Artikel 711

	Werkt de zeevarende mee aan het behoud van het zeeschip, de opvarenden
en de zaken aan boord, dan heeft hij recht op een buitengewone beloning
voor de dagen, gedurende welke hij tot dit behoud werkzaam is geweest.

Artikel 712

	Indien een zeeschip, dat niet tot het verrichten van sleepdienst is
bestemd, aan een ander in open zee aangetroffen schip sleepdienst
bewijst onder omstandigheden die geen aanspraak op hulploon geven,
hebben de zeevarenden recht op een aandeel in het sleeploon. De
werkgever deelt iedere zeevarende voor de uitbetaling desgevraagd het
bedrag van het sleeploon en de verdeling daarvan schriftelijk mee.

Artikel 713

	Een rechtsvordering op grond van de artikelen 709 tot en met 712
verjaart na verloop van zes maanden na het ontstaan van het
vorderingsrecht.

Artikel 714

	Voor zover het in geld uitgedrukte deel van het loon is vastgesteld bij
de reis, heeft de zeevarende recht op een evenredige verhoging van het
loon, als de reis door toedoen van de scheepsbeheerder, door molest of
door verblijf in een noodhaven of een andere soortgelijke reden wordt
verlengd in het belang van het zeeschip, de opvarenden en de zaken aan
boord.

Artikel 715

	De in artikel 626 bedoelde opgave wordt maandelijks verstrekt en bevat
tevens een opgave van de munteenheid of de koers die afwijkt van hetgeen
is overeengekomen.

Artikel 716

	Geen loon is verschuldigd voor de tijd gedurende welke de zeevarende
zonder deugdelijke grond heeft geweigerd de bedongen arbeid of andere
opgedragen werkzaamheden te verrichten.

Vakantie

Artikel 717

	1. De zeevarende verwerft over ieder jaar waarin hij gedurende de
volledige overeengekomen arbeidsduur recht op loon heeft gehad,
aanspraak op vakantie van ten minste 30 kalenderdagen.

	2. De zeevarende behoudt zijn aanspraak op vakantie over het tijdvak
gedurende hetwelk hij studieverlof geniet.

	3. Tot vakantie worden niet gerekend:

	a. officieel of algemeen erkende feestdagen;

	b. tijdelijk verlof om aan wal te gaan;

	c. compensatieverlof;

	d. de duur van het vervoer, bedoeld in lid 6;

	e. de tijd doorgebracht in afwachting van repatriëring en de reisduur
in verband met repatriëring.

	4. De werkgever is verplicht om de vakantie, bedoeld in lid 1,
aaneengesloten te geven. Van deze verplichting kan worden afgeweken bij
collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe
bevoegd bestuursorgaan.

	5. De vakantie, bedoeld in lid 1 en in artikel 641 lid 3, wordt
desverzocht aan de zeevarende gegeven in de plaats waar de dienst aan
boord is aangevangen, of de plaats waar de zee-arbeidsovereenkomst is
aangegaan, al naar gelang die plaats het dichtst is gelegen bij de
woonplaats of gewone verblijfplaats van de zeevarende. Van dit lid kan
worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of
namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.

	6. Indien de zeevarende genoodzaakt is de vakantie, bedoeld in lid 1 en
in artikel 641 lid 3, aan te vangen op een andere plaats dan die bedoeld
in lid 5, zorgt de werkgever voor kosteloos vervoer naar die andere
plaats en voor betaling van de kosten van levensonderhoud gedurende dat
vervoer.

	7. De werkgever heeft de bevoegdheid een zeevarende die zijn vakantie,
bedoeld in lid 1 en in artikel 641 lid 3, geniet, terug te roepen indien
daartoe gewichtige redenen zijn en na overleg met de zeevarende. De
schade die de zeevarende hierdoor lijdt, wordt door de werkgever
vergoed.

	8. Een rechtsvordering tot toekenning van vakantie verjaart door
verloop van drie jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de
aanspraak is ontstaan.

Repatriëring

Artikel 718

	1. De zeevarende heeft recht op repatriëring op een snelle en
geschikte wijze, zo mogelijk per vliegtuig, naar een door hem gekozen
plaats van bestemming in geval:

	a. van beëindiging van de zee-arbeidsovereenkomst;

	b. van ziekte die repatriëring vereist;

	c. van herstel van ziekte, indien hij ter verpleging is achtergelaten
buiten het land waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft
of de plaats waar de zee-arbeidsovereenkomst is aangegaan;

	d. van schipbreuk;

	e. de werkgever niet in staat is zijn wettelijke of contractuele
verplichtingen na te komen wegens faillissement, verkoop van het
zeeschip, verandering in de registratie van het zeeschip of wegens een
andere soortgelijke reden;

	f. het zeeschip koers zet naar een oorlogsgebied, terwijl de zeevarende
weigert naar dat gebied te gaan, of

	g. van verloop van een termijn van maximaal 12 maanden waarin de
zeevarende aan boord werkzaam is geweest.

	2. In geval van repatriëring is de werkgever verplicht de volgende
kosten te vergoeden:

	a. de reis naar de plaats van bestemming;

	b. huisvesting en voeding vanaf de dag waarop de zeevarende het
zeeschip heeft verlaten totdat hij de plaats van bestemming heeft
bereikt;

	c. loon en vergoedingen vanaf de dag dat de zeevarende het zeeschip
heeft verlaten totdat hij de plaats van bestemming heeft bereikt;

	d. medische behandeling, indien nodig, totdat de gezondheidstoestand
van de zeevarende het toelaat naar de plaats van bestemming te reizen.

	3. Als plaats van bestemming wordt aangemerkt:

	a. de plaats waar de zee-arbeidsovereenkomst is aangegaan;

	b. het land waar de zeevarende zijn woonplaats of gewone verblijfplaats
heeft, of

	c. de plaats die in de zee-arbeidsovereenkomst of de toepasselijke
collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe
bevoegd bestuursorgaan is bepaald.

