32814 NR inzake Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas)
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas)
Nader rapport
Nummer: 2011D32398, datum: 2011-06-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.J.M. Verhagen, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2011Z13115:
- Indiener: M.J.M. Verhagen, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2011-06-21 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-06-28 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-06-28 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2011-09-14 12:00: Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2011-12-07 11:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2012-01-26 13:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-01-31 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2012-02-16 10:15: Wijz. Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas (32814) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-02-28 15:20: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2012-03-06 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
Preview document (đ origineel)
âs-Gravenhage, 14 juni 2011 Aan de Koningin WJZ / 11066617 Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) =========================================================== Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 27 december 2010, nr. 10.003554, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 18 april 2011, nr. W15.10.0577/IV, bied ik U hierbij aan. 1.1 en 1.2 De Afdeling merkt op dat de achtergrond van de maatregelen ten behoeve van de gelijke mededingingsvoorwaarden voortvloeien uit het feit dat in het derde energiepakket verschillende opties bestaan voor de landelijke netbeheerders: volledige eigendomsontvlechting, aanwijzing van een onafhankelijke systeembeheerder of aanwijzing van een onafhankelijke transmissiebeheerder. Met de Afdeling deel ik de mening dat dit de achtergrond van deze maatregelen is. Echter, op basis van de tekst van dit artikel kan, om te kunnen voldoen aan de randvoorwaarde dat deze toets verenigbaar moet zijn met artikel 36 van het VWEU, alleen een toets worden uitgevoerd ter bescherming van publieke belangen zoals leveringszekerheid en voorzieningszekerheid. Het waarborgen van eerlijke mededinging of gelijk speelveld is een economisch belang dat - gelet op de formulering van de bepaling - zelfstandig onvoldoende aanleiding of grondslag kan bieden voor een toetsing. Om deze reden is in het wetsvoorstel gekozen voor een âvangnetbepalingâ om vanuit deze publieke belangen invloed uit te kunnen oefenen op ongewenste overnames. 1.3 a. Aan het advies van de Afdeling om in het wetsvoorstel nader in te gaan op de verhouding met de Europese concentratieverordening, en in het bijzonder artikel 21, vierde lid, van deze verordening, is in de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel AJ, gevolg gegeven. b. Met de Afdeling deel ik de analyse dat rechtvaardigingen die zijn genoemd in de artikelen 52 en 56 van het VWEU alsmede de in de jurisprudentie erkende dwingende redenen van algemeen belang relevant zijn voor de toetsingsbevoegdheid van overnames in de energiesector, die op basis van het wetsvoorstel moeten worden gemeld. Leveringszekerheid en voorzieningszekerheid kunnen onder dit belang vallen. De Afdeling meent echter, onder verwijzing naar de uitspraak van het Gerechtshof âs-Gravenhage van 22 juni 2010, dat een beroep op leverings- en voorzieningszekerheid als dwingende reden van algemeen belang alleen kan slagen als wordt bepaald welk niveau van leveringszekerheid en voorzieningszekerheid noodzakelijk is. Zoals bekend heeft de Staat tegen de drie uitspraken van het Gerechtshof Den Haag cassatie ingesteld. EĂ©n van de elementen die daarbij wordt betwist is precies deze visie van het Gerechthof die door de Staat dan ook volledig wordt verworpen: de door het Gerechtshof gestelde eisen gaan te ver en vinden geen steun in de Europese jurisprudentie. Voldoende is dat is aangegeven waarom de (verondersteld) belemmerende maatregel een geschikt en noodzakelijk middel kan vormen om de leveringszekerheid in algemene zin te garanderen, ook op de lange termijn, althans dat er alles aan zal worden gedaan om te voorkomen dat zich problemen op het vlak van de leveringszekerheid gaan voordoen. Daarom is het streven â mede gezien de omvang van de problemen als het risico zich manifesteert â die risicoâs zo goed mogelijk te minimaliseren. De level playing field clausule vormt een geschikt en noodzakelijk middel om die situatie te bereiken. Deze visie vindt steun in de Europese jurisprudentie (zie bijvoorbeeld arrest HvJEG Commissie/BelgiĂ«, zaak C-503/99, overwegingen 49-53). Mogelijk is er sprake van een verwarring met de verplichting die de Europese jurisprudentie wel stelt, namelijk dat voor de desbetreffende investeerder vooraf duidelijk moet zijn of hij onderworpen is aan de meldingsplicht, wat de procedure is in combinatie met een vorm van rechtsbescherming (zie arrest HvJEG Commissie/Frankrijk, zaak C-483/99, overwegingen 45 tot en met 54). In dat kader is, in aanvulling op de in het wetsvoorstel opgenomen artikelen, voorzien in een ministeriĂ«le regeling die de procedure nader invult. Om niet vooruit te lopen op de uitkomsten van de cassatie, is er tot slot voor gekozen om de toelichting op dit punt niet nader aan te vullen. 