	4. Het in lid 1 bedoelde recht vervalt indien de zeevarende niet binnen
twee dagen, nadat een van de in lid 1 onder a, c, d, e, f en g genoemde
omstandigheden zich heeft voorgedaan, zijn wens tot repatriëring
kenbaar maakt aan de kapitein. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of
regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan een
langere termijn worden overeengekomen.

	5. Een afschrift van de wettelijke bepalingen inzake repatriëring is
zowel in de Nederlandse als in de Engelse taal voor de zeevarende aan
boord beschikbaar.

	6. Indien de werkgever de verplichtingen inzake repatriëring niet
tijdig nakomt, is de scheepsbeheerder aansprakelijk voor de nakoming
daarvan.

Vergoeding in geval van schipbreuk of andere ramp aan het zeeschip en in
geval van overlijden van de zeevarende

Artikel 719

	1. De werkgever is jegens de zeevarende aansprakelijk voor de schade
die de zeevarende lijdt als gevolg van schipbreuk of een andere aan het
zeeschip overkomen ramp.

	2. In geval van geheel of gedeeltelijk verlies van de uitrusting van de
zeevarende ten gevolge van schipbreuk of andere ramp heeft de zeevarende
aanspraak op een uitkering, waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij
algemene maatregel van bestuur.

	3. In geval van werkloosheid ten gevolge van schipbreuk of andere ramp
heeft de zeevarende aanspraak op een uitkering ter hoogte van het bij de
zee-arbeidsovereenkomst in geld vastgestelde deel van het loon voor de
duur van de werkloosheid, maar ten hoogste gedurende twee maanden.
Indien het loon niet naar tijdruimte is vastgesteld, betreft de
uitkering een bedrag gelijk aan het loon dat volgens gebruik bij
vaststelling van het gehele loon naar tijdruimte wordt voldaan.

	4. De uitkering, bedoeld in het derde lid, wordt verminderd met het
loon waarop de zeevarende op grond van artikel 729 recht heeft.

	5. Indien de zeevarende bij schipbreuk of andere ramp het leven
verliest, komen de in het tweede en derde lid bedoelde uitkeringen toe
aan de nagelaten betrekkingen, bedoeld in artikel 674 lid 3.

	6. De vorderingen inzake de in het tweede en derde lid bedoelde
uitkeringen zijn bevoorrecht op alle roerende en onroerende zaken van de
werkgever. Het voorrecht staat in rang gelijk met dat, bedoeld in
artikel 288, onder e, van Boek 3.

Artikel 720

	1. Indien de zeevarende overlijdt gedurende de dienst aan boord van het
zeeschip of aan de wal in verband met de dienst aan boord, komen voor
rekening van de werkgever:

	a. indien de lijkbezorging plaatsvindt buiten het land waar hij zijn
woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, de daartoe gemaakte kosten;

	b. indien de lijkbezorging plaatsvindt in het land waar hij zijn
woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, de kosten van en in verband
met het vervoer van het stoffelijk overschot naar de woonplaats of
gewone verblijfplaats in dat land, alsmede de kosten van en in verband
met de daartoe noodzakelijke opgraving van het stoffelijk overschot.

	2. De kapitein is verplicht te zorgen voor de aan boord achtergelaten
zaken van een gedurende de reis ziek geworden, vermiste of overleden
zeevarende en hij is verplicht ten overstaan van twee zeevarenden een
behoorlijke beschrijving daarvan op te maken, die door hem en door deze
zeevarenden wordt ondertekend. De kapitein draagt er zorg voor dat deze
zaken worden afgegeven aan de zeevarende of in geval van vermissing of
overlijden aan zijn nagelaten betrekkingen, bedoeld in artikel 674 lid
3.

	3. Indien de woonplaats of gewone verblijfplaats van de zeevarende of
zijn nagelaten betrekkingen onbekend is of de nagelaten betrekkingen
onbekend zijn, is de werkgever verplicht de aan boord achtergelaten
zaken gedurende drie jaren te bewaren. Na het verstrijken van deze
termijn is de werkgever bevoegd de zaken te verkopen of, indien de zaken
zich niet voor verkoop lenen, deze om niet aan een derde in eigendom
over te dragen of te vernietigen.

	4. In geval van verkoop wordt de opbrengst in de consignatiekas
gestort. De in de consignatiekas gestorte opbrengst treedt in de plaats
van de zaken.

Einde van de zee-arbeidsovereenkomst

Artikel 721

	Indien een proeftijd is overeengekomen, kan hierop geen beroep worden
gedaan zolang de dienst aan boord niet is geëindigd.

Artikel 722

	De voor bepaalde tijd aangegane of voortgezette zee-arbeidsovereenkomst
eindigt in de eerste haven, die het zeeschip aandoet nadat die tijd is
verstreken en, voor zover nodig, opzegging heeft plaatsgevonden.

Artikel 723

	1. De zee-arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, aangegaan bij de
reis, eindigt na afloop van de reis of de reizen waarvoor zij is
aangegaan.

	2. Indien de reis eindigt in een andere haven dan overeengekomen,
eindigt de zee-arbeidsovereenkomst op het tijdstip waarop de zeevarende
overeenkomstig artikel 718 is gerepatrieerd. Indien het recht van de
zeevarende op repatriëring is vervallen, eindigt de
zee-arbeidsovereenkomst in de andere haven, bedoeld in de eerste volzin,
op het moment waarop dit recht is vervallen.

Artikel 724

	1. Gedurende de tijd dat de zeevarende in dienst is aan boord van een
zeeschip kan ieder der partijen de voor onbepaalde tijd aangegane
zee-arbeidsovereenkomst door schriftelijke opzegging doen eindigen in
iedere haven die wordt aangedaan met inachtneming van een termijn van
opzegging van ten minste zeven dagen. De termijn van opzegging mag voor
de werkgever niet korter worden gesteld dan voor de zeevarende.

	2. Lid 1 is mede van toepassing als de werkgever overlijdt gedurende de
tijd dat de zeevarende in dienst is aan boord van een zeeschip, en
hetzij de erfgenamen van de werkgever, hetzij de zeevarende gebruik
willen maken van de bevoegdheid in artikel 675.

Artikel 725

	Gedurende een reis van het zeeschip kan ieder der partijen de
zee-arbeidsovereenkomst slechts op de voet van artikel 677 lid 1
opzeggen tegen het tijdstip, waarop het zeeschip zich in een haven
bevindt.

Artikel 726

	Behalve in de gevallen, genoemd in artikel 678 lid 2, zullen voor de
werkgever dringende redenen onder andere aanwezig geacht kunnen worden,
wanneer:

	a. de zeevarende een opvarende van het zeeschip mishandelt, grovelijk
beledigt of op ernstige wijze bedreigt of hem verleidt of tracht te
verleiden tot handelingen strijdig met de wet of de goede zeden;

	b. de zeevarende zich niet op grond van artikel 701 ter beschikking
houdt van de werkgever;

	c. de zeevarende hetzij tijdelijk, hetzij voorgoed de bevoegdheid wordt
ontnomen op een zeeschip dienst te doen in de functie waarin hij zich
verbonden heeft dienst te doen;

	d. de zeevarende smokkelwaren aan boord heeft gebracht of daar onder
zijn berusting heeft of in geval van de kapitein, hij smokkelwaren aan
boord heeft gebracht, daar onder zijn berusting heeft of daar heeft
toegelaten.

Artikel 727

	Behalve in de gevallen, genoemd in artikel 679 lid 2, zullen voor de
zeevarende dringende redenen aanwezig geacht kunnen worden, wanneer:

	a. hem orders worden gegeven die in strijd zijn met de
zee-arbeidsovereenkomst of met wettelijke verplichtingen van de
zeevarende;

	b. het zeeschip bestemd wordt naar een haven van een land dat in een
gewapend conflict is gewikkeld of naar een haven die is geblokkeerd,
tenzij de zee-arbeidsovereenkomst dit uitdrukkelijk voorziet en is
aangegaan na het uitbreken van het conflict of na het afkondigen van de
blokkade;

	c. hem orders worden gegeven te vertrekken naar een vijandelijke haven;

	d. het zeeschip wordt gebruikt in een gewapend conflict;

	e. het zeeschip wordt gebruikt voor het plegen van misdrijven;

	f. voor hem aan boord gevaar voor mishandeling door een andere
zeevarende dreigt;

	g. de accommodatie, de voeding of het drinkwater aan boord niet voldoet
aan het bepaalde krachtens de artikelen 48 en 48a van de Wet zeevarenden
zodanig dat dit schadelijk is voor de gezondheid van de zeevarenden;

	h. het zeeschip het recht verliest de vlag van het Koninkrijk te
voeren;

	j. de zee-arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een of meer bepaalde
reizen en het zeeschip andere reizen maakt.

Artikel 728

	In afwijking van artikel 705 kan het verzoek om ontbinding van de
zee-arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 685, mede worden gedaan aan
de kantonrechter die op grond van artikel 685 lid 3 bevoegd is.

Artikel 729

	1. Indien de zee-arbeidsovereenkomst is aangegaan bij de reis en ten
gevolge van overmacht de reis niet aanvangt of, nadat zij is
aangevangen, wordt gestaakt, eindigt de zee-arbeidsovereenkomst. De
zeevarende heeft in het laatstbedoelde geval recht op schadevergoeding
gelijk aan het in de zee-arbeidsovereenkomst naar tijdruimte in geld
vastgestelde loon, totdat hij in het land van zijn woonplaats of gewone
verblijfplaats kan zijn teruggekomen of hij eerder werk heeft gevonden.

	2. Lid 1 geldt eveneens als de zeevarende zich uitsluitend verbonden
heeft aan boord van een bepaald zeeschip dienst te doen en dit zeeschip
vergaat, ook als de zee-arbeidsovereenkomst niet bij de reis is
aangegaan.

Artikel 730

	Indien de zee-arbeidsovereenkomst is aangegaan bij de reis en de reis
door toedoen van de scheepsbeheerder niet aanvangt of, nadat zij is
aangevangen, wordt gestaakt, eindigt de zee-arbeidsovereenkomst. De
zeevarende heeft in die gevallen recht op schadevergoeding gelijk aan
het bedrag van het voor de reis vastgestelde loon.

Artikel 731

	De werkgever is verplicht binnen een maand na het einde van de dienst
aan boord de zeevarende een schriftelijke afrekening ter hand te
stellen. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens
een daartoe bevoegd bestuursorgaan kan een langere termijn worden
overeengekomen.

Artikel 732

	Na het einde van de reis, is de zeevarende, wiens
zee-arbeidsovereenkomst is geëindigd, gedurende drie werkdagen gehouden
op verzoek van de kapitein mee te werken aan het opmaken van een
scheepsverklaring als bedoeld in artikel 353 van het Wetboek van
Koophandel. De werkgever is verplicht voor deze dagen een
schadevergoeding te betalen gelijk aan het in de zee-arbeidsovereenkomst
naar tijdruimte in geld vastgestelde deel van dat loon, alsmede de
kosten van onderhoud en zo nodig van overnachting.

Artikel 733

	De kapitein die zijn zee-arbeidsovereenkomst opzegt, terwijl het door
hem gevoerde zeeschip zich op reis bevindt, is verplicht de maatregelen
te nemen, die in verband daarmee nodig zijn voor de veiligheid van het
zeeschip, de opvarenden en de zaken aan boord, op straffe van
schadevergoeding.