1.4 De Afdeling merkt op dat de reikwijdte van het wetsvoorstel ruimer is dan de âlevel playing fieldâ clausule uit de Europese richtlijnen. Anders dan de Afdeling meen ik dat de voorgestelde wijze van implementatie wel in lijn is met het desbetreffende artikel uit de richtlijnen. In paragraaf 2.6 van het algemeen deel van de memorie van toelichting is, in lijn met het advies van de Afdeling, nader ingegaan op de reikwijdte van de meldingsplicht. 1.5 De Afdeling merkt op dat de maatregelen die worden genomen ten aanzien van gasproductie-installaties, gasopslaginstallaties en gasopslagbedrijven, omdat zij als alternatief dienen voor een toetsing onder de level playing field clausule, ter goedkeuring aan de Commissie zouden moeten worden voorgelegd ter toetsing aan artikel 47, tweede lid, van de derde gasrichtlijn. Dit standpunt van de Afdeling deel ik niet. Immers, dat bij vergunningen die op basis van de Mijnbouwwet worden afgegeven, op bepaalde zaken wordt getoetst en dat hierdoor een toets in het kader van de level playing field clausule niet meer nodig is, wil niet zeggen dat deze maatregelen op basis van de level playing field clausule worden genomen en derhalve aan de Europese Commissie dienen te worden voorgelegd. Bovenstaande is in de artikelsgewijze toelichting op artikel II, onderdeel AR, uiteen gezet. 2. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is in paragraaf 2.3 in het algemeen deel van de memorie van toelichting en in de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel C (artikel 6 van de Elektriciteitswet 1998) nader ingegaan op de verhouding tussen enerzijds artikel 35 van de derde elektriciteitsrichtlijn en artikel 39 van de derde gasrichtlijn en anderzijds artikel 21 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Ook is in navolging van het advies van de Afdeling nader ingegaan op de vraag voor welke reguleringstaken de minister beleidsregels op zou kunnen stellen. 3. De Afdeling adviseert om in de toelichting nader in te gaan op de verhouding tussen het overgangsregime van artikel VII van het wetsvoorstel en de derde elektriciteitsrichtlijn. In de toelichting op artikel VII is aan dit advies gevolg gegeven. 4. Zoals de Afdeling adviseert, is paragraaf 2.7 van het algemeen deel van de memorie van toelichting herzien en aangevuld om duidelijker tot uitdrukking te brengen op welke gronden is gekozen voor een regime van onderhandelde toegang. Daarbij is specifiek ingegaan op de toegenomen mogelijkheden van marktpartijen om te voorzien in de wisselende vraag naar gas zonder dat toegang tot een gasopslaginstallatie technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiĂ«nte toegang tot het systeem voor de levering aan netgebruikers. Momenteel zijn die andere mogelijkheden voldoende aanwezig. Deze diensten worden onder andere via de energiebeurs APX-ENDEX op het TTF aangeboden. De tarieven en voorwaarden komen derhalve tot stand op basis van een marktmechanisme. Als er al toegang moet worden verleend tot een gasopslag, zullen de voorwaarden voor deze toegang door middel van onderhandelingen tot stand komen. Daarmee wordt maximale ruimte gegeven aan partijen om zelf te komen tot voorwaarden en tarieven door de toegang tot een gasopslag. 5.1 De Afdeling merkt op dat het eenvoudiger is in de nationale wetgeving met dezelfde begrippen en uitgangspunten te werken als in de Europese regelgeving, en adviseert de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zo snel mogelijk nauwer te laten aansluiten bij de begrippen en uitgangspunten in de Europese wetgeving. Dit advies wordt onderschreven. In 2011 voert de NMa een evaluatie uit van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. In deze evaluatie zal vooral aandacht worden besteed aan de vraag of de in deze wetten genoemde doelstellingen effectiever en efficiĂ«nter kunnen worden vormgegeven. Het gaat dan onder andere om deregulering, dejuridisering en vermindering van de uitvoerings- en toezichtslasten en vermindering van de administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten (zie ook de Regeling evaluatie Elektrictieitswet 1998 en Gaswet en de toelichting hierop in Staatscourant 2011, 5405). Deze evaluatie zal naar verwachting leiden tot een meer ingrijpende herziening van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet waarbij, in navolging van het advies van de Raad van State, ook aandacht zal worden besteed aan een nauwere aansluiting bij de Europese richtlijnen. 