De zieke zeevarende

Artikel 734

	De zeevarende die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte,
zwangerschap of bevalling verhinderd is de bedongen arbeid te
verrichten, behoudt het recht op het volle loon zolang hij aan boord is.

Artikel 734a

	1. De zeevarende, bedoeld in artikel 734, heeft tot zijn herstel recht
op behoorlijke verpleging en geneeskundige behandeling.

	2. Dit recht komt evenwel niet toe aan:

	a. de zeevarende die verzekeringsplichtige is op grond van de
Zorgverzekeringswet, zolang hij verblijft in Nederland; 

	b. de zeevarende die verblijft in het land waar hij zijn woonplaats of
gewone verblijfplaats heeft.

	3. Het recht eindigt, indien de zeevarende is teruggekeerd of heeft
kunnen terugkeren naar het land waar hij zijn woonplaats of gewone
verblijfplaats heeft.

	4. Op de aanspraken, die de zeevarende heeft ingevolge dit artikel,
komen de aanspraken ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in
mindering.

Artikel 734b

	1. De zeevarende, bedoeld in artikel 734, die verzekerd is ingevolge de
Ziektewet of op wie enige daarmee overeenkomende wettelijke regeling van
een lidstaat van de Europese Unie van toepassing is, heeft, in afwijking
van artikel 629 lid 1, voor een tijdvak van twaalf weken recht op 100
procent van het loon, bedoeld in artikel 629 lid 1, als hij ter
verpleging is achtergelaten buiten het land waar hij zijn woonplaats of
gewone verblijfplaats heeft.

	2. Het recht op betaling van 100 procent van het loon eindigt zodra de
zeevarende passende arbeid kan verkrijgen en verrichten dan wel is
teruggekeerd of heeft kunnen terugkeren naar het land waar hij zijn
woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.

Artikel 734c

	Voor de berekening van het tijdvak van 104 weken, genoemd in artikel
629 lid 1, worden de periode, bedoeld in artikel 734, waarin de
zeevarende ziek aan boord is en de in artikel 734b lid 1 bedoelde
periode in aanmerking genomen.

Artikel 734d

	1. De zeevarende, bedoeld in artikel 734, die niet is verzekerd
ingevolge de Ziektewet en op wie niet een daarmee overeenkomende
wettelijke regeling van een lidstaat van de Europese Unie van toepassing
is, heeft, zolang hij niet is hersteld en ongeacht het voortduren van de
zee-arbeidsovereenkomst, gedurende ten hoogste 52 weken, recht op 80
procent van het naar tijdruimte in geld vastgestelde loon, dat hij
genoot toen hij ziek werd, verhoogd met de bij algemene maatregel van
bestuur vast te stellen geldswaarde van andere loonbestanddelen.

	2. De in lid 1 bedoelde termijn van 52 weken gaat in:

	a. als de zeevarende ziek wordt, terwijl hij niet aan boord van een
zeeschip in dienst is, op de dag, waarop hij ziek wordt;

	b. als hij ziek wordt, terwijl hij aan boord van een zeeschip in dienst
is, op de dag, waarop hij aan de wal ter verpleging wordt achtergelaten
of waarop hij, nog niet hersteld, met het zeeschip terugkomt. Wordt hij
ter verpleging achtergelaten buiten het land waar hij zijn woonplaats of
gewone verblijfplaats heeft, dan wordt de uitkering van 80 procent
gedurende de eerste 12 weken verhoogd tot 100 procent.

	3. De uitkering, bedoeld in de laatste zin van het tweede lid, eindigt
zodra de zeevarende passende arbeid kan verkrijgen en verrichten dan wel
is teruggekeerd of had kunnen terugkeren naar het land waar hij zijn
woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.

	4. Indien de ziekte een gevolg is van opzet van de zeevarende, kan de
loonaanspraak worden verbeurd of verminderd.

Artikel 734e

	1. De zeevarende, bedoeld in artikel 734d, die een ongeval krijgt in
verband met zijn zee-arbeidsovereenkomst, heeft, ongeacht het voortduren
van deze overeenkomst, recht op uitkeringen en voorzieningen
overeenkomstig de artikelen 734f tot en met 734k. Indien de zeevarende
tengevolge van het ongeval overlijdt, gaat dit recht over op zijn
nagelaten betrekkingen, bedoeld in artikel 674 lid 3.

	2. Voor de toepassing van het vorige lid en de artikelen 734f tot en
met 734j worden met een ongeval in verband met de
zee-arbeidsovereenkomst gelijkgesteld de ziekten, die voorkomen op een
bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen lijst van ziekten,
indien de zeevarende die ziekte heeft gekregen in verband met de
zee-arbeidsovereenkomst. De ziekte wordt, tenzij het tegendeel blijkt,
geacht verband te houden met de zee-arbeidsovereenkomst, indien zij zich
gedurende de arbeidsovereenkomst of binnen een bij algemene maatregel
van bestuur vast te stellen termijn na het einde van de
arbeidsovereenkomst openbaart.

	3. De in het tweede lid bedoelde gelijkstelling is niet van toepassing
indien de zeevarende zonder deugdelijke grond ter zake van de in dat lid
bedoelde ziekte geweigerd heeft een profylactische behandeling te
ondergaan dan wel heeft nagelaten zich aan een zodanige behandeling te
onderwerpen, ofschoon hem daartoe kosteloos gelegenheid werd geboden.

Artikel 734f

	1. De zeevarende, bedoeld in artikel 734d, heeft na afloop van de in
artikel 734d bedoelde termijn van 52 weken, in geval van tijdelijke
gehele ongeschiktheid tot werken, recht op een uitkering van 70 procent
van zijn loon en, in geval van tijdelijke gedeeltelijke ongeschiktheid
tot werken, op een uitkering ter hoogte van een in verhouding tot de
verloren geschiktheid tot werken staand deel van 70 procent van zijn
loon.

	2. De in het eerste lid bedoelde uitkering eindigt met ingang van de
dag, waarop blijvende gehele of gedeeltelijke ongeschiktheid tot werken
intreedt, dan wel, indien de tijdelijke gehele of gedeeltelijke
ongeschiktheid tot werken voortduurt, uiterlijk met ingang van de dag,
gelegen drie jaren na afloop van de in artikel 734d bedoelde termijn van
52 weken.

	3. De zeevarende, bedoeld in artikel 734d, die op de dag, gelegen na
afloop van de in artikel 734d bedoelde termijn van 52 weken, blijvend
geheel of gedeeltelijk ongeschikt is tot werken of binnen drie jaren na
die dag blijvend geheel of gedeeltelijk ongeschikt wordt tot werken, dan
wel op de dag gelegen drie jaren na vorenbedoelde dag, nog tijdelijk
geheel of gedeeltelijk ongeschikt is tot werken, heeft recht op een
uitkering ineens van driemaal de uitkering over een jaar, berekend naar
de uitkering, waarop hij laatstelijk aanspraak had vóór de dag, waarop
dat recht ontstaat. Met ingang van de dag, waarop recht ontstaat op een
uitkering ineens als bedoeld in de vorige zin, kunnen ter zake van het
betreffende ongeval geen rechten meer worden ontleend aan de artikelen
734e tot en met 734k.

	4. Voor de toepassing van de vorige leden wordt een zeevarende geheel
of gedeeltelijk ongeschikt geacht tot werken, indien hij ten gevolge van
een ongeval als bedoeld in artikel 734e geheel of gedeeltelijk
ongeschikt is geworden tot arbeid, die voor zijn krachten en
bekwaamheden is berekend en die met het oog op zijn opleiding en vroeger
beroep hem in redelijkheid kan worden opgedragen.

	5. Indien de zeevarende, bedoeld in artikel 734d, niet de medewerking
verleent, die redelijkerwijs van hem verlangd kan worden tot het
herkrijgen van zijn gezondheid of zijn arbeidsvermogen, voor zover deze
door een ongeval als bedoeld in artikel 734e zijn geschaad, zal bij de
schatting van de mate van ongeschiktheid tot werken, bedoeld in de
vorige leden, de toestand in aanmerking genomen kunnen worden, die
waarschijnlijk zou zijn ontstaan, indien die medewerking ten volle zou
zijn verleend.

Artikel 734g

	1. De zeevarende, bedoeld in artikel 734d, heeft ter zake van een
ongeval als bedoeld in artikel 734e van de dag van het ongeval af recht
op geneeskundige behandeling of vergoeding daarvoor, indien hij
verblijft in of heeft kunnen terugkeren naar het land, waar hij zijn
woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, uiterlijk tot de dag, gelegen
drie jaren na afloop van de in artikel 734d bedoelde termijn van 52
weken en onverminderd het bepaalde in de laatste volzin van artikel 734f
lid 3. Onder geneeskundige behandeling is begrepen het verstrekken van
kunstmiddelen, voor zover deze zijn geschiktheid tot werken kunnen
bevorderen of tot verbetering van zijn levensomstandigheden kunnen
bijdragen, alsmede het onderricht in het gebruik van die kunstmiddelen.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot het bepaalde in dit artikel.

Artikel 734h

	1. Onverminderd artikel 674 hebben de nagelaten betrekkingen, bedoeld
in artikel 734e lid 1, recht op een uitkering ineens, die bedraagt:

	a. voor degene, met wie de overledene ten tijde van het ongeval gehuwd
was of een geregistreerd partnerschap was aangegaan: driemaal de
uitkering over een jaar, berekend naar 30 procent van het loon van de
overledene;

	b. voor elk kind of stiefkind beneden de leeftijd van achttien jaar:
driemaal de uitkering over een jaar, berekend naar 15 procent en, indien
dit kind ouderloos is, berekend naar 20 procent van het loon van de
overledene;

	c. voor degene, met wie de overledene ten tijde van het ongeval in
gezinsverband samenleefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels
voorzag, niet vallende onder a of b: driemaal hetgeen hij in de regel
over een jaar tot diens levensonderhoud bijdroeg, doch niet meer dan
driemaal de uitkering over een jaar, berekend naar 30 procent van het
loon van de overledene, met dien verstande, dat, indien de betrokkene
jonger is dan achttien jaar, niet meer wordt uitgekeerd dan hij als kind
van de overledene zou hebben ontvangen.

	2. De in het eerste lid bedoelde uitkeringen zullen tezamen niet meer
bedragen dan driemaal de uitkering over een jaar, berekend naar 60
procent van het loon van de overledene. De personen, bedoeld in het
eerste lid, onder c, hebben alleen recht op een uitkering, indien de
personen, bedoeld onder a en b van dat lid allen hun volle uitkering
hebben ontvangen. Indien de personen, bedoeld in het eerste lid, onder a
en b tezamen een uitkering zouden ontvangen van meer dan driemaal de
uitkering over een jaar, berekend naar 60 procent van het loon van de
overledene, ondergaat elk van deze uitkeringen een evenredige
vermindering.

	3. Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 734e is het
bepaalde bij of krachtens artikel 8 van de Algemene nabestaandenwet van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 734i

	Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter
voorkoming of beperking van samenloop van uitkeringen of voorzieningen
als bedoeld in de artikelen 734 en 734d tot en met 734h met uitkeringen
of voorzieningen uit andere hoofde.