5.2. De Afdeling maakt over de implementatie een aantal opmerkingen. a. Met de Afdeling meen ik dat artikel 6, tweede lid, van de derde elektriciteitsrichtlijn en artikel 7, tweede lid, van de derde gasrichtlijn nadere implementatie behoeven. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling zijn artikel 16, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 10a van de Gaswet aangepast, alsmede de artikelsgewijze toelichting op de wijziging van deze artikelen en de transponeringstabel. b. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling over de implementatie van artikel 25, vijfde lid, van de derde elektriciteitsrichtlijn is artikel 16, zesde lid, van de Elektriciteitswet 1998 aangepast en de toelichting op de wijziging van dit artikel aangevuld. c. De Afdeling adviseert om aan artikel 1g, eerste lid, van de Gaswet toe te voegen dat de NMa van de netbeheerders gegevens en inlichtingen kan verlangen. In het voorgestelde artikel 1g van de Gaswet wordt neergelegd dat de NMa van âgasbedrijvenâ inlichtingen en gegevens kan verlangen. Volgens de definitie van artikel 1, onderdeel j, van de Gaswet wordt onder een gasbedrijf mede een netbeheerder verstaan. Om deze reden is het niet nodig om een netbeheerder toe te voegen aan het voorgestelde artikel 1g. d. Met de Afdeling meen ik dat het wenselijk is dat de interconnector-beheerder de NMa in kennis stelt van omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot de herziening van de beschikking van de NMa dat de interconnector-beheerder voldoet aan de relevante bepalingen. Het wetsvoorstel behoeft op dit punt echter geen aanpassing omdat dit al is geregeld door de van toepassing verklaring van het voorgestelde artikel 2, zesde lid, in artikel 2b, eerste lid. e. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is in het voorgestelde artikel 18g de mogelijkheid opgenomen om bij ministeriĂ«le regeling nadere regels te stellen over de vraag wanneer er sprake is van technische of economische noodzakelijkheid voor een efficiĂ«nte toegang tot het systeem voor de levering aan netgebruikers. Het is de bedoeling deze regels uitsluitend te stellen indien hierover onduidelijkheid zou ontstaan of indien marktomstandigheden daartoe aanleiding zouden geven. Omdat de richtlijn zelf niet verplicht tot het stellen van deze criteria, is het scheppen van de mogelijkheid daartoe voldoende. 6. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is in de toelichting op de artikelen X tot en met XVIII nader ingegaan op de verhouding tussen het overgangsregime voor netten die zijn aangelegd voor recreatieve doeleinden enerzijds en de derde elektriciteitsrichtlijn en de derde gasrichtlijn anderzijds. 7. De redactionele kanttekeningen van de Afdeling zijn verwerkt. 8. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt het wetsvoorstel en de memorie van toelichting op enkele punten aan te passen. In artikel I, onderdeel G (artikel 10Aa, vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1998) is een zinsnede toegevoegd om te verduidelijken op welke wijze met de vaststelling van de tarieven moet worden omgegaan indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is aangewezen als interconnector-beheerder. Het voorgestelde artikel 9b van de Gaswet (artikel II, onderdeel M) is herschreven om ondubbelzinnig tot uitdrukking te brengen in welke gevallen een gasopslagbedrijf onafhankelijk moet zijn van andere, niet met gastransport of gasopslag samenhangende activiteiten. De voorgestelde artikelen 18g en artikel 18ga van de Gaswet zijn in artikel II, onderdelen Z en AA, herschreven om deze artikelen te verduidelijken en nauwer aan te laten sluiten bij de richtlijn. Het oorspronkelijk voorgestelde artikel 18gb kon hierdoor vervallen. Verder zijn in artikel II, onderdeel AT, aan artikel 82 van de Gaswet twee leden toegevoegd om het mogelijk te maken dat als capaciteit wordt toegedeeld door middel van een veiling of een andere marktconforme methode, de NMa de opbrengsten hieruit kan betrekken bij de methode van regulering die zij op grond van artikel 82 van de Gaswet vaststelt. De memorie van toelichting is aan bovenbeschreven wijzigingen aangepast. Tot slot is een aantal technische en redactionele wijzigingen en verbeteringen doorgevoerd in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,