Artikel 734j

	Onder loon van de zeevarende wordt voor de toepassing van de artikelen
734f en 734h verstaan het naar tijdruimte in geld vastgestelde loon, dat
hij genoot tot het ongeval, bedoeld in artikel 734e, plaatsvond,
verhoogd met de bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen
geldswaarde van andere loonbestanddelen. Hetgeen het naar tijdruimte in
geld vastgestelde loon meer bedraagt dan een bij algemene maatregel van
bestuur te bepalen bedrag, wordt daarbij niet in aanmerking genomen.

Artikel 734k

	1. Indien een daartoe door Ons erkende vereniging met volledige
rechtsbevoegdheid is opgericht, is de werkgever ter waarborging van zijn
tegenover de in artikel 734d bedoelde zeevarenden en hun nagelaten
betrekkingen uit de artikelen 734d tot en met 734j voortvloeiende
verplichtingen van rechtswege aangesloten bij die vereniging.

	2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, zijn de werkgever en de
vereniging hoofdelijk verbonden tegenover de in artikel 734d bedoelde
zeevarenden en hun nagelaten betrekkingen en zijn de werkgever en de
scheepsbeheerder hoofdelijk verbonden tegenover de vereniging voor de
nakoming van de uit de artikelen 734d tot en met 734k voortvloeiende
verplichtingen.

	3. Op haar verzoek kan een vereniging worden erkend als vereniging,
bedoeld in het eerste lid, indien zij voldoet aan de volgende vereisten:

	a. dat zij opgericht is door een of meer naar Ons oordeel
representatieve organisaties van werkgevers en een of meer naar Ons
oordeel representatieve organisaties van zeevarenden, al dan niet
tezamen met een of meer werkgevers;

	b. dat zij niet beoogt winst te maken.

	4. Voor de in het derde lid bedoelde erkenning komt niet meer dan één
vereniging in aanmerking.

	5. De statuten van de in het eerste lid bedoelde vereniging moeten
zodanige bepalingen inhouden, dat:

	a. het bestuur voor de helft wordt samengesteld uit vertegenwoordigers
van de werkgevers en voor de helft uit vertegenwoordigers van de
zeevarenden;

	b. de gezamenlijke vertegenwoordigers van de werkgevers ter vergadering
evenveel stemmen uitbrengen als de gezamenlijke vertegenwoordigers van
de zeevarenden;

	c. de kosten van de uit de artikelen 734d tot en met 734k
voortvloeiende verplichtingen met betrekking tot de in het eerste lid
bedoelde zeevarenden en hun nagelaten betrekkingen, alsmede de kosten
verbonden aan de vorming en instandhouding van een reserve, per jaar
worden omgeslagen over de werkgevers naar rato van het loon, dat in dat
jaar aan de zeevarenden is uitbetaald, waarbij onder loon wordt verstaan
loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale
verzekeringen.

Artikel 734l

	1. Na zijn herstel heeft de zeevarende, ongeacht het voortduren van de
zee-arbeidsovereenkomst, recht op een uitkering, gelijk aan het naar
tijdruimte in geld vastgestelde loon, dat hij genoot toen hij ziek werd,
indien hij ter verpleging is achtergelaten buiten het land waar hij zijn
woonplaats of gewone verblijfplaats heeft en elders dan ter plaatse waar
hij zich bevond toen hij de zee-arbeidsovereenkomst met de werkgever is
aangegaan.

	2. De zeevarende heeft voorts recht op huisvesting en voeding.

	3. De in lid 1 en 2 bedoelde rechten eindigen zodra de zeevarende
passende arbeid kan verkrijgen en verrichten dan wel is teruggekeerd of
heeft kunnen terugkeren naar het land waar hij zijn woonplaats of gewone
verblijfplaats heeft of de plaats waar hij zich bevond toen hij de
arbeidsovereenkomst met de werkgever is aangegaan.

	4. Indien de ziekte een gevolg is van opzet van de zeevarende, kan de
in lid 1 bedoelde uitkering worden verbeurd of verminderd.

Artikel 734m

	1. Artikel 93, aanhef en onder c, van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering is van toepassing op alle vorderingen krachtens de
artikelen 734d tot en met 734k door of tegen de in lid 1 van artikel
734k bedoelde zeevarenden of hun nagelaten betrekkingen ingesteld tegen
onderscheidenlijk door de in dat lid bedoelde vereniging.

	2. Elk beding strijdig met enige bepaling van dit artikel of artikel
734k is nietig, behoudens dat partijen kunnen overeenkomen om een
vordering als bedoeld in het eerste lid aan arbitrage te onderwerpen.

De tijdelijk aan boord van een zeeschip werkzame werknemer

Artikel 735

	Op de arbeidsovereenkomst van de werknemer die gewoonlijk arbeid aan de
wal verricht, zijn de artikelen 702, 703, 704 lid 2, 709, 711, 718 tot
en 720, 725, 732, 734 tot en met 734c, 734e tot en met 734m en 738 van
overeenkomstige toepassing, indien en voor zolang hij gedurende de reis
arbeid aan boord van een zeeschip verricht.

De arbeidsovereenkomst naar buitenlands recht

Artikel 736

	1. Op de arbeidsovereenkomst van een zeevarende die zich verbindt
arbeid te verrichten aan boord van een zeeschip en wiens
arbeidsovereenkomst wordt beheerst door buitenlands recht, zijn de
artikelen 697, 699, 702 tot en met 712, 714 tot en met 725, 729, 731,
732, 734, 734a, 734d tot en met 734l en 738 van overeenkomstige
toepassing.

	2. Op de arbeidsovereenkomst van een werknemer die gewoonlijk arbeid
aan de wal verricht en wiens arbeidsovereenkomst wordt beheerst door
buitenlands recht zijn de artikelen 702, 703, 704 lid 2, 705, 709, 711,
718 tot en met 720, 725, 732, 734, 734a, 734d tot en met 734l en 738 van
overeenkomstige toepassing, indien en voor zolang hij gedurende de reis
arbeid aan boord van een zeeschip verricht.

Verplichtingen van de scheepsbeheerder

Artikel 737

	De artikelen 718 tot en met 720 zijn van overeenkomstige toepassing op
personen die, anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst en
ongeacht het toepasselijke recht, werkzaamheden verrichten aan boord van
een zeeschip, met dien verstande dat voor “werkgever” wordt gelezen:
scheepsbeheerder.

Artikel 738

	De scheepsbeheerder is aansprakelijk voor de nakoming van de uit de
artikelen 706 tot en met 709, 717 tot en met 720, 734 tot en met 734l
voortvloeiende verplichtingen, indien de werkgever tot nakoming daarvan
onherroepelijk is veroordeeld en niet tot nakoming overgaat.

AFDELING 12A

De zeevarende in de zeevisserij

Artikel 739

	In deze afdeling wordt verstaan onder:

	a. zeevisserij: de bedrijfsmatige uitoefening van de zeevisserij
buitengaats;

	b. kustvisserij: de kustvisserij in de zin van artikel 1, vierde lid,
onder c, van de Visserijwet 1963;

	c. arbeidsovereenkomst in de zeevisserij: de zee-arbeidsovereenkomst
die in het kader van de zeevisserij wordt aangegaan;

	d. garantieloon: het naar tijdruimte vastgestelde loon dat door de
werkgever verschuldigd is in plaats van het loon dat geheel of
gedeeltelijk bestaat uit een aandeel in de vangst of de opbrengst
daarvan, indien het laatstgenoemde loon lager uitkomt dan het
eerstgenoemde loon.

Artikel 740

	1. Op de arbeidsovereenkomst van de zeevarende in de zeevisserij zijn
de afdelingen 1 tot en met 9 en 11 en 12 van deze titel van toepassing,
voor zover daarvan in deze afdeling niet is afgeweken. De artikelen 708,
715 en 717 zijn niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst in de
zeevisserij.

	2. Op de arbeidsovereenkomst van de zeevarende in de kustvisserij zijn
de afdelingen 1 tot en met 9 en 11 van deze titel van toepassing.

	3. Van artikel 741 van deze afdeling kan niet worden afgeweken.

	4. Van artikel 745 van deze afdeling kan niet ten nadele van de
zeevarende in de zeevisserij worden afgeweken.

Artikel 741

	De werkgever en de zeevarende in de zeevisserij, wiens loon bestaat uit
een aandeel in de vangst of de opbrengst daarvan, komen een garantieloon
overeen.

Artikel 742

	Artikel 699 onder 6 geldt ten aanzien van zeevarenden in de zeevisserij
met dien verstande dat, voorzover het in geld vastgestelde loon geheel
of gedeeltelijk bestaat uit een aandeel in de vangst of de opbrengst
daarvan, het overeengekomen garantieloon en de berekeningswijze van het
aandeel van de zeevarende in de opbrengst van de vangst worden vermeld.

Artikel 743

	1. Ten aanzien van de zeevarende in de zeevisserij, wiens loon geheel
of gedeeltelijk bestaat uit een aandeel in de vangst of de opbrengst
daarvan, kan bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of
namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan worden afgeweken van artikel
623 lid 2, met dien verstande dat het tijdvak na afloop waarvan het loon
moet worden voldaan niet langer dan drie maanden is.

	2. Wordt aan de zeevarende, bedoeld in het vorige lid, een voorschot
betaald als bedoeld in artikel 624 lid 2, dan heeft de zeevarende geen
aanspraak jegens de werkgever indien het aan de in artikel 707 bedoelde
persoon overgemaakte bedrag meer bedraagt dan aan de zeevarende
verschuldigd is.

Artikel 744

	Artikel 709 geldt niet ten aanzien van de zeevarende in de zeevisserij
wiens loon bestaat uit een aandeel in de vangst of opbrengst daarvan.

Artikel 745

Voor de zeevarenden in de zeevisserij, wier loon bestaat uit een aandeel
in de vangst of de opbrengst daarvan, wordt voor de toepassing van:

a. de artikelen 719 lid 3, 732, 734, 734b, 734d, 734f, 734h, 734j en
734l onder loon verstaan het voor hen bij algemene maatregel van bestuur
vastgestelde bedrag, en 

b. artikel 729 lid 1 onder loon verstaan het garantieloon. 

D

	Boek 8 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In artikel 211 onder b wordt de zinsnede “arbeidsovereenkomsten
van de kapitein of de andere leden der bemanning” vervangen door:
zee-arbeidsovereenkomsten.

	2. Artikel 216 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Na “artikel 211,” wordt ingevoegd: onderdelen a en c,.

	2. Aan het slot wordt een zin toegevoegd luidende:

	De vorderingen genoemd in artikel 211 onder b doen een voorrecht op het
schip ontstaan en zijn alsdan daarop verhaalbaar, ongeacht of de reder
de werkgever is van de zeevarende.

ARTIKEL IX WETBOEK VAN KOOPHANDEL

	Het Wetboek van Koophandel wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 309, tweede lid, vervalt.

B

	In artikel 310 wordt “In den eersten tot en met den vierden titel”
vervangen door: In de eerste tot en met derde titel.

C

	De artikelen 346, 364, 375 tot en met 387 en 389 tot en met 392
vervallen.

D

	In artikel 349, tweede lid, wordt “schepeling” vervangen door:
zeevarende.

E

	In artikel 355 wordt “schepelingen” vervangen door: zeevarenden.

F

	In artikel 388 wordt “zeewerkgever” vervangen door: werkgever.

G

De artikelen 392a tot en met 452p vervallen, behoudens voor zover het
betreft de toepassing of overeenkomstige toepassing van deze artikelen
ingevolge de artikelen 452q, 452t, 452u en 452w.

ARTIKEL X WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

	Artikel 6, onderdeel b, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
komt te luiden:

	b. een individuele arbeidsovereenkomst of een agentuurovereenkomst,
indien de arbeid gewoonlijk in Nederland of op een Nederlands zeeschip
als bedoeld in artikel 695 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
wordt verricht of laatstelijk gewoonlijk werd verricht.

ARTIKEL XI WETBOEK VAN STRAFRECHT

	Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 469 vervalt.

B

	Artikel 470a vervalt.

C

	Artikel 475 komt te luiden:

Artikel 475

	Degene die in strijd handelt met de hem in artikel 38a Wet zeevarenden
opgelegde verplichtingen, wordt gestraft met een geldboete van de tweede
categorie.

D

	Artikel 476 vervalt.

ARTIKEL XII OVERGANGSBEPALINGEN

	1. Het bepaalde bij en krachtens artikel 407 van het Wetboek van
Koophandel alsmede artikel 470a van het Wetboek van Strafrecht blijven
na het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen IX, onderdeel G,
en XI, onderdeel B, van toepassing met betrekking tot vissersvaartuigen.

 	2. Het bepaalde bij en krachtens artikel 407, eerste en derde tot en
met zevende lid, van het Wetboek van Koophandel ten aanzien van de
verblijven van de schepeling aan boord, alsmede kombuizen en andere
ruimten voor de voeding, blijft na het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel IX, onderdeel G, van toepassing met betrekking tot schepen
waarvan de kiel is gelegd of de bouw zich in een soortgelijk stadium
bevond voor dat tijdstip.

ARTIKEL XIII

	Indien het bij koninklijke boodschap van 24 december 2002 ingediende
voorstel van wet tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het
Burgerlijk Wetboek  (28746) tot wet is of wordt verheven en in werking
treedt, wordt na afdeling 8 van Boek 7 van  het Burgerlijk Wetboek een
nieuwe afdeling toegevoegd, luidende:

AFDELING 9. VAN DE VENNOOTSCHAP VAN ZEEVARENDEN IN DE ZEEVISSERIJ

Artikel 838

	1. De overeenkomst van vennootschap ter bedrijfsmatige uitoefening van
de zeevisserij buitengaats moet schriftelijk worden aangegaan.

	2. De overeenkomst houdt in ieder geval in:

	a. de naam en voornamen van ieder van de vennoten, de dag van hun
geboorte of hun leeftijd en geboorteplaats;

	b. de plaats en de dag van het aangaan van de overeenkomst;

	c. de aanduiding van het zeeschip of de zeeschepen waarmee de
vennootschap haar bedrijf uitoefent.

	3. Van dit artikel kan niet ten nadele van een vennoot worden
afgeweken.

Artikel 839

	Nietig is een beding waarbij een vennoot wordt beperkt in zijn vrijheid
om na het einde van de vennootschapsovereenkomst op zekere wijze
werkzaam te zijn.

Artikel 840

	De kapitein is bevoegd in naam van de vennootschap te handelen vanaf
het moment dat het schip zich buitengaats bevindt.

Artikel 841

	De artikelen 702 en 720 lid 1 zijn van overeenkomstige toepassing, met
dien verstande dat in het laatstgenoemde artikel voor werkgever wordt
gelezen: vennootschap.

Artikel 842

	Een vennoot is in geval van ontbinding van de vennootschap of zijn
uittreding gedurende drie werkdagen na het eindigen van een reis
gehouden op verzoek van de kapitein mee te werken aan het opmaken van
een scheepsverklaring als bedoeld in artikel 353 van het Wetboek van
Koophandel.

ARTIKEL XIIIa AANPASSING ARTIKEL IX, ONDERDEEL G

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 december 2002 ingediende
voorstel van wet tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het
Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II, 28746) tot wet is of wordt verheven
en eerder in werking is getreden of treedt dan artikel IX, onderdeel G,
van deze wet, komt artikel IX, onderdeel G, van deze wet te luiden: 

G

	De vierde titel van het tweede boek vervalt.

ARTIKEL XIV

	Het Besluit van 14 november 1827, betrekkelijk het beheer van gelden en
goederen van zeelieden, die, ter koopvaardij  uitvarende, op de reis
komen te overlijden of vermist raken (Stb. 1827, 51) wordt ingetrokken.

HOOFDSTUK 3. MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ARTIKEL XV ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET

	Artikel 16 van de Arbeidsomstandighedenwet wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het zevende lid, aanhef, komt te luiden:

	7. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de
verplichting tot naleving van daarbij aangewezen voorschriften van deze
wet of de daarop berustende bepalingen, voor zover zij betrekking hebben
op arbeid waaraan bijzondere gevaren voor de veiligheid of de gezondheid
zijn verbonden, dan wel noodzakelijk zijn ter uitvoering van verdragen
of besluiten van volkenrechtelijke organisaties, zich mede richt tot:

	2. Het negende lid komt te luiden:

	9. De in het eerste lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op
andere onderwerpen dan die genoemd in het tweede lid of zich richten tot
andere personen dan de werkgever of de in het zevende en achtste lid
bedoelde personen, indien dat noodzakelijk is ter uitvoering van
verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties met betrekking
tot de verbetering van de veiligheid of de gezondheid.

ARTIKEL XVI WET ALLOCATIE ARBEIDSKRACHTEN DOOR INTERMEDIAIRS

	Aan hoofdstuk 1 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs
wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 1a. Uitbreiding Toepassingsgebied

	Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op
arbeid die geheel of ten dele buiten Nederland wordt verricht door
personen, werkzaam aan boord van zeeschepen die op grond van Nederlandse
rechtsregels gerechtigd zijn de vlag van het Koninkrijk te voeren.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL XVII INWERKINGTREDING

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Minister van Infrastructuur en Milieu, 

 

 

 PAGE    

 PAGE   39